ECLI:NL:RBDHA:2021:1467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
8742027 RL EXPL 20-15885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van incassovergoeding op basis van afspraken tussen partijen en de toepassing van 'no cure - no pay'

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de gedaagde partij, [naam vof], op basis van afspraken met de eisende partij, e-Legal Incasso advocaten B.V., een beëindigingsvergoeding of boete verschuldigd is wegens overtreding van de spelregels van een 'no cure - no pay' regeling. De zaak betreft incassowerkzaamheden die e-Legal heeft verricht voor [naam vof] met betrekking tot vorderingen op twee debiteuren, [naam B.V. 1] B.V. en [naam B.V. 2] B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opdracht die [naam vof] aan e-Legal heeft gegeven, niet expliciet een incassotraject op basis van 'no cure - no pay' omvatte, maar eerder een opdracht tot het leggen van conservatoir beslag. Dit leidde tot de conclusie dat de spelregels van de 'no cure - no pay' regeling niet van toepassing zijn, en dat [naam vof] geen verplichtingen had ten aanzien van deze spelregels. De kantonrechter heeft de vordering van e-Legal in conventie afgewezen en geoordeeld dat [naam vof] recht heeft op terugbetaling van een bedrag van € 5.916,95 wegens onverschuldigde betaling, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van [naam vof].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Rolnr.: 8742027 RL EXP 20-15885
9 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
e-Legal Incasso advocaten B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: e-Legal,
gemachtigde: mr. L.R. Ridderbroek,
tegen

1.de vennootschap onder firma [naam vof] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [naam vof]
alsmede

2.[gedaagde 1] ,

vennoot van gedaagde sub 1.,
wonende te [woonplaats] ,
en

3.[gedaagde 2] ,

vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
alle gedaagde partijen hierna gezamenlijk te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. R. Charité.

1.Het procesverloop

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 26 augustus 2020 met 22 producties (nrs. 1 tot en met 22);
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van 3 november 2020 met vier producties (nrs. 1 tot en met 4);
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende aanvullende producties in conventie, binnengekomen bij de griffie op 18 januari 2021, met zes aanvullende producties (nrs. 23 tot en met 28).
1.2
Op 29 januari 2021 is een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij is namens [naam vof] haar vennoot [gedaagde 1] verschenen alsmede de gemachtigde van [naam vof] en is namens e-Legal de gemachtigde verschenen samen met mevr. mr. G.J. van den Adel. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Een schikking is niet bereikt.
1.3
Aansluitend aan de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[naam vof] heeft aan e-Legal de incasso uit handen gegeven van vorderingen van [naam vof] op twee van haar debiteuren. Een debiteur betrof [naam B.V. 1] B.V. (hierna: [naam B.V. 1] ), waarop (op 12 juni 2019) [naam vof] een vordering had van in hoofdsom
€ 11.144,70. Een tweede debiteur betrof [naam B.V. 2] B.V. (hierna: [naam B.V. 2] ), waarop [naam vof] omstreeks 5 juni 2020 een vordering had van in hoofdsom
€ 22.363,00.
2.2
In verband met de incassowerkzaamheden heeft [naam vof] een tweetal overeenkomsten met e-Legal gesloten, met betrekking tot de vordering op [naam B.V. 1] op 4 juni 2019 en met betrekking tot de vordering op [naam B.V. 2] op 27 mei 2019.
2.3
In verband met de incassowerkzaamheden met betrekking tot beide debiteuren heeft [naam vof] een bedrag aan e-Legal voldaan van € 12.426,34 terzake van een aantal voorschotfacturen.
2.4
E-Legal heeft [naam vof] daarenboven een bedrag gefactureerd van (per saldo) € 5.582,90 op grond van drie facturen, waaronder een creditfactuur. [naam vof] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.

