ECLI:NL:RBDHA:2021:14754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
09-817085-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlokking van openlijk geweld door een minderjarige in 's-Gravenzande

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het uitlokken van openlijk geweld tegen een slachtoffer in 's-Gravenzande. De zaak kwam voort uit een afspraak die de verdachte via WhatsApp had gemaakt met het slachtoffer, onder het voorwendsel om een ruzie uit te praten. De verdachte had echter samengewerkt met medeverdachten, die ook naar de afspraak kwamen met de intentie om het slachtoffer te bedreigen en te verwonden. Tijdens de confrontatie werd het slachtoffer door meerdere personen aangevallen en met messen gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid en inlichtingen had verschaft die de gewelddadige confrontatie uitlokten. De rechtbank vond het bewijs overtuigend, onder andere door de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte, waarin zij de situatie negatief beïnvloedden en plannen maakten voor de ontmoeting. De verdachte werd schuldig bevonden aan het uitlokken van openlijk geweld en kreeg een werkstraf van 120 uur, waarvan de helft voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.336,54. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en de impact van de gebeurtenis op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817085-20
Datum uitspraak: 2 december 2021
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 30 april 2021 (regie zitting) en 11 november 2021 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 18 november 2021, waarbij vonnis is bepaald op 2 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de verdachte, haar raadsman mr. B.J. de Bruijn, advocaat te Den Haag, de ouders van de verdachte, de gemachtigde van de benadeelde partij mr. M.P. de Klerk, advocaat te Den Haag en door de ter zitting verschenen deskundige namens de Raad voor de Kinderbescherming naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] op of omstreeks 16 januari 2020 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Naaldwijkseweg en/of de Koningin Julianaweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, met één of meerdere mes(sen) in de rug en/of borst en/of nek en/of arm van [slachtoffer] steken en/of
- het gedurende enige tijd houden/drukken van een mes tegen de nek/hals van [slachtoffer] en/of
- het zichtbaar voor en op korte afstand van [slachtoffer] dreigend vasthouden van één of meerdere mes(sen) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van [slachtoffer] slaan/stompen en/of
- het meermalen, althans eenmaal, tegen het (onder)lichaam van [slachtoffer] schoppen/trappen en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met een stok/tak tegen het/de be(e)n(en) van [slachtoffer] slaan en/of
-het zichtbaar voor en op korte afstand van [slachtoffer] dreigend vasthouden van een tak/stok,
welk strafbaar feit zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 januari 2020 te ’s-Gravenzande, gemeente Westland, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of inlichtingen door:
- aan [slachtoffer] te vertellen dat zij onenigheid had met [slachtoffer] en/of
- aan [slachtoffer] het telefoonnummer van [slachtoffer] te verstrekken en/of
- met [slachtoffer] af te spreken en de plaats en het tijdstip van die afspraak aan [slachtoffer] te vertrekken.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte heeft met de aangever in deze zaak, [slachtoffer] , een afspraak gemaakt via WhatsApp om haar te ontmoeten in een parkje in ’s-Gravenzande. [slachtoffer] is in de veronderstelling een ruzie met de verdachte uit te gaan praten en fietst alleen naar deze plek, in het donker. De verdachte gaat vervolgens naar deze afspraak. De verdachte heeft één en ander echter afgestemd met medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij heeft hem ook meegenomen en daarnaast nog een vriendin, [naam 1] en een vriend, de [medeverdachte 5] . Eerder op de dag heeft [medeverdachte 1] drie vrienden, te weten de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , gevraagd om ook met hem mee te gaan. [medeverdachte 1] heeft hun verteld dat hij één op één ging vechten met [slachtoffer] . Zij zijn ook naar het parkje gekomen. [slachtoffer] heeft, los van de verdachte, geen van de verdachten bij aankomst gezien. Nadat de verdachte en [slachtoffer] elkaar in het parkje treffen is [medeverdachte 1] tevoorschijn gekomen, waarna hij en [slachtoffer] in gevecht raken. [slachtoffer] is vervolgens ook door anderen bedreigd, geslagen en geschopt. [slachtoffer] voelt ook dat hij op verschillende momenten gestoken wordt. Hij vlucht op zijn fiets, waarvan zijn banden blijken te zijn lek gestoken. In het ziekenhuis blijkt dat [slachtoffer] 5 steekwonden heeft, waarvan één diep in de rug en de andere vier oppervlakkig op de rug, op de bovenarm, de borst en de hals.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitlokking van openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het initiatief om de ontmoeting te organiseren bij [medeverdachte 1] . Hij is degene die het telefoonnummer van [slachtoffer] meermalen heeft gevraagd aan de verdachte, met het idee komt om af te spreken en er druk op zet om de afspraak snel te laten plaatsvinden. Door deze druk van [medeverdachte 1] had de verdachte het gevoel dat zij zich er niet meer aan kon onttrekken. De verdachte had niet de bedoeling dat het zo uit de hand zou lopen.
Dit alles levert volgens de verdediging geen uitlokking op. De raadsman heeft daarom vrijspraak bepleit.
3.4
Het oordeel van de rechtbank.
3.4.1
Bewijsoverwegingen
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan uitlokking van de openlijke geweldpleging, waarbij ook is gestoken.
Uitlokkingsmiddelen
