ECLI:NL:RBDHA:2021:14766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
09/767631-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de productie van amfetamine en voorbereidingshandelingen

Op 4 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1973, die op grote schaal betrokken was bij de productie van amfetamine. De verdachte vervaardigde amfetamine in zijn flat en werd door anderen als deskundige benaderd over het productieproces en de benodigde materialen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van amfetamine en MDMA, en dat hij handelingen ter voorbereiding van deze productie heeft verricht. De verdachte heeft tijdens de zittingen een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft op basis van de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder EncroChat-berichten, geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk handelingen hebben verricht die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn bekennende houding en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, die zijn gebruikt bij de productie van verdovende middelen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767631-19
Datum uitspraak: 4 juni 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1973 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen den Rijn, locatie Eikenlaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 september 2020, 4 december 2020, 2 maart 2021 (alle pro forma) en 21 mei 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Hermans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na de nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 maart 2021 en na de wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 mei 2021 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 26 mei 2020 te Alkmaar, Den Haag, Ede en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-grote ketels en/of
-fusten en/of
-een paëllabrander en/of
-roerders en/of
-een destillatiekolf / destillatiekolven en/of
-grondstoffen waaronder methanol en/of citroenzuur en/of apaan en/of BMK en/of PMK en/of caustic soda en/of BMK en/of mierenzuur en/of MAPA en/of APAA en/of formamide,
-een / meerdere productieschema (’s) voor de productie van synthetische drugs,
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat deze bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
hij op een (of meer) tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart tot en met 26 mei 2020, te Alkmaar, Den Haag, Ede en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland;
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst l voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich of een ander/anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit / deze feiten heeft getracht te verschaffen, te weten
-het geven van advies en/of inlichtingen met betrekking tot het productieproces aangaande het vervaardigen van (voornoemde) synthetische drugs;
-het geven van advies en/of inlichtingen aangaande hardware (zoals roerders, ketels, koelers), geschikt voor het produceren van (voornoemde) synthetische drugs;
-het geven van informatie en/of advies over de aankoop en/of verkoop van grondstoffen, bestemd voor het vervaardigen van (voornoemde) synthetische drugs (zoals mierenzuur en/of formamide en/of apaan en/of N-methylformamide);
-het verwerven / kopen en/of verkopen van grondstoffen tot het vervaardigen van (voornoemde) synthetische drugs (zoals mierenzuur en/of formamide en/of apaan en/of N-methylformamide),
waarvan verdachte en/of medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat deze bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 26 mei 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verdacht van (medeplegen van) het vervaardigen van amfetamine en van handelingen ter voorbereiding van de productie van amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine. Ter terechtzitting van 21 mei 2021 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van alle aan hem ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 is [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) als medeverdachte aangemerkt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de ketels die aan de verdachte worden toegeschreven uit het dossier niet blijkt dat er voldoende bewijs is dat het opzet van de verdachte erop gericht was om feiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen met behulp van de grote ketels. Geen van die ketels is immers bij de ontmanteling van een drugslaboratorium aangetroffen. Verder is het niet duidelijk op welke personen het ten laste gelegde medeplegen ziet. Wat betreft de door de verdachte gegeven inlichtingen en adviezen in de chatwisselingen is niet duidelijk waaruit blijkt dat deze geschikt zijn tot het plegen van feiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3

Verklaring van de verdachte
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 mei 2021;
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 28 mei 2020, einddossier
p. 956 t/m 958;
Ten aanzien van feit 1 en 3