3.De vordering en het verweer daartegen in conventie

3.1
In conventie vordert E-Legal bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam vof]
hoofdelijkte veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen: (-) een bedrag ad
€ 5.582,90terzake de hoofdsom; (-)
primair:een bedrag ad
€ 1.080,28terzake de rente tot 18-08-2020, vermeerderd met de contractuele rente zoals vermeld onder randnummer 3.1 [van de dagvaarding] over
€ 5.582,90vanaf 18-08-2020 tot aan de dag der algehele voldoening; (-)
subsidiair:de wettelijke handelsrente over de hoofdsom ad € 5.582,90 – steeds na creditmutatie – vanaf de respectieve vervaldata van de vordering(en) zoals vermeld onder randnummer 2.1 [van de dagvaarding], tot een de dag der algehele voldoening; (-) een bedrag ad
€ 837,44terzake de buitengerechtelijke incassokosten; (-) de kosten van het geding,
waaronder het salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rent over de proceskosten te rekenen vanaf bovenvermelde termijn voor voldoening.
3.2
Aan haar vordering in conventie legt e-Legal ten grondslag dat zij voor [naam vof] incassowerkzaamheden heeft verricht op basis van ‘no cure – no pay’. Daarvoor gelden bepaalde spelregels, die [naam vof] niet is nagekomen. Als gevolg daarvan heeft [naam vof] e-Legal niet voldoende in staat gesteld de betreffende vorderingen bij de debiteuren te incasseren. Daarnaast heeft [naam vof] ook de opdracht ingetrokken. Op grond van de overeengekomen voorwaarden dient [naam vof] daardoor een (beëindigings)vergoeding te betalen ter grootte van in totaal € 5.582,90.
3.3
[naam vof] voeren verweer tegen de vordering in conventie van e-Legal. Niet alleen stellen zij dat de tussen partijen overeengekomen voorwaarden uiterst gecompliceerd zijn en voor juridisch niet onderlegden, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , niet begrijpelijk. Onder die omstandigheden kunnen zij redelijkerwijs niet aan de overeengekomen bepalingen worden gehouden. Voorts stellen [naam vof] dat zij enkel en alleen opdracht hebben gegeven tot het leggen van conservatoir beslag en het opstellen van een verzoekschrift in verband met een faillissementsaanvraag en werkzaamheden met betrekking tot het opstellen van een dagvaarding. Tenslotte stellen [naam vof] dat geen sprake meer is van een redelijk honorarium in de zin van artikel 17 van de Gedragsregels Advocatuur [1] .

4.De vordering en het verweer daartegen in reconventie

4.1
In reconventie vordert [naam vof] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, e-Legal te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van
€ 7.760,-, wegens onverschuldigde betaling te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en e-Legal te veroordelen in de proceskosten, waaronder de betaalde griffierechten en het salaris gemachtigde.
4.2
Aan haar vordering in reconventie legt [naam vof] ten grondslag dat zij tot een bedrag van
€ 7.760,- onverschuldigd heeft betaald. Zij heeft uitsluitend opdracht gegeven tot het leggen van conservatoir beslag bij beide debiteuren, het opstellen van een faillissementsrekest met betrekking tot debiteur [naam B.V. 1] en in verband met een dagvaardingsprocedure met betrekking tot debiteur [naam B.V. 2] . De totale kosten daarvan bedragen € 6.886,76 (incl. BTW).
4.3
Het verweer van e-Legal tegen de vordering in reconventie van [naam vof] luidt dat van onverschuldigde betaling geen sprake is, vanwege de betalingsverplichtingen die voor [naam vof] voortvloeien uit de ‘spelregels’ met betrekking tot haar incassowerkzaamheden, het niet naleven van de ‘spelregels’ door [naam vof] en door de intrekking van de opdracht door [naam vof] , waardoor, naast het reeds door [naam vof] betaalde bedrag van € 12.426,34 een (beëindigings)vergoeding verschuldigd is geworden.