Redengevend hiervoor zijn naar het oordeel van de rechtbank de WhatsApp-gesprekken die gedurende drie dagen (te weten op 14, 15 en 16 januari 2020) door de verdachte en [medeverdachte 1] worden gevoerd. Uit die gesprekken in samenhang met de verklaringen van de verdachte bij de politie blijkt dat de verdachte doelbewust [medeverdachte 1] deelgenoot heeft gemaakt van haar onenigheid met [slachtoffer] , omdat [medeverdachte 1] een stoere jongen was, die haar - naar eigen zeggen - zou kunnen helpen en ondersteunen. Zij geeft [medeverdachte 1] het telefoonnummer van [slachtoffer] . Deze [medeverdachte 1] , zij het onder een schuilnaam, maakt vervolgens via WhatsApp ruzie met [slachtoffer] , waarbij zij elkaar behoorlijk in de haren vliegen. De rechtbank ziet - met de verdediging - dat [medeverdachte 1] vervolgens ook een aanzienlijk aandeel heeft in de verdere gang van zaken. Het komt de rechtbank echter voor dat de verdachte en [medeverdachte 1] elkaar in de periode in aanloop naar de bewuste avond om welke reden dan ook voortdurend op WhatsApp negatief beïnvloeden. Echter, het is door de tussenkomst van de verdachte geweest, dat [medeverdachte 1] een factor in het geheel is geworden. De verdachte heeft allereerst zelf een voedingsbodem gecreëerd voor mogelijke escalatie, door [medeverdachte 1] te vertellen over haar onenigheid met [slachtoffer] en zich negatief over [slachtoffer] uit te laten. En daar is het niet bij gebleven. Doorslaggevend voor het treffen tussen [slachtoffer] en zijn uiteindelijke belagers is namelijk dat de verdachte de randvoorwaarden daarvoor creëert door [slachtoffer] te laten denken dat hij alleen met haar (en [naam 1] ) afspreekt, om vervolgens plaats en tijdstip van die afspraak aan [medeverdachte 1] door te vertellen, wetende dat die (met zijn vrienden) van plan is om [slachtoffer] “een lesje te leren”. Zonder deze laatste acties van de verdachte zouden [medeverdachte 1] en zijn vrienden die avond niet naar het park zijn gekomen, of anders gezegd: naar het oordeel van de rechtbank durven ze het juist hierdoor aan. De verdachte heeft hiermee gelegenheid en inlichtingen gegeven die de confrontatie (het openlijk geweld) hebben uitgelokt.
(Voorwaardelijke) opzet op het openlijke geweld
Uit de verklaringen van de verdachte bij de politie blijkt enigszins impliciet dat de verdachte wist dat zaken uit de hand zouden kunnen gaan lopen. Uit de WhatsApp gesprekken volgt dat echter veel duidelijker. De verdachte informeert daarin of de [medeverdachte 1] alleen komt of mensen meeneemt en of hij wapens (messen en een ‘gun’) meeneemt. Zij adviseert ook om ‘dingen’ mee te nemen voor het geval [slachtoffer] ‘lauw’ (de rechtbank begrijpt: stoer) gaat doen. Ook volgt uit de gesprekken dat de verdachte een geschikte locatie bedenkt waar geen camera’s zijn. De verdachte neemt verder niet alleen een vriendin mee naar de afspraak maar besluit bovendien ook nog een vriend, [medeverdachte 5] , mee te nemen - naar zij zelf heeft verklaard - voor de veiligheid. De rechtbank leidt uit één en ander af dat eigenlijk wel bijna vast stond dat gevochten zou worden en dat de verdachte dit ook wist. Dat de verdachte wist dat er waarschijnlijk ook wapens meegenomen zouden worden heeft haar er ook niet van weerhouden om de afspraak door te laten gaan. Hoewel zij in de WhatsApp-gesprekken wel heeft aangegeven dat er niet gestoken zou mogen worden, heeft ze anderzijds dus wel voor lief genomen dat er één of meer wapens meegenomen werden. Zij had in de aanloop naar de confrontatie op diverse momenten de mogelijkheid zich te distantiëren en naar het oordeel van de rechtbank volgt niet uit de gesprekken dat zij de situatie niet meer onder controle had. Aan het einde van de WhatsApp gesprekken zegt medeverdachte [medeverdachte 1] zelfs “
dat we hem gaan aanpakken en binnen tien minuten klaar zijn”, waarna de verdachte zegt dat het goed is en dat ze wel een knuffel als bedankje wil. De rechtbank kan dit niet anders interpreteren dan als een goedkeuring dat geweld zou worden gepleegd. Uit al het voorgaande volgt dat de verdachte (in voorwaardelijke zin) opzet heeft gehad op al het uiteindelijk gepleegde (uitgelokte) openlijk geweld tegen [slachtoffer] .
3.4.2
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich aan het feit heeft schuldig gemaakt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. Op grond daarvan, en de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 16 januari 2020 te
's-Gravenzande, gemeente Westland, op of aan de openbare weg, te weten de Naaldwijkseweg en/of de Koningin Julianaweg, openlijk in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het met meerdere messen in de rug en borst en nek en arm van [slachtoffer] steken en
- het drukken van een mes tegen de nek van [slachtoffer] en
- het zichtbar voor en op korte afstand van [slachtoffer] dreigend vasthouden van een mes en
- het meermalen in/tegen het gezicht/hoofd van [slachtoffer] slaan en
- het meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer] schoppen/trappen en
- het meermalen, met een stok/tak tegen het/de be(e)n(en) van [slachtoffer] slaan en/of
-het zichtbaar voor en op korte afstand van [slachtoffer] dreigend vasthouden van een tak/stok,
welk strafbaar feit zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 januari 2020 te ’s-Gravenzande, gemeente Westland, opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen door:
- aan [medeverdachte 1] te vertellen dat zij onenigheid had met [slachtoffer] en
- aan [medeverdachte 1] het telefoonnummer van [slachtoffer] te verstrekken en
- met [slachtoffer] af te spreken en de plaats en het tijdstip van die afspraak aan [medeverdachte 1] te vertrekken.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 34 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om de verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij niet verrichten te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafoplegging nu hij vrijspraak heeft bepleit.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitlokking van een ernstige vechtpartij. Zij wilde een ruzie met een ex-vriendje [slachtoffer] , het slachtoffer in deze zaak, uitpraten maar schakelde [medeverdachte 1] in, waarna zij deze vriend ertoe aanzette om [slachtoffer] een lesje te leren. [slachtoffer] , die alleen was gekomen in de veronderstelling de ruzie met de verdachte uit te praten, is in de val gelokt en letterlijk te grazen genomen door vier jongens, waarbij hij is uitgescholden, bedreigd, geschopt en geslagen en ook messen werden gebruikt. [slachtoffer] is vijf maal met een mes gestoken waarvan één maal dusdanig diep in zijn rug, dat het gemakkelijk nog erger had kunnen aflopen.
De rol van de verdachte is cruciaal geweest. Als zij niet op het idee was gekomen om [medeverdachte 1] in haar onenigheid met het slachtoffer te betrekken en een afspraak te regelen was dit nooit gebeurd, al weegt de rechtbank ook mee dat [medeverdachte 1] een belangrijke rol heeft gespeeld in het tot stand komen van de afspraak en het [slachtoffer] een lesje willen leren. De verdachte heeft op geen enkel moment bedacht dat zij de afspraak zou moeten afzeggen, vooral ook toen zij hoorde dat [medeverdachte 1] en zijn vrienden wapens zouden meenemen en de kans op geweld groot was geworden. Nota bene heeft zij (naast een vriendin) zelf ook nog een vriend meegenomen ter ondersteuning.
[slachtoffer] heeft veel last gehad van het incident, zoals ook is gebleken uit de voorgelezen slachtofferverklaring. Hij durfde niet meer naar buiten, had last van nachtmerries en herbelevingen, en moest zich onder behandeling van een psycholoog stellen om van zijn angsten af te komen. Het volgen van school was moeilijk door concentratieproblemen waardoor hij studievertraging opliep. Hij wordt nog dagelijks aan het feit herinnerd door de littekens. De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft gezien in een uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 oktober 2021 dat de verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 3 november 2021. Naar voren komt dat de verdachte spijt heeft dat het zo uit de hand is gelopen en dat zij de ruzie gewoon normaal had moeten uitpraten. De gebeurtenis heeft veel impact gehad binnen gezin. De ouders hebben psychologische hulp gezocht voor de verdachte. Zij heeft verschillende gesprekken gevoerd en een weerbaarheidstraining gevolgd. Thuis gaat het goed met de verdachte. Zij mocht enige tijd niet op school komen wegens de gebeurtenissen. Het gaat nu goed op school en er zijn weinig of geen zorgen. Het recidiverisico acht de Raad gering.
De Raad acht begeleiding van de jeugdreclassering dan wel het opleggen van een leerstraf niet nodig. Ten aanzien van de strafoplegging adviseert de Raad om een werkstraf op te leggen.
Gezien de leeftijd van de verdachte destijds, het feit dat zij niet eerder met de politie in aanraking is gekomen en het gegeven dat de redelijke termijn waarbinnen (jeugd)strafzaken dienen te worden afgehandeld ruimschoots is overschreden is de rechtbank van oordeel dat - anders dan de officier van justitie heeft gevorderd - niet langer een (on)voorwaardelijke jeugddetentie aan de orde kan zijn. In plaats daarvan zal zij zal een werkstraf opleggen met een duur van 120 uur, waarvan de helft voorwaardelijk. De proeftijd zal worden bepaald op 1 jaar. Bijzondere voorwaarden hoeven niet te worden opgelegd nu begeleiding van de jeugdreclassering niet noodzakelijk wordt geacht. Wel zal een contactverbod met het slachtoffer worden opgelegd.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Inleiding
[slachtoffer] heeft zich via zijn gemachtigde mr. M.P. de Klerk, advocaat te Den Haag, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.336,54.
De vordering betreft € 3.275,62 immateriële schade, zijnde smartengeld en € 60,92 materiële schade, zijnde € 30,-- ziekenhuisopname en € 30,92 kosten opvragen behandelinformatie. Verzocht is om naast deze niet-vergoede schade de wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en daarbij de duur van de gijzeling zal bepalen op 0 dagen.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
Gezien de bepleite vrijspraak is verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Daarnaast geldt dat ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Ook dit deel van de schade is tot het gevorderde bedrag, naar billijkheid, toewijsbaar.
De rechtbank zal dus de vordering in zijn geheel, hoofdelijk en met inbegrip van de gevorderde rente toewijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.336,54, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het [slachtoffer] . Nu dit een jeugdstrafzaak betreft zal de rechtbank, conform landelijke afspraken hieromtrent, de vervangende gijzeling, voor zover de verdachte niet aan zijn verplichtingen voldoet, bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en de maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het haar ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
opzettelijk uitlokken van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen;
verklaart het bewezene en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
120 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
60 DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf groot
60 uren, bij niet verrichten te vervangen door
30dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 1 jaar onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangever [slachtoffer] ;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten 4 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3.336,54 euro, te weten € 3.275,62 immateriële schade en € 60,92 materiële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.336,54, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter en
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2021.
Bijlage:
Gebruikte bewijsmiddelen
Bijlage
Gebruikte bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal onderzoek Hymenaeus, nummer BVH: PL1500-2020016396 en 20200016557, van de politie Districtsrecherche Westland - Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 tot en met 762.
1. de verklaring van de aangever [slachtoffer] van 16 januari 2020 in een proces-verbaal van aangifte van 16 januari 2020 (pag. 115-118), voor zover inhoudende:

Ik was vanavond 16 januari 2020 in een park bij de Naaldwijkseweg, achterzijde Koningin Julianweg, te ‘-Gravenzande, gemeente Westland. Ik was daar om met [verdachte] te praten. In het park gingen wij eerst praten. Toen kwamen die jongens erbij. Ze stonden ergens in de schaduw te wachten. Eén voerde het woord. Dat was [medeverdachte 1] uit Naaldwijk. [medeverdachte 1] zei dat ik niet zo stoer moest doen, ik moest oppassen voor hun want ze zouden mij een lesje leren. Hij had een mes in zijn rechterhand. Ze gingen toen om mij heen staan. [medeverdachte 1] stond achter mij. Ik voelde dat ik in mijn rug werd gestoken. Ik heb niet gezien dat hij mij heeft gestoken. Daarna stak iemand mij weer in de rug. Daarna stak er eentje in mijn borst. Daarna kwam er een andere jongen die mij in mijn arm stak. De jongen met de krullen die in mijn arm stak sloeg mij met zijn vuist twee keer op mijn hoofd. Dat deed zeer. Er was ook een jongen met een stok in zijn handen. Ik dacht dat ze mij gingen doodsteken. Ze kwamen allemaal met messen op mij aflopen.

2. de verklaring van [slachtoffer] van 17 januari 2020, in een proces-verbaal van verhoor van 17 februari 2020 (p.123-126), voor zover inhoudende.

1 van die twee jongens die mij niet gestoken hebben, had een houten stok in zijn handen en heeft mij met die stok bedreigd.

3. de verklaring van [slachtoffer] van 14 februari 2020 in proces-verbaal van verhoor (p. 534-540), voor zover inhoudende:
U laat mij foto’s zien.
Degene op foto 1 was degene die mij bedreigde en het mes in mijn nek duwde.
4. de verklaring van verbalisant [naam 2] in een proces-verbaal forensisch onderzoek (opgenomen in aparte bundel proces-verbaal Forensisch Technisch Sporenonderzoek, doorgenummerd pag. 1 tot en met 29) van 10 maart 2020, voor zover inhoudende (aanvulling, p 2 en 3):
[slachtoffer] verklaarde en toonde mij desgevraagd het zichtbare letsel. Deze werden door
mij gefotografeerd en opgemeten.
De letsels betroffen (…):

2. een huidbeschadiging (steekletsel) van ongeveer 5 x 0,1 millimeter op de borst,

ongeveer 35 millimeter rechts en 40 millimeter onder de rechter tepel (foto 3 tot en
met 5).
5. een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van dr. J.H. Allema, chirurg, gedateerd 17 januari 2020, p. 135-136:
Omschrijving van het letsel: steekwonden
Uitwendig waargenomen letsel: 5x steekwond waarvan
4x oppervlakkig: hals, arm, buik rechts, rug links
en 1x diep: rug rechts;
6. de verklaring van de verdachte van 17 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor
(p. 365-374), voor zover inhoudende:
Ik heb ongeveer een week geleden tegen [medeverdachte 1] over mijn problemen verteld met [slachtoffer] . [medeverdachte 1] nam het voor mij op. (…)
Ik vertelde tegen [medeverdachte 1] dat [slachtoffer] vervelend deed. Ik heb het nummer van [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] gegeven. (…) Ik heb aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij iets zou meenemen.
[medeverdachte 1] zei dat hij dan een mes zou meenemen (…) Ik heb de afspraak met [slachtoffer] doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Ik wist dat er iets zou gebeuren als [medeverdachte 1] zou komen. (…).
Ze werden helemaal lijp en gingen hem in elkaar trappen.
7. de verklaring van de verdachte van 19 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor van (p. 375-378), voor zover inhoudende:

Ik dacht dat [slachtoffer] vrienden mee zou nemen en ik overschatte hem een beetje. Ik heb toen contact opgenomen met [medeverdachte 1] in de hoop dat hij mij kon ondersteunen/helpen (…) [medeverdachte 1] had via de app al doorgegeven dat hij een mes mee zou nemen. [medeverdachte 1] had het erover dat hij zou alleen zou gaan dreigen (…) Ik wilde nu een locatie hebben die rustig zou zijn. Vandaar dat ik deze locatie uit had gekozen (…) Ik koos [medeverdachte 1] omdat hij goed voor zichzelf en anderen kan opkomen.

8. de verklaring van [medeverdachte 5] d.d. 29 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p. 489-497), voor zover inhoudende:

Ik was in de speeltuin want ik wist dat er gevochten zou worden. Plotseling kwamen er 4 mensen die messen bij zich hadden. Die waren toen aan het bedreigen.

9. de verklaring van [medeverdachte 1] van 18 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p.355-364), voor zover inhoudende:

Ik sloeg hem. Ik mikte op zijn hoofd. Volgens mij was het raak.

10. de verklaring van [medeverdachte 2] van 21 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p. 448-454), voor zover inhoudende:
Ik zag dat er een paar klappen over en weer vielen (…). Na ongeveer 1 minuut zijn we met zijn vieren erop gelopen. Ik heb hem een trap op zijn heup, begin van zijn rug gegeven en een vuist op zijn gezicht gegeven. Hij werd door iedereen geslagen en getrapt. De vechtpartij is geëindigd na uiteindelijk nog een klap en een trap. (…) Ik ben toen iets achter [medeverdachte 1] komen te staan en ik zag dat er een mes werd getrokken door [medeverdachte 1] . Het mes werd door [medeverdachte 1] op de nek van het slachtoffer werd gezet (…)
[medeverdachte 4] is degene die hem in zijn arm heeft gestoken. Daarom klopt het dat het meisje en het slachtoffer meer messen hebben gezien.
11. de verklaring van [medeverdachte 3] van 26 november 2020 in een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, voor zover inhoudende:

ze gingen op de vuist (…) Ik heb hem ook geslagen. Op zijn benen. Ik had een stok gepakt. Ik gaf hem een paar tikken met die stok;

12. een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 3] , waarin chatgesprek [medeverdachte 1] ) en [verdachte] ) (p. 267-305 en p. 622-760), inhoudende:
[verdachte] : Kkr Hij heeft me geblokt Helemaal PARRA VAN HEM WAJOOWOWWWW
OK SG Ik ben nu ook boos op hem fk hem k ga eerst zegge ga mj blokke of
Dan ga ik nmmr leaken aan je
[medeverdachte 1] : Geef me ze nummer
(…)
[verdachte] : [telefoonnummer]
(…)
[verdachte] : Btww ik ga 7 u aff met Hemm
[medeverdachte 1] : Oke Dan zijn wij daar kwart voor 7
(…) S: Ooff dan all Moet je nii etenn? Moet ik dan ook eerder komen ofz
[medeverdachte 1] : Als je kan Dan weet ik waar ik moet zijn
[verdachte] : Wacht ik ga meestal bij een school aff Maar dat is denk niet slim want daar zijn camera’s
Ik weet wel waar!
[medeverdachte 1] : Moet wel plek zijn weinig huizen.
[verdachte] : Tis geschikt Kweet het
[medeverdachte 1] : ja dan helemaal niet
[verdachte] : ik weet waarr waitt Wacht weet je waar fc sgravenzande is?
[medeverdachte 1] : Bee Nee Staat dat op google maps
[verdachte] : (…) Cameras?
[verdachte] : Ja is gw een voetbal vereniging Neej
[medeverdachte 1] : Weet je zeker
[verdachte] : Idk wat je bdlt
[medeverdachte 1] ; Zijn er cameras
[verdachte] : Oooooo Niet daar
Maar daar gaan we ook niet aff Dat was gw zodat ik dan met jullie naar die plek kan lopen want ik weet niet hoe ik die plek moet uitleggen
[medeverdachte 1] stuur me half 7 morgen sws je live locatie Oja isg
[verdachte] : Sg K ga proberen