ECLI:NL:RBDHA:2021:14801

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
SGR 21/5912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving met betrekking tot gemeentelijk monument en omgevingsvergunning

In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 december 2021, in de zaak SGR 21/5912, is het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen de werkzaamheden aan een pand dat gedeeltelijk als gemeentelijk monument is aangewezen, afgewezen. Eiseres had in een brief van 8 januari 2021 verzocht om handhaving, omdat zij meende dat derde-partij delen van het gemeentelijk monument sloopt zonder de vereiste omgevingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in zijn primaire besluit van 10 februari 2021 en het bestreden besluit van 21 juli 2021 terecht heeft geoordeeld dat de sloopwerkzaamheden niet in strijd zijn met de monumentenstatus van het pand. Verweerder heeft zich gebaseerd op eerdere besluiten en de status van het pand als gemeentelijk monument, waarbij alleen het voorste gedeelte als monumentaal is aangewezen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de sloop van andere delen van het pand in strijd is met de monumentenstatus. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet heeft aangetoond dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van handhavend optreden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5912

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: E. Falan).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij] B.V., te [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. J.J. Turenhout).

Procesverloop

In het besluit van 10 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden afgewezen.
In het besluit van 21 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2021 op zitting behandeld. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank ook het beroep met zaaknummer SGR 20/6506 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens derde-partij zijn [B] en [C] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van derde-partij.

Overwegingen

1. Bij de rechtbank zijn twee beroepen van eiseres aanhangig die betrekking hebben op het pand gelegen aan de [adres] [huisnummer] , te [plaats] . Deze beroepen hebben de zaaknummers SGR 20/6506 en SGR 21/5912. De rechtbank doet vandaag afzonderlijk (tussen)uitspraak in beide zaken.
2.1.
Verweerder heeft op 8 september 2020 omgevingsvergunning verleend aan derde-partij verleend (1) het bouwen van een bouwwerk en (2) het handelen in strijd met de regels van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), alsmede (3) het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo. Het bouwplan, voorziet in het verbouwen en uitbreiden van het pand gelegen aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] , genaamd “ [pand] ” (het pand). In het pand zullen 9 appartementen worden gerealiseerd.
2.2.
Eiseres heeft verweerder in de brief van 8 januari 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen de (sloop)werkzaamheden die derde-partij aan het pand verricht. Zij heeft kort gezegd aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat derde-partij delen van het (onbetwiste deel van het) gemeentelijk monument sloopt waarvoor geen omgevingsvergunning is verleend.
3. In het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen. Verweerder legt daaraan ten grondslag dat uit het besluit van 22 november 2016 volgt dat het voorste gedeelte van het pand is aangewezen als gemeentelijk monument en het gedeelte waarop de zaal staat nadrukkelijk van deze aanwijzing en de daaraan verbonden bescherming is uitgesloten. De stelling van eiseres dat onderdelen van het pand worden gesloopt die als monument bescherming genieten volgt verweerder daarom niet. Op basis van de foto’s en de bezoeken ter plaatse concludeert verweerder dat alleen die delen van het pand zijn gesloopt die met de sloopmelding gesloopt mochten worden. Er is en wordt niet gesloopt aan het monumentale gedeelte van het pand. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit – onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften – gehandhaafd.
4. Eiseres voert – samengevat weergegeven en zoals ter zitting nader toegelicht – aan dat de status van het object als gemeentelijke monument onjuist is beoordeeld. Er is sprake van elkaar tegensprekende besluiten van 22 november 2016. Verder is verweerder er ten onrechte van uitgegaan dat enkel het voorste gedeelte van het object monumentale status zou toekomen. Het gehele pand bezit monumentale aspecten. Dit blijkt volgens eiseres uit het in augustus 2016 op verzoek van de gemeente Alphen aan den Rijn door de Stichting Dorp, Stad & Land (DSL) opgestelde document “Beschrijving en waardering waardevolle panden Boskoop” en het bouwhistorisch onderzoek dat op 16 mei 2017 eveneens in opdracht van de gemeente is verricht door Adviesbureau MSP (MSP).
4.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat sprake is van elkaar tegensprekende besluiten van 22 november 2016. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit (mede) gebaseerd op het besluit van 22 november 2016. In dit besluit heeft verweerder het pand [adres] [huisnummer] , te [plaats] gedeeltelijk aangewezen als gemeentelijk monument. Volgens eiseres heeft de (toenmalig) eigenaar van het pand dit besluit van 22 november 2016 ontvangen, terwijl de Erfgoedvereniging Heemschut bij brief van 23 november 2016 een ander besluit van 22 november 2016 heeft ontvangen waarin het pand geheel als gemeentelijk monument is aangewezen. Het “besluit” van 22 november 2016 aan de Erfgoedvereniging Heemschut betreft echter geen besluit, maar de besluitenlijst met toelichting waarmee verweerder de besluiten die hij heeft genomen over het aanwijzen van een aantal panden in Boskoop als gemeentelijk monument (openbaar) heeft bekendgemaakt. In deze besluitenlijst wordt vermeld dat de belanghebbenden met aparte brieven zullen worden geïnformeerd. Deze brieven, welke eiseres in het beroep met zaaknummer SGR 20/6506 heeft overgelegd, betreffen de besluiten per pand waarin verweerder een aantal panden in Boskoop als gemeentelijk monument heeft aangewezen, waaronder het voormelde besluit van 22 november 2016 tot het gedeeltelijk aanwijzen van het pand als gemeentelijk monument. Nu dit het besluit is waarin het pand (gedeeltelijk) als gemeentelijk monument is aangewezen, gaat de rechtbank uit van de inhoud van hiervan. Daar waar de rechtbank hierna spreekt van het besluit van 22 november 2016, doelt de rechtbank op het besluit tot het gedeeltelijk aanwijzen van het pand als gemeentelijk monument.
4.2.
Het betoog van eiseres komt er verder in feite op neer dat zij het oneens is met het besluit van verweerder van 22 november 2016. In dit besluit heeft verweerder het pand gedeeltelijk aangewezen als gemeentelijk monument, waar volgens eiseres het gehele pand als gemeentelijk monument moet worden bestempeld. Dit besluit staat in deze zaak niet ter beoordeling. In de door eiseres genoemde stukken van DSL en MSP worden weliswaar monumentale waarden beschreven in de bouwmassa van de aanbouw, maar die delen van het pand zijn niet als gemeentelijk monument aangewezen. Indien eiseres het niet eens was met de gedeeltelijke aanwijzing als gemeentelijk monument, had zij tegen het besluit van 22 november 2016 rechtsmiddelen moeten aanwenden. Dit heeft zij niet gedaan. Voor zover eiseres stelt dat zij dit niet heeft gedaan omdat het besluit van 22 november 2016 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, kan dat niet in deze procedure aan de orde worden gesteld. Hetzelfde geldt voor haar betoog ter zitting dat haar zienswijze op de verleende omgevingsvergunning van 2 juni 2020 tevens als beroep tegen het besluit van 22 november 2016 kan worden beschouwd en het op de weg van verweerder had gelegen om dit als zodanig door te zenden.
4.3.
In hetgeen eiseres heeft betoogd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te oordelen dat verweerder ten onrechte van handhavend optreden heeft afgezien.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.