Ketels (aanschaf / opslaan / leveren), waaronder betrokkenheid [medeverdachte] bij feit 1
3. het proces-verbaal van bevindingen (aankoop distilleervaten Alkmaar, 18 januari 2020), einddossier p. 22 t/m 24;
4. het proces-verbaal van bevindingen (beelden [adres 2] Rotterdam, 19 en 21 januari 2020), einddossier p. 27 t/m 32;
5. het proces-verbaal van observatie 21 januari 2020 (
rechtbank: [adres 4] te Ede), einddossier p. 887 t/m 890;
6. het proces-verbaal van bevindingen (beelden [adres 2] Rotterdam, 1 februari 2020), einddossier p. 43 t/m 48;
7. het proces-verbaal van bevindingen (ketels in Mercedes Vito, 30 maart 2020), einddossier p. 67 t/m 68;
8. het proces-verbaal van bevindingen ( [adres 2] , 5 april 2020), einddossier p. 69 t/m 71;
9. het proces-verbaal van bevindingen (inkijk kelderbox [adres 2] , 17 april 2020), einddossier p. 72 t/m 74;
10. het proces-verbaal van bevindingen (sjouwen ketels [adres 2] , 16 mei 2020), einddossier p. 87 t/m 90;
11. het proces-verbaal van bevindingen (ketels Kraggenburg, 22 mei 2020), einddossier p. 91 t/m 94;
12. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (Kraggenburg), einddossier p. 95 t/m 96;

Aanpassen ketels
13. het proces-verbaal van bevindingen ( [getuige 3] ), met als bijlage een uitdraai van de weergave van een tapgesprek, einddossier p. 49 t/m 52;
13. het proces-verbaal van bevindingen (Metaallokaal), einddossier p. 57 t/m 58;
13. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (Kraggenburg), einddossier p. 104 t/m 105;

Aanschaf / opzoek naar overige hardware / grondstoffen
16. het proces-verbaal van bevindingen onderzoek rol [nummer 1] (
rechtbank: ontmoeting met handelaar in grondstoffen voor de vervaardiging van synthetische drugs op 6 januari 2020), einddossier p. 548;
16. het proces-verbaal van bevindingen (aankoop roerders, 21 januari 2020), einddossier p. 37 t/m 38;
16. het proces-verbaal van bevindingen (Paellabranders), einddossier p. 64 t/m 65;
16. het proces-verbaal van bevindingen (platbodemkolf), einddossier p. 78 t/m 79;
16. het proces-verbaal van bevindingen (bescheiden gevonden in de bestelbus [kenteken] ;
rechtbank: bon aankoop zoutzuur), einddossier p. 218;

[adres 1] te Den Haag (woning verdachte)
21. het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Specialistische operaties, Landelijk Forensisch Service Centrum, Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen, nr. [nummer 2] Den Haag - AvR, (aanvullend pv gevaren laboratorium), einddossier p. 793 t/m 804;
21. een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer [zaaknummer 1] (aanvraag 002), op 14 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door dr. J.W. Hulshof, NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek, einddossier p. 484 t/m 489;
21. het proces-verbaal van bevindingen (drugsonderzoek locatie [adres 1] te Den Haag), met als bijlage vijf deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, telkens met zaaknummer [zaaknummer 2] (aanvraag 001 t/m 005), telkens op 14 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, forensisch dossier p. 54 t/m 59 en p. 60 t/m 64;

[adres 2] te Rotterdam (woning [medeverdachte] )
24. het proces-verbaal van bevindingen (drugsonderzoek locatie [adres 2] te Rotterdam), forensisch dossier p. 70 t/m 72;
24. een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer [zaaknummer 2] (aanvraag 006), op 23 oktober 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. C.M.M. Diever-Heezen, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, forensisch dossier p. 77 t/m 78;
24. een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer [zaaknummer 2] (aanvraag 008), op 21 januari 2021 opgemaakt en ondertekend door ing. P.H. Walinga, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, forensisch dossier p. 83 t/m 84;
24. het proces-verbaal, PV nummer [proces-verbaal nummer 1] , opgemaakt door Team Forensische Opsporing / Narcotica, forensisch dossier p. 86 t/m 88;
24. een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer [zaaknummer 2] (aanvraag 007), op 24 november 2020 opgemaakt en ondertekend door ing. P.H. Walinga, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, forensisch dossier p. 89 t/m 90;

[adres 3] te Den Haag (woning [naam 1] )
29. het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage ‘inbeslaggenomen goederen’ (
rechtbank: onder meer citroenzuur, een metalen tank / ketel, twee kunststof tanks op wielen, een mixer, een roerder, een trechter en maatbeker met residu en handleidingen voor het produceren van verdovende middelen), beslagdossier p. 77 t/m 79;

