ECLI:NL:RBDHA:2021:14982
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewetuitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G.A.M. van den Heuvel, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen, maar deze werd per 11 januari 2020 beëindigd door een besluit van het Uwv. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waarbij eiseres en het Uwv zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 30 november 2018 ziek had gemeld en dat zij een ZW-uitkering had ontvangen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen medische objectieve verklaring was voor de klachten van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten voldoende duidelijk waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.