In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 december 2021, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, dat betrekking had op de ophoging van de kade waar een esdoorn staat. De rechtbank had eerder een tussenuitspraak gedaan op 2 augustus 2021, waarin werd vastgesteld dat er een gebrek was in de motivering van het bestreden besluit. Verweerder kreeg de kans om dit gebrek te herstellen. In de nadere motivering die verweerder indiende, werd gesteld dat de esdoorn niet behouden kon blijven bij de voorgenomen ophoging van 44 centimeter klei. Dit werd onderbouwd door een rapport van boomtaxateur drs. V.G. van Amerongen, die concludeerde dat de esdoorn de ophoging niet zou overleven. Eiser betwistte de juistheid van de metingen en de noodzaak van de ophoging, maar de rechtbank oordeelde dat de conclusies van het rapport van Van Amerongen niet onjuist of onzorgvuldig waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder het geconstateerde gebrek had hersteld en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.870,-.