Met betrekking tot betrokkenheid [medeverdachte] bij feit 1
30. het proces-verbaal van bevindingen ( [medeverdachte] wil verdienen), einddossier 75 t/m 77;
30. het proces-verbaal van verdenking (
rechtbank: [medeverdachte]), met bijlagen, einddossier p. 230 t/m 236A;
30. het proces-verbaal van bevindingen (
rechtbank: analyse telefoon [medeverdachte]), einddossier p. 300 t/m 307;
30. het proces-verbaal van bevindingen (chatsessie [medeverdachte] en [verdachte] over 10 miljoen meth en ketels), p. 337 t/m 338, met als bijlage een schermafdruk van een artikel in de Telegraaf, einddossier p. 339;
Ten aanzien van feit 2
34. het proces-verbaal van analyse PGP [verdachte] (met als bijlage de chatwisselingen), einddossier p. 368 t/m 376;
34. het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek encrochats [verdachte] ), einddossier p. 490 t/m 507.
3.4.2
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de geleverde ketels
Op 26 mei 2020 is in de woning van de verdachte te Den Haag een in werking zijnd laboratorium voor synthetische drugs aangetroffen. Gelet op het aangetroffen laboratorium – waarin de verdachte ook daadwerkelijk amfetamine heeft vervaardigd – en de hardware (waaronder dergelijke ketels) en de grondstoffen (geschikt voor het vervaardigen van synthetische drugs) die de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] voorhanden hadden, is de rechtbank van oordeel dat ook de geleverde ketels geschikt en bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Dit blijkt bovendien uit de omstandigheid dat zowel de verdachte als [medeverdachte] contact heeft opgenomen met een lasser voor het aanpassen van de ketels. Hierbij heeft [medeverdachte] in het gesprek met lasser [getuige 3] expliciet gezegd dat het voor een laboratorium is. Daarnaast gaf de verdachte lasser [getuige 2] (Kraggenburg) onder meer de opdracht een roerder op de ketel te monteren, hetgeen er ook op duidt dat deze ketel gebruikt zou worden bij de productie van synthetische drugs. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het opzet van de verdachte erop gericht was om het feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen met behulp van onder meer de ketels die hij voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de gegeven inlichtingen en adviezen
Uit de inhoud van de grote hoeveelheid EncroChat-berichten blijkt dat de verdachte gedurende een langere periode aan anderen (veelvuldig) advies gaf over het productieproces van synthetische drugs, over de (aanschaf van) hardware en over de (aankoop en/of verkoop van) grondstoffen. De verdachte fungeerde duidelijk als professionele vraagbaak voor zijn vele contacten. Ter terechtzitting van 21 mei 2021 heeft de verdachte verklaard dat het allemaal ook grootspraak was. De rechtbank gaat daar niet in mee. De verdachte heeft immers ter terechtzitting ook verklaard, toen de rechtbank hem de inhoud van enkele EncroChat-berichten voorhield, dat hij weet hoe hij moet “koken”, dat hij dit zijn hele leven al doet en dat hij in ‘dit wereldje’ bekend is waardoor vele mensen hem weten te vinden en hem advies vragen over de productie van synthetische drugs. Gelet hierop en gegeven ook de inhoud van de gesprekken, waren naar het oordeel van de rechtbank de door de verdachte gegeven inlichtingen en adviezen geschikt tot het plegen van een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
Ten aanzien van het medeplegen
Het bewezenverklaarde medeplegen ten aanzien van feit 1 ziet op de betrokkenheid van [medeverdachte] , zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt. Uit die bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van de voorbereidingshandelingen, zoals het opslaan van de ketels in de kelderbox van [medeverdachte] , [medeverdachte] die meeging met de verdachte bij de levering van de ketels, het contact opnemen met een lasser voor het aanpassen van een ketel, waarbij [medeverdachte] expliciet aangaf dat de aanpassing bestemd was voor een laboratorium.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van
6 januari 2020tot en met 26 mei 2020 te Alkmaar, Den Haag, Ede en Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van
amfetamine en/of MDMA, , zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-grote ketels en
-een paëllabrander en
-roerders en
-een destillatiekolf / destillatiekolven en
-grondstoffen waaronder methanol en citroenzuur en apaan en BMK en PMK en caustic soda en mierenzuur en MAPA en APAA en formamide,
