ECLI:NL:RBDHA:2021:14746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2021 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 6 mei 2021, waarin het beroep van de opposant tegen een bestreden besluit niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant heeft verzet ingesteld, stellende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de te late ontvangst van het beroepschrift voor zijn risico kwam. Hij voerde aan dat de termijn voor het instellen van beroep niet op de dag van bekendmaking van de uitspraak zou moeten beginnen, maar dat er rekening gehouden moest worden met de lange verzendtijd van de uitspraak, die volgens hem te maken had met de COVID-19 pandemie.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de lange verzendtijd niet verklaarde waarom de beroepsgronden meer dan een maand te laat waren ontvangen. De stelling van de opposant over de ernstige crisis en de gevolgen daarvan werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank handhaafde haar eerdere oordeel en verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.