ECLI:NL:RBDHA:2021:14707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
21/2815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van militair invaliditeitspensioen en de beoordeling van dienstverband voor meerdere aandoeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair, en de minister van Defensie over de toekenning van een militair invaliditeitspensioen (mip). Eiser had in maart 2020 een mip aangevraagd, dat werd toegekend voor twee van de vijf aandoeningen die hij had, namelijk PTSS en chronische achillespeesklachten, met een invaliditeitspercentage van 14%. Eiser was het niet eens met de beslissing van de minister om geen dienstverband aan te nemen voor de overige drie aandoeningen: nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn. Hij stelde dat deze klachten voortkwamen uit zijn werkzaamheden als militair en dat er een oorzakelijk verband was met zijn dienstverband.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn een gevolg waren van zijn militaire dienst. De rechtbank verwees naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts M. Bourier, die had geconcludeerd dat er geen aannemelijk verband was tussen de dienst en de klachten van eiser. De rechtbank stelde vast dat de conclusies van het medisch onderzoek inzichtelijk en concludent waren en dat eiser zijn standpunten niet met medisch bewijs had onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de minister ten onrechte geen invaliditeitspercentage had toegekend voor de drie overige aandoeningen. Eiser was niet geslaagd in zijn bewijsvoering en het beroep werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2815

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de minister van Defensie, voorheen de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.A.L. Knoben).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van
1 april 2020 een militair invaliditeitspensioen (hierna: mip) toegekend, dat berekend wordt naar een mate van invaliditeit van 14%.
Bij besluit van 3 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 31 mei 2021 een reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, sinds 1994 in dienst van verweerder, laatstelijk werkzaam in de functie van opvolgend pelotonscommandant bij de Koninklijke Landmacht, is in november 2015 uitgevallen wegens depressieve klachten en paniekaanvallen. Op 10 april 2018 heeft een militair geneeskundig onderzoek (hierna: MGO) plaatsgevonden, waarvan op 10 april 2019 een rapport is uitgebracht met de conclusie dat eiser ‘blijvend ongeschikt’ is voor het vervullen van de militaire dienst. In het MGO-rapport is vastgesteld dat eiser aan vijf aandoeningen lijdt: een PTSS, chronische achillespeesklachten, nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn. Dienstverband is aanvaard alleen voor de PTSS en de chronische achillespeesklachten, en is de mate van invaliditeit voor deze twee aandoeningen vastgesteld op een percentage van (afgerond) 14%. Partijen verschillen nu van mening of ook voor de nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn van eiser een (oorzakelijk) dienstverband dient te worden aangenomen.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
2. Eiser vindt dat voor zijn nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn een dienstverband aannemelijk is. Eiser heeft tijdens zijn werk als militair veel zware lichamelijke werkzaamheden verricht waardoor zijn rugklachten zijn ontstaan. Eiser vermoedt dat zijn nekklachten zijn ontstaan door in een verkeerde houding werkzaamheden uit te voeren als militair. De huidige hoofdpijnklachten van eiser zijn ontstaan door de PTSS in combinatie met zijn fysieke klachten. Verweerder dient daarom ook voor de nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn van eiser een invaliditeitspercentage toe te kennen.
3. Verweerder handhaaft het bestreden besluit, onder verwijzing naar de rapportage van (bezwaar)verzekeringsarts M. Bourier van 8 oktober 2020. Bourier heeft hierin toegelicht dat en waarom niet aannemelijk is dat de rugbelasting tussen 1995 en 2005 (tijdens vier uitzendingen naar Bosnië), en tussen 2000 en 2008 (bij de infanterie), alsook het maken van een verkeerde beweging in 2015 tijdens uitzending, hebben geleid tot de jaren later ontstane chronische (aspecifieke) rugklachten. Dat de PTSS-klachten in combinatie met de fysieke klachten de clusterhoofdpijn hebben doen ontstaan en verergerd, zoals in bezwaar wordt gesteld, is niet nader onderbouwd. Aangezien het zowel wat betreft de lage rugklachten als de hoofdpijnaanvallen niet aannemelijk is dat deze klachten door de uitoefening van de militaire dienst zijn ontstaan, kan een indirect dienstverband voor de nekklachten evenmin worden aangenomen, aldus Bourier.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het MGO onzorgvuldig is geweest. De conclusies in het MGO-rapport zijn inzichtelijk en concludent. Dit geldt ook voor de conclusies in de voornoemde rapportage van Bourier, waarmee een adequate reactie is gegeven op de bezwaargronden.
De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep zijn in bezwaar ingenomen standpunten heeft herhaald. Verweerder heeft op de standpunten van eiser in de besluitvorming gemotiveerd gereageerd, en eiser heeft met het herhalen van de bezwaargronden in beroep niet inzichtelijk gemaakt waarom deze motivering niet juist is. Eiser heeft zijn aannames en vermoedens over het bestaan van een dienstverband voor zijn nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn, zoals in de beroepsgronden uiteengezet, niet met medisch bewijs onderbouwd. Gezien het vorenstaande is eiser niet erin geslaagd om twijfel te zaaien ten aanzien van de bevindingen van verweerder dat voor deze drie aandoeningen een dienstverband niet aannemelijk is. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder voor de nekklachten, lage rugklachten en clusterhoofdpijn ten onrechte geen invaliditeitspercentage heeft toegekend.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2021.
Verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.