- productieschema ’s voor de productie van synthetische drugs,
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en
zijnmedeverdachte wisten dat deze bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
hij in de periode van 1 maart tot en met 26 mei 2020 te Den Haag in elk geval in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst l voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich of een ander/anderen gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, te weten
-het geven van advies en/of inlichtingen met betrekking tot het productieproces aangaande het vervaardigen van (voornoemde) synthetische drugs;
-het geven van advies en/of inlichtingen aangaande hardware (zoals roerders, ketels, koelers), geschikt voor het produceren van (voornoemde) synthetische drugs;
-het geven van informatie en/of advies over de aankoop en/of verkoop van grondstoffen, bestemd voor het vervaardigen van (voornoemde) synthetische drugs (zoals mierenzuur en/of formamide en/of apaan en/of N-methylformamide);
-het verwerven / kopen en/of verkopen van grondstoffen tot het vervaardigen van (voornoemde) synthetische drugs (zoals mierenzuur en/of formamide en/of apaan en/of N-methylformamide);
3.
hij in de periode van
6 januari 2020tot en met 26 mei 2020 te ’s-Gravenhage opzettelijk heeft vervaardigd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte heeft de officier van justitie afgezien van het eisen van een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan de eis van de officier van justitie en daarbij rekening te houden met de proceshouding van de verdachte, waaruit blijkt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en de omstandigheid dat hij geen geld aan de feiten heeft verdiend. Ook heeft de raadsman gewezen op de psychische problemen van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen van amfetamine en aan handelingen ter voorbereiding van de productie van amfetamine, MDMA en metamfetamine door voorwerpen geschikt en bestemd voor de productie van synthetische drugs voorhanden te hebben en anderen inlichtingen te geven over het productieproces, de hardware en de grondstoffen. De verdachte had in zijn woning op de elfde etage van een vijfentwintig etages tellende woontoren, in de beperkte ruimte die er was, een in werking zijnd laboratorium waarin BMK en amfetamine werd geproduceerd. In nagenoeg alle kamers van de woning en de kelderbox werden chemicaliën, afvalstoffen en productieapparatuur aangetroffen. Volgens de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen kan het vervaardigen van BMK en amfetamine met behulp van de aangetroffen productieapparatuur en chemicaliën leiden tot ernstige risico’s en gevaren voor de producent, omwonenden en hulpverleners. Ook kunnen zeer schadelijke gassen en dampen vrijkomen bij de productie, die voor zowel de producent, omwonenden en hulpverleners ernstige gezondheidsrisico's of de dood ten gevolge kunnen hebben. De verdachte heeft zich hier in het geheel niet om bekommerd. Uit de adviezen die de verdachte op grote schaal aan anderen gaf over het produceren van synthetische drugs blijkt dat hij deskundig is op dit gebied en er geen moeite mee heeft om anderen in zijn kennis te laten delen.
Zoals algemeen bekend is, vormen harddrugs een bedreiging voor de volksgezondheid. Verder wordt door de handel in deze drugs bevorderd dat de gebruikers daarvan vermogensdelicten plegen om hun gebruik te kunnen financieren. Tenslotte worden met de handel in harddrugs grote criminele winsten gemaakt. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 10a Opiumwet komt naar voren dat de wetgever - kort gezegd - de handel in harddrugs een onaanvaardbaar risico acht en dat voorbereidingshandelingen ten aanzien van deze drugs strafbaar zijn gesteld om te voorkomen dat degenen die zich met de handel daarin inlaten straffeloos zouden blijven. Dat de wetgever dergelijke voorbereidingshandelingen ernstige misdrijven acht, komt tot uiting in de daarop in artikel 10a Opiumwet gestelde gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 april 2021, waaruit blijkt dat hij meermalen onherroepelijk is veroordeeld tot meerdere jaren gevangenisstraf voor overtreding van de Opiumwet. Deze veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden opnieuw vergelijkbare feiten te plegen. Dit wordt ten nadele van de verdachte meewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte
d.d. 19 mei 2021, waaruit volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico en van een pro crimineel netwerk. Er is sprake van een delictpatroon aangaande drugsdelicten. Daarnaast zijn er financiële problemen en lijkt de verdachte aangeboden hulp af te wijzen. De reclassering sluit niet uit dat de verdachte bij confrontatie met zijn financiële problemen weer over zou gaan tot delictgedrag. Volgens de verdachte is hij vijf jaar geleden gediagnosticeerd met ADHD en gebruikt hij sindsdien ook medicatie. Daarnaast gaf de verdachte aan zeven maal een psychose te hebben gehad, waarvan drie gedurende zijn detentie. De eerste psychose zou zich in 2015 geopenbaard hebben. De verdachte wil klinisch behandeld worden voor zijn psychische problemen. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Wel acht de reclassering het van belang dat de verdachte gedurende de detentiefasering behandeling krijgt wegens zijn psychische gesteldheid.
Deskundige S. Koolmoes, reclasseringswerker en belast met reclasseringstoezicht van de verdachte in het kader van het Penitentiair Programma met elektronische controle van oktober 2019 tot en met april 2020 in het kader van een nog niet onherroepelijke veroordeling in een andere strafzaak, heeft ter terechtzitting verklaard dat is gebleken dat interventies en begeleiding door de reclassering in het verleden niet hebben geleid tot een positieve gedragsverandering bij de verdachte. Want kort na afloop van het Penitentiair Programma is de verdachte weer de fout in gegaan.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de feiten heeft gepleegd vanwege een hoge belastingschuld, dat hij een gebroken man van 47 jaar is en dat hij een andere wending aan zijn leven wil geven, omdat hij dit leven zat is.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het omvangrijke strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Wel ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie wat betreft de hoogte van de straf. De rechtbank acht, ten aanzien van feit 1, een kortere pleegperiode bewezen dan de officier van justitie (ruim vier maanden in plaats van zeven maanden) en zij kent meer gewicht toe aan de bekennende verklaring van de verdachte dan de officier van justitie. Door uiteindelijk (in ieder geval voor wat betreft zijn eigen aandeel) openheid van zaken te geven, heeft de verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de verdachte oprecht lijkt om zijn leven te willen beteren. De rechtbank acht daarom, alles overziende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 (vijf) jaar passend en geboden.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De beslaglijst
Blijkens de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (hierna: beslaglijst) zijn de volgende voorwerpen onder de verdachte in beslag genomen:
1. een handleiding, kleur: wit, schema voor produceren verdovende middelen;
2. een telefoontoestel, kleur: wit, IPHONE;
3. een stuk administratie, envelop met handgeschreven aantekeningen;
4. een telefoontoestel, BQ x2, PGP-telefoon;
5. een stuk administratie;
6. een computer, kleur: wit, SAMSUNG, tablet van het merk Samsung.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de volgende op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten: een handleiding verdovende middelen (Engels), een iPhone wit, een envelop met handgeschreven aantekeningen, een PGP-telefoon en een Samsung tablet, zullen worden verbeurdverklaard en dat een handleiding, kleur wit, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave aan de verdachte verzocht van het ‘krijtbordje’, de iPhone en de Samsung tablet, na het wissen van de gegevens op/in deze voorwerpen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beslag
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen, te weten:
1. een handleiding, kleur: wit, schema voor produceren verdovende middelen;
2. een telefoontoestel, kleur: wit, IPHONE;
3. een stuk administratie, envelop met handgeschreven aantekeningen;
4. een telefoontoestel, BQ x2, PGP-telefoon;
5. een stuk administratie;
6. een computer, kleur: wit, SAMSUNG, tablet van het merk Samsung.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
mr. C.S. Avendaño Canto, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juni 2021.
Mr. C.S. Avendaño Canto is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer DHRAA19082/Proet, proces-verbaal nummer [proces-verbaal nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (