ECLI:NL:RBDHA:2021:1491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/09/604266 / FA RK 20-8993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige met gedragsproblemen en verstandelijke beperking

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige zoon, geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogd aan te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die lijdt aan een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, intensieve begeleiding nodig heeft die zijn ouders niet kunnen bieden. De moeder was van rechtswege belast met het ouderlijk gezag, maar de rechtbank oordeelde dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd door de situatie thuis. De ouders waren niet in staat om de noodzakelijke opvoeding en verzorging te bieden binnen een aanvaardbare termijn.

De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de belangen van de minderjarige voorop stonden. De moeder voerde verweer tegen het verzoek, maar de rechtbank concludeerde dat de spanningen tussen de ouders en de jeugdbeschermer, evenals de onduidelijkheid over de rol van de ouders, schadelijk waren voor de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting als voogd aan te stellen, om zo duidelijkheid en stabiliteit te bieden aan de minderjarige.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De rechtbank benadrukte dat de ouders altijd een belangrijke rol in het leven van de minderjarige zullen blijven spelen, maar dat er nu duidelijkheid moest komen over de verantwoordelijkheden.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: FA RK 20-8993 / C/09/604266
Datum uitspraak: 9 februari 2021
Beschikking van de Enkelvoudige Kamer
Beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 10 december 2020 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

de moeder,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. M.J. Boers te Den Haag,

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
de beoogd voogd.
De rechtbank merkt als informant aan:

[de man] ,hierna te noemen: de vader,wonende te [woonplaats 2]

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen het verzoekschrift, waaronder het Raadsrapport d.d. 1 december 2020.
Op 9 februari 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, met zaaknummer C/09/607080 / JE RK 21-195. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de heer [de man]
  • De moeder is van rechtswege eenhoofdig belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 26 augustus 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 28 augustus 2020 tot 28 februari 2021, alsmede voor dezelfde duur machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij [verblijfplaats] .

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te benoemen tot voogd over [minderjarige] .
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] is een jongen met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Hierdoor heeft hij intensieve begeleiding nodig van professionals om te kunnen functioneren. Momenteel verblijft [minderjarige] bij [verblijfplaats] , waar hem structuur, duidelijkheid, stabiliteit en regelmaat wordt geboden. De ouders zijn niet in staat om [minderjarige] de intensieve opvoeding te bieden die hij nodig heeft. Al sinds 2018 is duidelijk dat [minderjarige] daarom niet meer terug naar huis kan en zijn perspectief ergens anders ligt. De ouders staan niet achter de huidige plek van [minderjarige] , waardoor er een moeizame samenwerking is tussen de ouders, de jeugdbeschermer en [verblijfplaats] . De moeder hoopt nog steeds dat [minderjarige] weer bij haar kan komen wonen. De ouders hebben onvoldoende probleeminzicht wat hun eigen gedrag teweeg brengt bij [minderjarige] en de spanningen in de samenwerking zijn verwarrend voor [minderjarige] . Hierdoor verkeert [minderjarige] in een loyaliteitsconflict en ervaart hij veel onrust, waardoor hij stagneert in zijn ontwikkeling. Het is van belang dat het gezag van de moeder wordt beëindigd, zodat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] over zijn perspectief.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft verklaard dat [minderjarige] klem zit tussen wat de ouders van hem verwachten en wat [verblijfplaats] van hem vraagt. Gezien de problematiek van [minderjarige] heeft hij professionele begeleiding nodig en is het niet haalbaar hem weer thuis te plaatsen. De aanvaardbare termijn is verstreken en het is voor alle betrokken partijen van belang dat er helderheid komt over het perspectief van [minderjarige] en de rol van de ouders.
De moeder voert, mede bij monde van haar advocaat, verweer tegen het verzoek. De moeder heeft verklaard dat [verblijfplaats] zich niet altijd aan de gemaakte afspraken houdt, terwijl structuur en duidelijkheid van belang zijn voor [minderjarige] . Hierdoor ontstaat er strijd en verkeert [minderjarige] in een loyaliteitsconflict. Dit probleem wordt niet opgelost met de gezagsbeëindiging. Op dit moment gaat het veel beter met [minderjarige] en heeft hij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Ook de samenwerking tussen de partijen is verbeterd, doordat er beter naar elkaar wordt geluisterd. De moeder wil dat [minderjarige] op dit moment bij [verblijfplaats] blijft, waardoor de plaatsing ook kan worden voortgezet in het vrijwillige kader. Op de lange termijn heeft de moeder nog de wens dat [minderjarige] bij haar komt wonen, maar een gezagsbeëindiging zal die wens niet wegnemen. De moeder is zich er van bewust dat ze [minderjarige] hier niet mee moet belasten en doet dat ook niet. Er is geen sprake van een situatie waarin de moeder de opvoeding en verzorging niet kan dragen binnen de aanvaardbare termijn. Het gaat op dit moment veel beter met [minderjarige] en het is in zijn belang dat er op de lange termijn gekeken kan worden of hij weer thuis kan worden geplaatst. De moeder verzoekt daarom de gezagsbeëindiging af te wijzen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [minderjarige] door zijn verstandelijke beperking en gedragsproblemen intensieve begeleiding en ondersteuning nodig heeft van professionals om te kunnen functioneren en om zijn veiligheid te kunnen waarborgen. De ouders zijn niet in staat om [minderjarige] deze intensieve opvoeding te bieden, waardoor het perspectief van [minderjarige] al langere tijd niet meer thuis ligt. Door visieverschillen is er sprake van een spanningsvolle samenwerking tussen de ouders, de jeugdbeschermer en de begeleiders van [verblijfplaats] . De moeder heeft de wens dat [minderjarige] op de langere termijn weer thuis komt wonen en belast hem hiermee. Ze lijkt onvoldoende te erkennen dat [minderjarige] blijvende intensieve intramurale begeleiding nodig heeft, wat niet in de thuissituatie kan worden geboden en raakt regelmatig in conflict met de begeleiders van [minderjarige] . [minderjarige] merkt deze spanningen, waardoor hij, ook op korte termijn, onrust ervaart en in een loyaliteitsconflict verkeert. Hij weet niet waar hij aan toe is, waardoor zijn gedragsproblemen verergeren en zijn ontwikkeling stagneert. De rechtbank is van oordeel dat deze onzekerheid belastend is voor [minderjarige] en dat de aanvaardbare termijn is verstreken. De rechtbank benadrukt dat de ouders altijd een belangrijke rol zullen spelen in het leven van [minderjarige] , maar dat het in het belang van [minderjarige] is dat er duidelijkheid komt over waar de moeder wel en niet over mag beslissen. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De gecertificeerde instelling heeft schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. De rechtbank is van oordeel dat de gecertificeerde instelling de voogdij op een neutrale manier kan uitvoeren en het belang van [minderjarige] kan bewaken. De rechtbank zal de voogdij over [minderjarige] daarom beleggen bij de gecertificeerde instelling.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
de moeder: [de vrouw] geboren op [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2] ,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] ,
benoemt tot voogd over voormelde minderjarige:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021 door mr. M. Kramer, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.