ECLI:NL:RBDHA:2021:14707
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van militair invaliditeitspensioen en de beoordeling van dienstverband voor meerdere aandoeningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair, en de minister van Defensie over de toekenning van een militair invaliditeitspensioen (mip). Eiser had in maart 2020 een mip aangevraagd, dat werd toegekend voor twee van de vijf aandoeningen die hij had, namelijk PTSS en chronische achillespeesklachten, met een invaliditeitspercentage van 14%. Eiser was het niet eens met de beslissing van de minister om geen dienstverband aan te nemen voor de overige drie aandoeningen: nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn. Hij stelde dat deze klachten voortkwamen uit zijn werkzaamheden als militair en dat er een oorzakelijk verband was met zijn dienstverband.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn een gevolg waren van zijn militaire dienst. De rechtbank verwees naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts M. Bourier, die had geconcludeerd dat er geen aannemelijk verband was tussen de dienst en de klachten van eiser. De rechtbank stelde vast dat de conclusies van het medisch onderzoek inzichtelijk en concludent waren en dat eiser zijn standpunten niet met medisch bewijs had onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de minister ten onrechte geen invaliditeitspercentage had toegekend voor de drie overige aandoeningen. Eiser was niet geslaagd in zijn bewijsvoering en het beroep werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.