ECLI:NL:RBDHA:2021:14805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing uit opleiding medewerker bijzondere opdrachten brigade speciale beveiliging wegens integriteitsschending

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een beroepsmilitair in de rang van sergeant bij het Korps Mariniers, en de minister van Defensie. Eiser was ontheven uit de opleiding tot medewerker bijzondere opdrachten bij de brigade speciale beveiliging, omdat hij tijdens een overlevingsopdracht in Breda contact had gemaakt met derden, wat in strijd was met de opleidingsregels. Eiser had de opdracht gekregen om 72 uur zonder hulp van derden of geld te overleven, maar heeft dit verbod geschonden door het huis van een kennis te betreden. De minister van Defensie verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister een discretionaire bevoegdheid heeft om een militair uit een opleiding te ontheffen op basis van artikel 16d van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). De rechtbank toetst het bestreden besluit terughoudend en kijkt of de minister in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Eiser betoogde dat hij gemotiveerd en integer is en vroeg om een tweede kans, maar de rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid twijfels kon hebben over de integriteit van eiser, gezien zijn eerdere handelen en het ontkennen van het incident. De rechtbank concludeerde dat de ontheffing uit de opleiding gerechtvaardigd was, gezien de hoge eisen van integriteit voor de functie.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Koolmees),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: kapt. mr. M. Nassiri).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser ontheven uit de opleiding tot medewerker bijzondere opdrachten brigade speciale beveiligingsopdrachten (MBO BSB).
Bij besluit van 22 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 1 november 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Voor verweerder is zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door de heer [A], de klassenbegeleider van de opleiding MBO BSB.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is een beroepsmilitair in de rang van sergeant bij het Korps Mariniers. In 2019 is eiser begonnen met de opleiding tot medewerker bijzondere opdrachten bij de brigade speciale beveiliging. In het kader van zijn opleiding heeft hij de opdracht gekregen om gedurende 72 uur in Breda te overleven, zonder hulp van derden of burgers en zonder geld. Tijdens de opdracht heeft eiser contact gemaakt met derden, terwijl dit expliciet niet was toegestaan.
2. Verweerder heeft eiser ontheven uit de opleiding, omdat hij niet voldoet aan de gestelde opleidingseisen, meer specifiek de competentie integriteit.
3. Eiser kwalificeert zichzelf als een gemotiveerd en integer persoon die graag de opdracht opnieuw wil uitvoeren, zodat hij met succes zijn opleiding kan afronden. Mede gelet op zijn goede staat van dienst kan hem in alle redelijkheid een tweede kans worden geboden. Het ontheffen van eiser uit de opleiding is in dit geval een te zware maatregel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De op grond van artikel 16d van het Algemeen militair ambtenarenreglement (het AMAR) aan verweerder toegekende bevoegdheid tot ontheffing van een militair uit een opleiding, betreft een discretionaire bevoegdheid. Dit brengt mee dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetst. Beoordeeld wordt of verweerder, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid tot ontheffing van eiser uit de opleiding heeft kunnen komen, dan wel of verweerder in strijd heeft gehandeld met enige ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen.
5. In dit geval was eiser bekend met het verbod op contact met derden tijdens de opdracht en de gevolgen van het handelen in strijd met dit verbod. Toch heeft eiser er bewust voor gekozen om tijdens de opdracht het huis van een kennis te betreden. Eiser heeft dit incident aanvankelijk ontkend, ook nadat de klassenbegeleider meerdere malen aan hem had gevraagd of hij contact had gemaakt met derden. Hij heeft het incident pas toegegeven nadat bekend werd dat er een foto was gemaakt van hem in het bijzijn van een derde. Gelet hierop kan verweerder in redelijkheid grote twijfels hebben of eiser de opdracht bij een herkansing in de toekomst op een geloofwaardige en betrouwbare wijze zal vervullen. Daarom hoefde verweerder hem geen tweede kans te bieden.
6. Nu voor een functie van medewerker bijzondere opdrachten bij de brigade speciale beveiliging een hoge mate van integriteit verwacht mag worden heeft verweerder eiser onder deze omstandigheden in redelijkheid kunnen ontheffen uit de opleiding.
Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
7.
Het beroep is ongegrond.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
griffier rechter
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.