Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
e-Legal Incasso advocaten B.V.,
1.de vennootschap onder firma [naam vof] ,
2.[gedaagde 1] ,
3.[gedaagde 2] ,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 26 augustus 2020 met 22 producties (nrs. 1 tot en met 22);
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van 3 november 2020 met vier producties (nrs. 1 tot en met 4);
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende aanvullende producties in conventie, binnengekomen bij de griffie op 18 januari 2021, met zes aanvullende producties (nrs. 23 tot en met 28).
2.De feiten
€ 11.144,70. Een tweede debiteur betrof [naam B.V. 2] B.V. (hierna: [naam B.V. 2] ), waarop [naam vof] omstreeks 5 juni 2020 een vordering had van in hoofdsom
€ 22.363,00.
3.De vordering en het verweer daartegen in conventie
hoofdelijkte veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen: (-) een bedrag ad
€ 5.582,90terzake de hoofdsom; (-)
primair:een bedrag ad
€ 1.080,28terzake de rente tot 18-08-2020, vermeerderd met de contractuele rente zoals vermeld onder randnummer 3.1 [van de dagvaarding] over
€ 5.582,90vanaf 18-08-2020 tot aan de dag der algehele voldoening; (-)
subsidiair:de wettelijke handelsrente over de hoofdsom ad € 5.582,90 – steeds na creditmutatie – vanaf de respectieve vervaldata van de vordering(en) zoals vermeld onder randnummer 2.1 [van de dagvaarding], tot een de dag der algehele voldoening; (-) een bedrag ad
€ 837,44terzake de buitengerechtelijke incassokosten; (-) de kosten van het geding,
waaronder het salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rent over de proceskosten te rekenen vanaf bovenvermelde termijn voor voldoening.
4.De vordering en het verweer daartegen in reconventie
€ 7.760,-, wegens onverschuldigde betaling te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en e-Legal te veroordelen in de proceskosten, waaronder de betaalde griffierechten en het salaris gemachtigde.
€ 7.760,- onverschuldigd heeft betaald. Zij heeft uitsluitend opdracht gegeven tot het leggen van conservatoir beslag bij beide debiteuren, het opstellen van een faillissementsrekest met betrekking tot debiteur [naam B.V. 1] en in verband met een dagvaardingsprocedure met betrekking tot debiteur [naam B.V. 2] . De totale kosten daarvan bedragen € 6.886,76 (incl. BTW).
5.De beoordeling
enkele sommatiebriefaan de debiteur versturen;
ookopdracht heeft gegeven tot incasso van de vorderingen op [naam B.V. 1] en [naam B.V. 2] . Weliswaar staat in de opdrachtbrief:
De onderliggende incasso-opdracht behandelen wij op basis van onze bijgesloten incassovoorwaarden, maar uit die enkele mededeling volgt niet automatisch dàt [naam vof] ook opdracht heeft gegeven tot incasso. Daarbij komt nog dat in de opdrachtbrief onder het hoofdje ‘Doel’ staat vermeld:
Daarnaast vormt beslaglegging een uitstekend drukmiddel om betaling af te dwingen.Uit die tekst, wederom in onderlinge samenhang gezien met de rest van de opdrachtbrieven, kan gelezen worden dat een opdrachtgever tegen betaling van enkel een honorarium van € 750,- plus griffierechten en deurwaarderskosten een eenvoudige incassomaatregel ‘inkoopt’, die tot snelle incasso kan leiden.
opdracht voor het conservatoir beslag.In feite wordt hiermee de stelling van [naam vof] verder ondersteund dat géén opdracht is gegeven tot incasso op basis van de ‘Incassovoorwaarden’.
dagvaarding of faillissementsaanvraag in concept. Daaruit blijkt dat de concept-dagvaarding of concept-faillissementsaanvraag worden gebruikt als
drukmiddel. Dat [naam vof] juist geen opdracht heeft gegeven tot een dergelijk traject volgt uit de tekst van de opdrachtbrieven, waarin [naam vof] (tegen betaling van € 750,-) opdracht heeft gegeven tot het leggen van conservatoir beslag. Het leggen van conservatoir beslag is een ander drukmiddel dan het versturen van een concept dagvaarding of - faillissementsaanvraag en bovendien een echt rechtsmiddel in plaats van het dreigen daarmee.
onderliggende incasso-opdracht.
aanvullend op uurbasisin rekening worden gebracht. Hetzelfde geldt bij gerechtelijke bewaring of beslaglegging waarbij de debiteur vooraf wordt gehoord, in het geval van een bekend inhoudelijk verweer en aanvullende werkzaamheden in verband met mogelijke opheffing van gelegde beslagen. Tegen welk uurtarief deze werkzaamheden worden verricht wordt evenwel niet vermeld.
Voor het instellen van de eis in de hoofdzaak ontvangt u te zijner tijd een afzonderlijk prijsvoorstel.Hieruit blijkt dat voor deze volgende fase een aparte, nieuwe opdracht noodzakelijk is. Het moet e-Legal bekend zijn dat na verkregen verlof tot beslaglegging snel een bodemprocedure moet starten, indien de debiteur niet snel tot betaling overgaat. Van e-Legal mag dan ook verwacht worden dat zij reeds in de aanvangsfase aan haar opdrachtgevers duidelijk maakt, dat verdere kosten vrijwel meteen aan de orde zijn, als een debiteur na beslaglegging niet snel tot betaling overgaat, dan wel – in voorkomend geval – in betalingsonmacht verkeert en hoe hoog die verdere kosten kunnen zijn. Tegenover de reële mogelijkheid dat een debiteur na beslaglegging betaalt, staat immers de evenzeer reële mogelijkheid dat de debiteur niet betaalt. Daarbij is een conservatoir beslag nog geen executoriaal beslag en in zoverre is het geen rechtsmiddel, zoals de aanduiding ‘conservatoir’ ook aangeeft, om een vordering op een debiteur of diens vermogensbestanddelen te kunnen verhalen.
dreigenmet rechtsmaatregelen ten opzichte van
werkelijk gelegdconservatoir beslag), ook valt niet goed in te zien hoe een incassotraject via conservatoir beslag, gelet op de betalingsverplichtingen daarvan, nog ‘no cure – no pay’ kan zijn. Immers, in hoofdstuk 5 van de Incassovoorwaarden is niet bepaald dat de opdrachtgever op enigerlei wijze gecompenseerd wordt voor het honorarium en de kosten in het geval dit middel niet tot betaling van de vordering zou leiden en de beslaglegging dus geen succes is. In die zin is dat traject daarmee reeds niet op basis van ‘no cure – no pay’. Een incassotraject kan namelijk niet èn op basis van ‘no cure – no pay’ zijn èn toch betalingsverplichtingen met zich brengen op grond van een daartoe gegeven (andere) opdracht. Deze twee opdrachtvormen verhouden zich niet tot elkaar. Het is van tweeën één: ofwel werkzaamheden worden verricht op basis van een uurtarief of een vast tarief zonder garantie op succes, met het risico dat niet betaald wordt voor de opdrachtgever, ofwel werkzaamheden worden verricht op grond van een opdracht op basis van ‘no cure – no pay’, met alleen een betaling in geval van succes, met het risico dat niet betaald wordt voor e-Legal. Een mengvorm, zoals e-Legal in deze procedure voorstaat, legt alle risico bij de opdrachtgever, zonder risico voor e-Legal. Bij succes zou e-Legal namelijk èn de vergoeding voor incasso op basis van ‘no cure – no pay’ ontvangen èn de vergoeding voor de andere verrichte werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het leggen van conservatoir beslag of een faillissementsaanvraag. Bij uitblijven van succes krijgt e-Legal toch betaald via de op grond van de opdracht verrichte werkzaamheden. Dat is een loterij zonder nieten voor e-Legal en bovendien een dure oplossing voor een opdrachtgever in geval de incasso wel slaagt. Uit het voorgaande vloeit voort dat e-Legal niet de (spel)regels voor incasso op basis van ‘no cure – no pay’ kan toepassen, als zij reeds via een andersluidende opdracht voor haar diensten betaald heeft gekregen.
maatwerk noodzakelijkis of wanneer een vordering
inhoudelijk wordt betwistis zonder een zekere juridische kennis niet te beoordelen. Dit geldt te meer omdat wel duidelijk wordt dat in die gevallen het ‘no cure – no pay’-beginsel niet van toepassing is en aparte betalingsafspraken en
-verplichtingen van toepassing zijn. Hierbij is mede van belang, het is eerder overwogen, dat e-Legal in de aanvangsfase nergens haar (uur)tarieven vermeldt. Daarmee komt inderdaad de door [naam vof] c.s opgeworpen vraag aan de orde of e-Legal voldoet aan artikel 17 van de Gedragsregels voor Advocaten, niet alleen wat betreft lid 1 van dat artikel, maar ook wat betreft lid 2.
€ 7.760,- als onverplicht betaald moet worden aangemerkt, zal de kantonrechter in reconventie dat bedrag toewijzen. Echter, tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat [naam vof] niet al een bedrag van € 14.646,76 heeft betaald, maar een bedrag van € 12.803,71, zodat het in rechtsoverweging 4.2 genoemde bedrag van
€ 6.886,76 daarop in mindering moet strekken. Hierdoor resteert een bedrag van
€ 5.916,95. Over dit bedrag zal de wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie worden toegewezen. Als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal e-Legal tenslotte worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam vof] . Deze worden echter begroot op nihil, omdat deze kosten reeds verdisconteerd zijn in de proceskostenveroordeling van e-Legal in conventie.