ECLI:NL:RBDHA:2021:14809

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rangwaardering van de functie unit manager door de minister van Defensie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair die in de rang van kapitein is gewaardeerd, en de minister van Defensie. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, waarin zijn functie als unit manager werd gewaardeerd met een somscore van 47 punten, wat volgens eiser zou moeten leiden tot een waardering in de rang van majoor. Eiser stelde dat hij per januari 2019 werkzaamheden had verricht die bij de functie van unit manager hoorden en dat hij daarom recht had op een aanpassing van zijn functiebeschrijving en beloning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de functie van unit manager in redelijkheid in de rang van kapitein heeft gewaardeerd. De rechtbank overwoog dat de waardering van functies op basis van een functiewaarderingssysteem een discretionaire bevoegdheid is van de minister, die slechts terughoudend door de rechtbank kan worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat de minister de functie op basis van de functiebeschrijving had gewaardeerd en dat er bij een somscore van 47 sprake was van een overlappende rangbracket voor zowel kapiteins- als majoorsfuncties.

De rechtbank oordeelde dat de keuze van de minister om de functie in de rang van kapitein te waarderen, gelet op de beleidsfactoren en de gelijkheid tussen burgers en militairen, redelijk was. Eiser's beroepsgronden werden verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1249

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. van Zoelen),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Damstra).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser geplaatst op de functie van unit manager infrastructuur en services (hierna: unit manager).
Bij besluit van 5 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 24 november 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, inmiddels na sollicitatie op een andere functie bevorderd tot majoor, heeft in de periode van november 2017 tot oktober 2020 een functie in rang van kapitein vervuld. De functiebenaming was aanvankelijk ‘hoofd bedrijfsbureau infrastructuur en services’. Na een reorganisatie is de functiebenaming per 1 januari 2019 gewijzigd naar hoofd bedrijfsbureau, ook vond er een wijziging plaats in de werkzaamheden.
2. Volgens eiser heeft hij per januari 2019 werkzaamheden uitgevoerd behorende bij de functie unit manager. Aangezien aan de functie van unit manager, met een somscore van 47 punten, de rang van majoor toekomt moet hij ook per 1 januari 2019 worden gewaardeerd in rang van majoor. Om deze reden heeft hij een verzoek ingediend om zijn functiebeschrijving aan te laten passen naar unit manager met de daarbij behorende beloning.
3. Verweerder heeft de functiebenaming gewijzigd naar unit manager, maar de rang van kapitein in stand gelaten.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de standaard functiebeschrijving uit 2010 van toepassing is, waar de rang van majoor en (burger)schaal 10 aan is gekoppeld. Niet is gebleken waarom personen in dezelfde functie, met eenzelfde functieomschrijving, worden gewaardeerd in rang van kapitein. Hiermee wordt voorbij gegaan aan het uitgangspunt dat identieke functies moeten leiden tot identieke waarderingen. Bovendien heeft verweerder niet goed gemotiveerd op welke wijze de beleidsvrije ruimte is ingevuld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank overweegt dat verweerder de functie op basis van de functiebeschrijving heeft gewaardeerd door toepassing van het functiewaarderingssysteem FUWADEF 2014. Hierin heeft hij punten toegekend aan onderdelen van een functiebeschrijving. Het puntentotaal heet de somscore en kan met behulp van een conversietabel worden herleid tot een bepaalde rang of schaal of soms tot meerdere aansluitende rangen of schalen. Wanneer een somscore bij meerdere rangen past is er sprake van overlappende rangbracket. Verweerder kan dan ten aanzien van een functie kiezen tussen twee rangen. Een evenwichtige opbouw van de organisatie staat hierbij centraal. Verder is het mogelijk om met toepassing van de zogenaamde beleidsfactor af te wijken van de uitkomsten van het functiewaarderingssysteem. Als beleidsfactoren worden onderkend: vereiste hiërarchieke verhoudingen, rangsverhoudingen binnen internationale bevelsstellingen en systeem van legervorming en gesloten personeelssysteem. De rechtbank overweegt dat de vaststelling van de aan een functie verbonden rang door middel van een systeem van functiewaardering een bevoegdheid is met een discretionair karakter. Een met uitoefening van die bevoegdheid genomen besluit kan de rechtbank slechts terughoudend toetsen.
6. De rechtbank overweegt dat bij een somscore van 47 er sprake is van overlappende rangbracket voor kapiteins- en majoorsfuncties. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in de functieomschrijving uit 2010 de rang van majoor is genoemd, omdat deze rang gebruikelijk is bij een somscore van 47. Het gezag kan gebruikmakend van de beleidsvrije ruimte bepalen dat in dit geval de burgerschaal 10 leidend is om de militaire functie op kapitein te waarderen. Verweerder heeft hiervoor gekozen om de gelijkheid tussen burgers en militairen die eenzelfde functie vervullen te waarborgen. Bovendien is deze functie sinds 2010 vervuld door kapiteins en zijn de opgedragen taken hiermee in overeenstemming. Naar aanleiding van de door verweerder gegeven toelichting is de rechtbank is van oordeel dat verweerder de functie van unit manager met somscore 47 dan ook in redelijkheid in de rang van kapitein heeft gewaardeerd. Gelet op het voorgaande slagen de beroepsgronden niet.
7.
Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.