ECLI:NL:RBDHA:2021:14979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van geconstateerd gebrek in bestreden besluit inzake de esdoorn op de kade

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 december 2021, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, dat betrekking had op de ophoging van de kade waar een esdoorn staat. De rechtbank had eerder een tussenuitspraak gedaan op 2 augustus 2021, waarin werd vastgesteld dat er een gebrek was in de motivering van het bestreden besluit. Verweerder kreeg de kans om dit gebrek te herstellen. In de nadere motivering die verweerder indiende, werd gesteld dat de esdoorn niet behouden kon blijven bij de voorgenomen ophoging van 44 centimeter klei. Dit werd onderbouwd door een rapport van boomtaxateur drs. V.G. van Amerongen, die concludeerde dat de esdoorn de ophoging niet zou overleven. Eiser betwistte de juistheid van de metingen en de noodzaak van de ophoging, maar de rechtbank oordeelde dat de conclusies van het rapport van Van Amerongen niet onjuist of onzorgvuldig waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder het geconstateerde gebrek had hersteld en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.870,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2661

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Sabur),
en

het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. van der Gouw).

Procesverloop

De rechtbank verwijst voor een weergave van het procesverloop naar de tussenuitspraak van 2 augustus 2021.
Bij de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat daarin is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak bij brief van 13 september 2021 een nadere motivering van het bestreden besluit ingediend.
Bij brief van 5 november 2021 heeft eiser gereageerd op de herstelpoging van verweerder.
Bij brief van 16 november 2021 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, dat het onderzoek wordt gesloten en dat binnen zes weken na de datum van verzending van die brief uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij al in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In dat kader overweegt de rechtbank dat het haar niet vrij staat om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de esdoorn op de kade niet behouden kan blijven. Uitgaande van de voorgenomen omvang van het aan te brengen grondpakket diende verweerder nader te onderzoeken of de esdoorn hiertegen naar verwachting bestand is en, zo ja, toe te lichten waarom voor de esdoorn niet eenzelfde technische oplossing is onderzocht als voor de treurwilg.
3. Verweerder heeft na de tussenuitspraak een nader rapport van boomtaxateur drs. V.G. van Amerongen (Van Amerongen) van 1 september 2021 overgelegd. In dit rapport concludeert Van Amerongen – samengevat weergegeven – dat de esdoorn een ophoging van 44 centimeter klei in één keer niet zal overleven. De boom kan slechts 10 centimeter ophoging per drie jaar aan, en dan nog zal gemonitord moeten worden of de boom dat daadwerkelijk overleeft. Ook een technische oplossing in de vorm van het onderbreken van de beschoeiing is volgens Van Amerongen niet haalbaar. Zij wijst erop dat het aan te brengen kleipakket de zuurstoftoevoer via het maaiveld verhindert, waardoor de esdoorn onvermijdelijk een deel van zijn wortelpakket zal verliezen. De mindere vitaliteit van de esdoorn brengt mee dat hij geen enkele verslechtering van zijn groeiomstandigheden kan verdragen. Verder heeft de esdoorn een oppervlakkiger wortelpakket dan de treurwilg en komt de stabiliteit van de esdoorn in gevaar door het afsterven/verwijderen van een deel van de wortels aan de kadezijde. Bovendien is een esdoorn volgens Van Amerongen in zijn algemeenheid minder goed bestand tegen veranderingen in zijn standplaats dan een treurwilg. Verweerder heeft de conclusies uit dit rapport overgenomen.
4. Eiser handhaaft zijn standpunt dat de door verweerder verrichte metingen onjuist zijn, dat een extra ophoging van 15 centimeter te veel is en dat ter plaatse van de esdoorn geen ophoging van 44 centimeter vereist is. De extra kosten die gemoeid zijn met gefaseerd onderhoud zullen volgens eiser daarnaast beperkt zijn. Eiser verzet zich verder tegen de (diepte van de) aan te brengen binnenbeschoeiing.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De conclusie van het rapport van Van Amerongen luidt dat de esdoorn niet behouden kan blijven, omdat het aan te brengen grondpakket tot sterfte van de boom zal leiden. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat deze conclusie in het rapport onjuist is of op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het rapport is afdoende en op inzichtelijke wijze uiteengezet waarom de esdoorn de ophoging niet zal overleven en waarom niet eenzelfde technische oplossing als voor de treurwilg kan worden gebruikt. De conclusie van het rapport wordt gedragen door de hieraan ten grondslag gelegde overwegingen. Eiser heeft dit rapport niet gemotiveerd betwist door bijvoorbeeld een tegenrapport van een deskundige in te brengen. Dat betekent dat verweerder dit rapport heeft mogen gebruiken om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft daarnaast in het bestreden besluit reeds afdoende gemotiveerd dat het gefaseerd ophogen van de kade onwenselijk is, omdat hiermee te hoge kosten gemoeid zijn en omdat de waterkering bij een gefaseerde ophoging lange tijd niet aan de veiligheidseisen voldoet.
7. Hetgeen eiser voor het overige heeft aangevoerd betreft de noodzaak van de ophoging van de kade en van het aanbrengen van de binnenbeschoeiing. Hierover heeft de rechtbank in haar tussenuitspraak reeds zonder voorbehoud een oordeel gegeven, zodat dit betoog van eiser thans geen bespreking meer behoeft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een uitzonderlijk geval op basis waarvan zij dient terug te komen op hetgeen in de tussenuitspraak is geoordeeld.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld.
9. Het beroep is gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek gegrond. Het bestreden besluit dient als gevolg daarvan te worden vernietigd. Nu verweerder het gebrek heeft hersteld, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand laten.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.