6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Zij hebben het slachtoffer- een 17-jarig meisje- in de supermarkt waar zij werkte, en waar zij op dat moment alleen aanwezig was, overvallen en haar hierbij bedreigd met een mes en een gaspistool. Het slachtoffer heeft hierdoor buitengewoon angstige momenten doorgemaakt. De verdachte en zijn mededader hebben, met het mes tegen haar keel, voor haar ogen een greep uit de kassa gedaan. Daarbij is, toen het slachtoffer in paniek haar baas wilde bellen, haar telefoon uit haar hand getrokken. Met zijn handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Bovendien heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander, in dit geval de aangevers. Hierbij komt nog dat een overval als de onderhavige het gevoel van veiligheid binnen de maatschappij aantast, meer in het bijzonder dat van winkeliers, winkelpersoneel, winkelend publiek en de directe omgeving van het gebeurde.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van het eerdergenoemde wapen, te weten een gaspistool.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 29 november 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van [psychiater] van 25 augustus 2021. In dit rapport brengt de deskundige – samengevat – het volgende naar voren. Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking, een schizofreniespectrum stoornis en een matige stoornis in cannabis- en alcoholgebruik. Deze stoornissen waren ook aan de orde ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De verdachte is door zijn licht verstandelijke beperking en psychotische kwetsbaarheid makkelijk beïnvloedbaar. Volgens de deskundige is de verdachte niet goed in staat weerstand te bieden aan anderen en beschikt hij niet over voldoende verantwoordelijkheidsgevoel. Na het overlijden van zijn moeder vorig jaar ging de verdachte door een moeilijke periode en was hij extra kwetsbaar. Hierdoor was de verdachte volgens de deskundige in een verminderde mate in staat om zich adequaat te gedragen. Op grond van het voorgaande adviseert de deskundige het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en acht de conclusie van de onderzoeker duidelijk en goed onderbouwd. De rechtbank neemt deze conclusie daarom over en legt deze conclusie mede aan haar oordeel ten grondslag. De rechtbank zal de verdachte daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar achten voor het bewezen verklaarde.
De deskundige adviseert aan de verdachte een ambulante behandelverplichting bij een forensische polikliniek op te leggen, onder toezicht van de reclassering. Dit kan in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De behandeling zal zich volgens de deskundige moeten richten op de onthouding van cannabis en alcohol, het gebruik van anti-psychotische medicatie, het verkrijgen van een gestructureerde dag-invulling en ondersteuning bij het dagelijks functioneren.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 24 september 2021. Daarin wordt aangesloten bij de hiervoor weergegeven bevindingen uit het psychiatrisch onderzoek. De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Hoewel de verdachte op een beperkt verstandelijk niveau functioneert, ziet de reclassering geen indicatie voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een opname in een forensische zorginstelling, een ambulante behandelverplichting, een locatiegebod en het meewerken aan controles op middelengebruik. Tot slot adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
De straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank ziet net als de reclassering in de persoon van de verdachte geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin staat als uitgangspunt voor een overval van een winkel met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren vermeld. In dit geval weegt de rechtbank echter in strafverhogende zin mee dat de verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd, dat zij bij de overval het slachtoffer hebben bedreigd met een vuurwapen en een mes en dat het om een jong slachtoffer ging. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren. Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Bovendien heeft de verdachte de feiten bekend. Hij heeft in het kader van een mediation-traject zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden en aangegeven dat hij zich nu realiseert wat de impact van zijn handelen op het slachtoffer is geweest. De rechtbank weegt deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte mee.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden en zal zij de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en de verdachte hulp te bieden bij zijn problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de ernst van dit feit en het ingeschatte recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.