ECLI:NL:RBDHA:2021:14808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3930
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake gevolgen WNRA en doorwerken na AOW-gerechtigde leeftijd

In deze zaak heeft eiser, die lange tijd bij de belastingdienst heeft gewerkt, bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig informeren over de gevolgen van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA). Eiser heeft op 19 december 2019 bezwaar gemaakt, omdat hij niet op de hoogte was gesteld van de gevolgen van de WNRA, met name de mogelijkheid om door te werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Eiser heeft ook een verzoek ingediend om op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) door te mogen werken tot 1 mei 2022.

Het bestreden besluit van 26 oktober 2021 verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft op 13 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser voerde aan dat hij niet tijdig was ingelicht over de nieuwe regels en dat de passieve houding van verweerder een rechtsgevolg had gecreëerd. De rechtbank overwoog dat het nalaten van verweerder om eiser te informeren niet kan worden aangemerkt als een besluit met rechtsgevolg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2020 de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en dat de mogelijkheid om door te werken na deze leeftijd alleen bestaat in specifieke gevallen, mits er overeenstemming is tussen de medewerker en het bevoegd gezag. Eiser heeft een aanbod om door te werken in andere functies afgewezen, omdat deze niet overeenkwamen met zijn eerdere functie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3930

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
en

de staatssecretaris van financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. E.W. Top en mr. C. van Brenk)

Procesverloop

Op 19 december 2019 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen ‘de gang van zaken’ met betrekking tot het niet tijdig informeren over de gevolgen van Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (de WNRA), meer in het bijzonder het niet tijdig informeren over de mogelijkheid om te kunnen doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend om op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (het ARAR) door te mogen werken tot 1 mei 2022.
Bij besluit van 26 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben aanvullende stukken ingediend.
De zitting heeft op 1 november 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser heeft lange tijd bij de belastingdienst gewerkt, onder meer als heffingsspecialist vennootschapsbelasting.
2. Op 1 januari 2020 is de WNRA in werking getreden. Na de inwerkingtreding van de WNRA bestaat er geen mogelijkheid meer om na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door te blijven werken. Anders dan onder het ARAR moeten werkgever en werknemer daar nu gezamenlijk overeenstemming over bereiken. Op 22 augustus 2020 heeft eiser de AOW-gerechtigde leeftijd van 66 jaar en vier maanden bereikt. Eisers arbeidsovereenkomst is om deze reden van rechtswege geëindigd.
3. Op 19 december 2019 heeft eiser per e-mail bezwaar gemaakt tegen ‘de gang van zaken’. Volgens eiser is hij niet tijdig ingelicht over de op hem betrekking hebbende gevolgen van de WNRA. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend om op basis van de oude regelgeving door te mogen werken tot zijn 70e levensjaar.
4. Bij brief van 23 april 2020 heeft verweerder eisers verzoek om tot zijn 70e levensjaar door te werken gemotiveerd afgewezen. Verder heeft verweerder met het bestreden besluit aangegeven dat er geen sprake kan zijn van een formeel bezwaar, wegens het ontbreken van een beslissing met rechtsgevolg.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser voert aan hij niet tijdig is ingelicht over wat deze nieuwe regels voor hem betekenen. Dit terwijl verweerder op de hoogte was van het feit dat hij tot 1 mei 2022 wilde doorwerken. Door de passieve houding van verweerder is er een rechtsgevolg in het leven geroepen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat een feitelijke handeling gelijkgesteld kan worden met een besluit op grond van artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Op van de schakelbepaling van artikel 6:1 van de Awb bestaat er een mogelijkheid om hiertegen rechtsmiddelen aan te wenden, zoals bezwaar en beroep tegen het niet (tijdig) verrichten van die rechtens relevante feitelijke handeling.
7. Ter zitting is aan de zijde van verweerder te kennen gegeven dat eiser niet rechtstreeks in zijn rechtspositioneel belang wordt getroffen, omdat alleen medewerkers die uiterlijk op 31 december 2019 de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, ongeclausuleerd gebruik kunnen maken van de regeling die doorwerken tot het 70e levensjaar mogelijk maakt. Doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd is vanaf 1 januari 2020 alleen mogelijk in specifieke gevallen op basis van een overeenstemming tussen het bevoegd gezag en de medewerker. Met de zogenoemde ‘nee-tenzij’ regeling is een knip gemaakt tussen de ARAR en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rijk 2018-2020.
8. Nu eiser in 2020 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, is met hem gesproken over de ‘nee-tenzij’ regeling. Verweerder heeft eiser de mogelijkheid geboden na zijn pensioengerechtigde leeftijd door te werken in beschikbare accountancy klussen. Dit aanbod heeft eiser afgewezen, omdat de klussen in werkzaamheden en salaris afwijken van zijn voorgaande functie.
9. De rechtbank overweegt dat het nalaten van verweerder om eiser te informeren over de gevolgen van de WNRA niet kan worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gericht besluit. De rechtbank overweegt dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
10. Het beroep is ongegrond.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021.
griffier rechter
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.