ECLI:NL:RBDHA:2021:14960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
09/164325-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een gewelddadige overval op een supermarkt met een gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 30 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewelddadige overval op een supermarkt. De verdachte, geboren in 1998 en op dat moment gedetineerd in een psychiatrisch centrum, werd beschuldigd van het tonen van een mes en een pistool aan een 17-jarig meisje, dat alleen in de supermarkt aanwezig was. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd en werd haar telefoon uit handen getrokken. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder bekennende verklaringen en aangiften van slachtoffers. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar is vanwege een licht verstandelijke beperking en psychische stoornissen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, met 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering en behandeling in een forensische kliniek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/164325-21
Datum uitspraak: 30 december 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteland] ,
op dit moment gedetineerd in het penitentiair psychiatrisch centrum te Den Haag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 7 oktober 2021 (pro forma) en 17 december 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.J. Ros, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Stolk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 december 2021 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 april 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon van het merk IPhone 6S en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 600 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of een mes in de richting van de buik van die [slachtoffer 1] te
houden en/of (de punt van) een mes tegen de keel van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- een pistool althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of:
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen/schreeuwen: “money, money” en/of
- de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te trekken;
2.
hij op of omstreeks 5 april 2021 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Atak Arms Ltd., kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank zal voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 december 2021;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 april 2021, p. 43 en 44;
3. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 15 juli 2021, p. 308;
ten aanzien van feit 2:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 december 2021;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2021, p. 101-103.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 5 april 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon van het merk iPhone 6S en een geldbedrag
toebehorendeaan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en een mes in de richting van de buik van die [slachtoffer 1] te
houden en de punt van een mes tegen de keel van die [slachtoffer 1] te zetten en
;
- een pistool te tonen aan die [slachtoffer 1] en
;
- tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen: “money, money” en
;
- de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te trekken;
2.
hij op 5 april 2021 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Atak Arms Ltd., kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk strafdeel van 9 maanden, in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsrapport.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Zij hebben het slachtoffer- een 17-jarig meisje- in de supermarkt waar zij werkte, en waar zij op dat moment alleen aanwezig was, overvallen en haar hierbij bedreigd met een mes en een gaspistool. Het slachtoffer heeft hierdoor buitengewoon angstige momenten doorgemaakt. De verdachte en zijn mededader hebben, met het mes tegen haar keel, voor haar ogen een greep uit de kassa gedaan. Daarbij is, toen het slachtoffer in paniek haar baas wilde bellen, haar telefoon uit haar hand getrokken. Met zijn handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Bovendien heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander, in dit geval de aangevers. Hierbij komt nog dat een overval als de onderhavige het gevoel van veiligheid binnen de maatschappij aantast, meer in het bijzonder dat van winkeliers, winkelpersoneel, winkelend publiek en de directe omgeving van het gebeurde.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van het eerdergenoemde wapen, te weten een gaspistool.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 29 november 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van [psychiater] van 25 augustus 2021. In dit rapport brengt de deskundige – samengevat – het volgende naar voren. Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking, een schizofreniespectrum stoornis en een matige stoornis in cannabis- en alcoholgebruik. Deze stoornissen waren ook aan de orde ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De verdachte is door zijn licht verstandelijke beperking en psychotische kwetsbaarheid makkelijk beïnvloedbaar. Volgens de deskundige is de verdachte niet goed in staat weerstand te bieden aan anderen en beschikt hij niet over voldoende verantwoordelijkheidsgevoel. Na het overlijden van zijn moeder vorig jaar ging de verdachte door een moeilijke periode en was hij extra kwetsbaar. Hierdoor was de verdachte volgens de deskundige in een verminderde mate in staat om zich adequaat te gedragen. Op grond van het voorgaande adviseert de deskundige het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en acht de conclusie van de onderzoeker duidelijk en goed onderbouwd. De rechtbank neemt deze conclusie daarom over en legt deze conclusie mede aan haar oordeel ten grondslag. De rechtbank zal de verdachte daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar achten voor het bewezen verklaarde.
De deskundige adviseert aan de verdachte een ambulante behandelverplichting bij een forensische polikliniek op te leggen, onder toezicht van de reclassering. Dit kan in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De behandeling zal zich volgens de deskundige moeten richten op de onthouding van cannabis en alcohol, het gebruik van anti-psychotische medicatie, het verkrijgen van een gestructureerde dag-invulling en ondersteuning bij het dagelijks functioneren.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 24 september 2021. Daarin wordt aangesloten bij de hiervoor weergegeven bevindingen uit het psychiatrisch onderzoek. De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Hoewel de verdachte op een beperkt verstandelijk niveau functioneert, ziet de reclassering geen indicatie voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een opname in een forensische zorginstelling, een ambulante behandelverplichting, een locatiegebod en het meewerken aan controles op middelengebruik. Tot slot adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
De straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank ziet net als de reclassering in de persoon van de verdachte geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin staat als uitgangspunt voor een overval van een winkel met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren vermeld. In dit geval weegt de rechtbank echter in strafverhogende zin mee dat de verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd, dat zij bij de overval het slachtoffer hebben bedreigd met een vuurwapen en een mes en dat het om een jong slachtoffer ging. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren. Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Bovendien heeft de verdachte de feiten bekend. Hij heeft in het kader van een mediation-traject zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden en aangegeven dat hij zich nu realiseert wat de impact van zijn handelen op het slachtoffer is geweest. De rechtbank weegt deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte mee.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden en zal zij de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en de verdachte hulp te bieden bij zijn problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de ernst van dit feit en het ingeschatte recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (twaalf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland aan de Bezuidenhoutseweg 179 (2594 AH) in Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende een jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een forensisch klinische voorziening althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de directeur van deze instelling worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich gedurende de proeftijd, na de klinische opname, onder behandeling stelt van GGZ Delfland of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen zoals door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich , gedurende de eerste maanden na de klinische opname op door de reclassering in overleg met de betrokkenen te bepalen tijdstippen bevindt op het verblijfadres van de veroordeelde, indien en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. F.C.W. de Graaf, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.I.J. van den Bogert, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het [proces-verbaal] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag - Zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 467).