ECLI:NL:RBDHA:2021:14709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
NL21.17467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Gambiaanse vrouw, had op 21 april 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 oktober 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 2 december 2021 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig had geacht, maar dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestond bij terugkeer naar Gambia. Eiseres had geen persoonlijke problemen ondervonden met de autoriteiten en had Gambia vrijwillig verlaten om zich met haar man in Italië te herenigen.

Eiseres voerde aan dat zij onvoldoende gelegenheid had gehad om haar vrees voor vervolging aannemelijk te maken tijdens het nader gehoor, omdat zij voor haar baby moest zorgen. De rechtbank oordeelde echter dat de sfeer tijdens het gehoor ontspannen was en dat eiseres voldoende rustmomenten had gekregen. Ook was er herhaaldelijk aan haar gevraagd of zij in staat was om verder te gaan met het gehoor. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het gehoor.

Met betrekking tot de problemen die eiseres in Gambia zou ondervinden, oordeelde de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer niet terecht kon bij haar familie of dat zij in een noodsituatie zou belanden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17467

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J.E.H. Peeters).

ProcesverloopBij besluit van 20 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De gemachtigde van eiseres heeft via een beeldverbinding deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [Geb. datum] 1998. Zij heeft op 21 april 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen van de vader van eiseres wegens zijn politieke overtuiging.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Ook de problemen van haar vader wegens zijn politieke overtuiging zijn geloofwaardig geacht. Verweerder gelooft echter niet dat eiseres bij terugkeer in haar land van herkomst heeft te vrezen voor haar veiligheid. Hieraan heeft verweerder allereerst ten grondslag gelegd dat eiseres zelf geen persoonlijke problemen heeft ondervonden met de autoriteiten vanwege haar eigen (toegedichte) politieke overtuiging. Verder merkt verweerder op dat eiseres Gambia vrijwillig en legaal heeft verlaten om zich met haar man in Italië te herenigen. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens verweerder dan ook niet te herleiden tot een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b van de Vw.
3. Eiseres voert hiertegen aan dat zij onvoldoende de gelegenheid heeft gehad om in het nader gehoor haar gestelde vrees aannemelijk te maken. Eiseres is een kwetsbare vreemdeling als bedoeld in Werkinstructie (WI) 2021/9. Tijdens het gehoor moest eiseres voor haar baby zorgen waardoor zij was afgeleid. Hierdoor heeft zij niet volledig kunnen verklaren over de redenen van haar vrees om naar Gambia terug te keren. Eiseres dient daarom aanvullend te worden gehoord. Eiseres kan niet terug naar Gambia omdat zij daar geen steun krijgt van haar familie. Bij terugkeer zal eiseres worden uitgehuwelijkt waardoor er een grote kans is dat zij het slachtoffer zal worden van mishandeling en seksueel misbruik. Terugkeer naar Gambia brengt daarom een reëel risico op ernstige schade met zich mee.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij onvoldoende de gelegenheid heeft gehad om te verklaren. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat de sfeer tijdens het nader gehoor ontspannen was [2] en dat eiseres voldoende rustmomenten heeft gekregen om voor haar baby te kunnen zorgen. [3] Ook is bij herhaling aan eiseres gevraagd hoe het met haar gaat en of zij in staat is met het gehoor verder te gaan, waarop eiseres bevestigend heeft geantwoord. Daarnaast is aan eiseres verschillende keren gevraagd naar wat er zal gebeuren als zij naar Gambia terugkeert en is door de gehoormedewerker ook doorgevraagd naar aanleiding van de door eiseres gegeven antwoorden [4] . Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de positie van eiseres en in het bijzonder haar behoefte om voor haar baby te zorgen. Nu uit het rapport van het nader gehoor derhalve niet blijkt dat eiseres niet volledig heeft kunnen verklaren, is er evenmin aanleiding voor het oordeel dat eiseres aanvullend gehoord had moeten worden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Met betrekking tot de problemen waarmee eiseres in Gambia stelt te worden geconfronteerd overweegt de rechtbank allereerst dat, gelet op het voorgaande, niet valt in te zien waarom eiseres daar niet zelf tijdens het nader gehoor over heeft verklaard. Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer niet terecht kan bij haar familie, noch dat zij en haar kinderen dientengevolge in een noodsituatie zullen belanden. De stelling van eiseres dat zij, wegens het ontbreken van financiële middelen, zal worden uitgehuwelijkt, waardoor zij het slachtoffer zal worden van huiselijk geweld en seksueel misbruik, is niet onderbouwd. Tot slot is niet gebleken dat eiseres bij dergelijke problemen geen bescherming kan krijgen van de Gambiaanse autoriteiten. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.S.C. Spruijt, griffier en gepubliceerd door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rapport nader gehoor, p. 3.
3.Rapport nader gehoor, p. 5, 6, en 7.
4.Rapport nader gehoor, p. 12 e.v..