In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de Gemeente Den Haag tot verhaalsbijstand. De man, die gehuwd is met de vrouw, heeft jarenlang niet samengewoond met haar, maar het huwelijk is nog steeds van kracht. De Gemeente verzocht om te bepalen dat de man met ingang van 1 oktober 2019 een bedrag van € 765,45 per maand aan bijstandsverlening aan de vrouw moest vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw op 1 oktober 2019 al meer dan anderhalf jaar niet samenwoonden en dat de vrouw op dat moment leefde op bijstandsniveau. De rechtbank heeft de onderhoudsplicht van de man beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:81 en 1:84 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de man verplicht is om 'het nodige' te verschaffen aan zijn echtgenote, ook al woonden zij niet samen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man, ondanks zijn beperkte financiële situatie, in staat was om een bijdrage te leveren aan de huishoudkosten van de vrouw. De rechtbank heeft de totale huishoudkosten van de echtelieden vastgesteld op € 2.620,- per maand, en op basis van de financiële gegevens van de man, heeft de rechtbank bepaald dat de man een bijdrage van € 336,84 per maand kon leveren. De rechtbank heeft het verzoek van de Gemeente Den Haag toegewezen tot dit bedrag en het hogere verzoek afgewezen. De uitspraak benadrukt dat de onderhoudsplicht van de man niet alleen afhankelijk is van de samenwoning, maar ook van de financiële situatie en de verplichtingen die voortvloeien uit het huwelijk.