5.De beoordeling

In conventie
5.1
In deze procedure gaat het in conventie om de beoordeling van de vraag of [naam vof] op grond van afspraken tussen partijen met betrekking tot de incassowerkzaamheden op basis van ‘no cure – no pay’ wegens overtreding van de ‘spelregels’ dan wel als gevolg van een tussentijdse beëindiging een beëindigingsvergoeding dan wel boete aan e-Legal verschuldigd is.
5.2
Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vragen zijn de tussen partijen overeengekomen voorwaarden. Deze voorwaarden vallen uiteen in drie verschillende delen. Allereerst zijn daar de door e-Legal aan [naam vof] gezonden (en door [naam vof] voor akkoord getekende) opdrachtbrieven van 4 juni 2019 ( [naam B.V. 1] , productie 2 bij dagvaarding) respectievelijk van 27 mei 2019 ( [naam B.V. 2] , productie 12 bij dagvaarding). In de opdrachtbrieven wordt verwezen naar het tweede deel, de ‘Incassovoorwaarden e-Legal Incasso advocaten’. Het derde deel van de overeenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden e-Legal Incasso advocaten’.
5.3
De ‘Incassovoorwaarden’, het tweede deel van de overeenkomst, betreffen enerzijds regels en ‘spelregels’ met betrekking tot de incassowerkzaamheden, waarvan e-Legal stelt dat zij deze op basis van ‘no cure – no pay’ uitvoert, en anderzijds de werkwijze met betrekking tot incassowerkzaamheden, die niet op basis van ‘no cure – no pay’ worden uitgevoerd.
5.4
Naar het oordeel van de kantonrechter is door de gelaagde structuur van de overeengekomen voorwaarden de rangorde tussen de verschillende documenten aldus dat de opdrachtbrieven de kern van de overeenkomst (opdracht) vormen, terwijl de ‘Incassovoorwaarden’ aanvullende bepalingen bevatten voor het geval dat de opdrachtbrieven onvoldoende aanknopingspunten bieden en waarbij de algemene voorwaarden eventuele nog bestaande lacunes opvullen.
5.5
De beide opdrachtbrieven geven een duidelijk antwoord op de vraag welke opdracht [naam vof] aan e-Legal heeft verstrekt. Dat staat namelijk onder het hoofdje ‘Inhoud opdracht’, dat luidt:
De opdracht betreft het verzorgen van een verzoekschrift voor verlof voor conservatoir verhaalsbeslag en het nadien instrueren van de deurwaarder in verband met daadwerkelijke beslaglegging.
Aangezien het advocaten op grond van de gedragsregels niet is toegestaan om rechtsmaatregelen te treffen zonder voorafgaande aankondiging, zal uw debiteur indien noodzakelijk allereerst een enkele sommatiebrief worden gezonden waarin rechtsmaatregelen worden aangezegd. Uiteraard zal er geen melding worden gemaakt van het voornemen om conservatoir beslag te leggen.
5.6
De opdrachtbrieven geven eveneens een duidelijk antwoord op de vraag welke tegenprestatie e-Legal voor deze werkzaamheden heeft bedongen. Onder het hoofdje ‘Kosten’ staat:
De vaste prijs voor het honorarium ad € 750 geldt voor conservatoir verhaalsbeslag op roerende goederen (zoals inventaris of auto’s), op onroerende zaken en onder derden (zoals banken of opdrachtgevers). Hiermee kan doorgaans worden volstaan.
(….)
Het verschuldigde griffierecht is afhankelijk van de juridische hoedanigheid van de beslaglegger en bedraagt € 297 (tarief natuurlijke personen/eenmanszaken als beslaglegger), dan wel € 639 (tarief rechtspersonen/overige als beslaglegger) (onbelast; tarief 2019). De hoogte van de deurwaarderskosten is afhankelijk van het aantal en de soort beslagen. Zie tarievenoverzicht op onze website voor de exacte kosten (https://e-legal.nl/tarieven). (….)
Voor bovenvermelde kosten ontvangt u een voorschotfactuur. De werkzaamheden worden vervolgd na ontvangst van uw betaling.
5.7
Voorts bevatten de opdrachtbrieven de volgende voor de beoordeling van het voorliggende geschil relevante bepalingen:
Incasso
Het bovenvermelde honorarium betreft een vaste prijs voor de conservatoire beslaglegging in het kader van de behandeling van een incassodossier door ons kantoor. De onderliggende incasso-opdracht behandelen wij op basis van onze bijgesloten incassovoorwaarden (bijlage).
(…..)
Risico’s
Wordt uw vordering echter afgewezen of biedt de debiteur geen verhaal, dan komen de beslagkosten en proceskosten voor uw rekening.
5.8
Uit de voorgaande citaten uit de opdrachtbrieven kunnen, in onderlinge samenhang gelezen, de volgende conclusies worden getrokken:
[naam vof] heeft opdracht verstrekt tot het leggen van conservatoir beslag;
In het kader van de opdracht en ter voldoening aan de gedragsregels van advocaten zal e-Legal eerst nog een
enkele sommatiebriefaan de debiteur versturen;
Voor deze werkzaamheden wordt een bedrag van € 750,- als honorarium in rekening gebracht, te vermeerderen met griffierecht en deurwaarderskosten.
5.9
Uit de tekst van de opdrachtbrieven blijkt dus niet eenduidig dat [naam vof]
ookopdracht heeft gegeven tot incasso van de vorderingen op [naam B.V. 1] en [naam B.V. 2] . Weliswaar staat in de opdrachtbrief:
De onderliggende incasso-opdracht behandelen wij op basis van onze bijgesloten incassovoorwaarden, maar uit die enkele mededeling volgt niet automatisch dàt [naam vof] ook opdracht heeft gegeven tot incasso. Daarbij komt nog dat in de opdrachtbrief onder het hoofdje ‘Doel’ staat vermeld:
Daarnaast vormt beslaglegging een uitstekend drukmiddel om betaling af te dwingen.Uit die tekst, wederom in onderlinge samenhang gezien met de rest van de opdrachtbrieven, kan gelezen worden dat een opdrachtgever tegen betaling van enkel een honorarium van € 750,- plus griffierechten en deurwaarderskosten een eenvoudige incassomaatregel ‘inkoopt’, die tot snelle incasso kan leiden.
5.1
Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de tekst van de opdrachtbrief niet expliciet duidelijk dat (ook) opdracht wordt gegeven tot incasso. Deze onduidelijkheid moet in het nadeel van e-Legal worden uitgelegd. Zij is het immers die gebruik maakt van deze voorwaarden en zij is de partij die ten opzichte van de juridisch als minder gekwalificeerd te achten partij als [naam vof] de voorwaarden waarop zij haar werkzaamheden verricht ondubbelzinnig dient te verwoorden.
5.11
Uit de door e-Legal overgelegde communicatie tussen e-Legal en [naam vof] blijkt overigens nog het volgende met betrekking tot de vorderingen op [naam B.V. 1] (productie 6 bij dagvaarding:
04 jun 2019 [betrokkene] Er is een opdrachtbevestiging voor het conservatoir beslag verzonden aan de opdrachtgever.
Uit deze aantekening blijkt ook niet dat het in die fase over iets anders ging dan over een
opdracht voor het conservatoir beslag.In feite wordt hiermee de stelling van [naam vof] verder ondersteund dat géén opdracht is gegeven tot incasso op basis van de ‘Incassovoorwaarden’.
5.12
Eenzelfde beeld komt naar voren uit de door e-Legal overgelegde communicatie met betrekking tot de vordering op [naam B.V. 2] (productie 13 bij dagvaarding), namelijk dat in de aanvangsfase [naam vof] enkel en alleen opdracht heeft gegeven tot het leggen van conservatoir beslag.
5.13
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er daarnaast voldoende andere aanknopingspunten, die tot het oordeel leiden dat [naam vof] geen opdracht tot incasso (op basis van ‘no cure – no pay’) heeft gegeven. In de Incassovoorwaarden wordt namelijk in hoofdstuk 2 beschreven hoe de ‘buitengerechtelijke incasso’ werkt: een sommatiebrief wordt gevolgd door een
dagvaarding of faillissementsaanvraag in concept. Daaruit blijkt dat de concept-dagvaarding of concept-faillissementsaanvraag worden gebruikt als
drukmiddel. Dat [naam vof] juist geen opdracht heeft gegeven tot een dergelijk traject volgt uit de tekst van de opdrachtbrieven, waarin [naam vof] (tegen betaling van € 750,-) opdracht heeft gegeven tot het leggen van conservatoir beslag. Het leggen van conservatoir beslag is een ander drukmiddel dan het versturen van een concept dagvaarding of - faillissementsaanvraag en bovendien een echt rechtsmiddel in plaats van het dreigen daarmee.
5.14
Kennelijk biedt e-Legal dus twee verschillende incassotrajecten aan, een op basis van ‘no cure – no pay’ met als drukmiddelen een incassobrief en een concept dagvaarding of – faillissementsaanvraag, en een op basis van een vast tarief met als drukmiddel daadwerkelijke beslaglegging. Zonder uitdrukkelijke opdracht daartoe, mag e-Legal er niet vanuit gaan dat een opdrachtgever naast het verlenen van een betaalde opdracht tot het leggen van conservatoir beslag ook opdracht geeft voor een andere
onderliggende incasso-opdracht.
5.15
In de (‘buitengerechtelijke’) aanvangsfase kunnen de werkzaamheden van e-Legal vier uitkomsten hebben, te weten:
De debiteur betaalt al na ontvangst van de sommatiebrief;
De debiteur betaalt na het leggen van het conservatoir beslag en/of na ontvangst van de concept dagvaarding of - faillissementsaanvraag;
De debiteur betaalt niet op grond van betalingsonmacht;
De debiteur voert gemotiveerd verweer tegen de vordering.
5.16
Uitsluitend in het hierboven onder 2. genoemde geval maakt de opdrachtbrief duidelijk welke de betalingsverplichtingen van de opdrachtgever in ieder geval zijn, namelijk betaling van het honorarium van € 750, plus de griffierechten en de deurwaarderskosten. Of het bedrag van € 750,- ook verschuldigd is, indien de debiteur meteen na de sommatiebrief betaalt, is niet duidelijk. In het geval gekozen zou zijn voor een incasso op grond van ‘no cure – no pay’, hetgeen, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet het geval is, dan zouden er tot dit moment geen betalingsverplichtingen voor de opdrachtgever zijn, mits aan de ‘spelregels’ is voldaan.
5.17
Welke de betalingsverplichtingen van [naam vof] zijn in de gevallen 3. en 4. blijkt overigens niet uit de opdrachtbrieven. Daaruit blijkt alleen dat aanvullende werkzaamheden in verband met beslag op andere verhaalsobjecten en een groot aantal verhaalsobjecten
aanvullend op uurbasisin rekening worden gebracht. Hetzelfde geldt bij gerechtelijke bewaring of beslaglegging waarbij de debiteur vooraf wordt gehoord, in het geval van een bekend inhoudelijk verweer en aanvullende werkzaamheden in verband met mogelijke opheffing van gelegde beslagen. Tegen welk uurtarief deze werkzaamheden worden verricht wordt evenwel niet vermeld.
5.18
Onder het hoofdje ‘Eis in de hoofdzaak’ maken de opdrachtbrieven duidelijk, dat in het geval na beslaglegging geen betaling volgt een gerechtelijke procedure noodzakelijk is. Uit de laatste zin onder dit hoofdje:
Voor het instellen van de eis in de hoofdzaak ontvangt u te zijner tijd een afzonderlijk prijsvoorstel.Hieruit blijkt dat voor deze volgende fase een aparte, nieuwe opdracht noodzakelijk is. Het moet e-Legal bekend zijn dat na verkregen verlof tot beslaglegging snel een bodemprocedure moet starten, indien de debiteur niet snel tot betaling overgaat. Van e-Legal mag dan ook verwacht worden dat zij reeds in de aanvangsfase aan haar opdrachtgevers duidelijk maakt, dat verdere kosten vrijwel meteen aan de orde zijn, als een debiteur na beslaglegging niet snel tot betaling overgaat, dan wel – in voorkomend geval – in betalingsonmacht verkeert en hoe hoog die verdere kosten kunnen zijn. Tegenover de reële mogelijkheid dat een debiteur na beslaglegging betaalt, staat immers de evenzeer reële mogelijkheid dat de debiteur niet betaalt. Daarbij is een conservatoir beslag nog geen executoriaal beslag en in zoverre is het geen rechtsmiddel, zoals de aanduiding ‘conservatoir’ ook aangeeft, om een vordering op een debiteur of diens vermogensbestanddelen te kunnen verhalen.
5.19
Al het voorgaande bijeen genomen brengt de kantonrechter tot het oordeel dat [naam vof] geen opdracht aan e-Legal heeft gegeven tot een incassotraject op basis van ‘no cure – no pay’, maar wel tot een betaald incassotraject met bepaalde prijsafspraken. Dat betekent dat de ‘spelregels’ met betrekking tot een ‘no cure – no pay’ incassotraject niet van toepassing zijn, dat [naam vof] geen verplichtingen ten aanzien van de spelregels heeft en dat e-Legal geen rechten kan ontlenen aan de spelregels. Dat betekent weer dat de vordering van [naam vof] in conventie, die geheel is gebaseerd op de stelling van e-Legal dat opdracht is gegeven tot incasso op basis van ‘no cure – no pay’ en dat daarmee de ‘spelregels’ van toepassing zijn en de stelling van e-Legal dat [naam vof] deze spelregels niet gevolgd heeft, zal worden afgewezen.
5.2
In het kader van het voorgaande heeft de kantonrechter zich overigens nog de vraag gesteld in hoeverre een incassotraject via het leggen van conservatoir beslag te rijmen valt met een incassotraject op basis van ‘no cure – no pay’. Mede omdat e-Legal tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven een principiële beslissing te wensen zal de kantonrechter enkele overwegingen aan dit punt wijden.
5.21
Niet alleen zijn de twee incassotrajecten, zoals reeds in rechtsoverwegingen 5.13 en 5.14 is besproken, onderling verschillend (
dreigenmet rechtsmaatregelen ten opzichte van
werkelijk gelegdconservatoir beslag), ook valt niet goed in te zien hoe een incassotraject via conservatoir beslag, gelet op de betalingsverplichtingen daarvan, nog ‘no cure – no pay’ kan zijn. Immers, in hoofdstuk 5 van de Incassovoorwaarden is niet bepaald dat de opdrachtgever op enigerlei wijze gecompenseerd wordt voor het honorarium en de kosten in het geval dit middel niet tot betaling van de vordering zou leiden en de beslaglegging dus geen succes is. In die zin is dat traject daarmee reeds niet op basis van ‘no cure – no pay’. Een incassotraject kan namelijk niet èn op basis van ‘no cure – no pay’ zijn èn toch betalingsverplichtingen met zich brengen op grond van een daartoe gegeven (andere) opdracht. Deze twee opdrachtvormen verhouden zich niet tot elkaar. Het is van tweeën één: ofwel werkzaamheden worden verricht op basis van een uurtarief of een vast tarief zonder garantie op succes, met het risico dat niet betaald wordt voor de opdrachtgever, ofwel werkzaamheden worden verricht op grond van een opdracht op basis van ‘no cure – no pay’, met alleen een betaling in geval van succes, met het risico dat niet betaald wordt voor e-Legal. Een mengvorm, zoals e-Legal in deze procedure voorstaat, legt alle risico bij de opdrachtgever, zonder risico voor e-Legal. Bij succes zou e-Legal namelijk èn de vergoeding voor incasso op basis van ‘no cure – no pay’ ontvangen èn de vergoeding voor de andere verrichte werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het leggen van conservatoir beslag of een faillissementsaanvraag. Bij uitblijven van succes krijgt e-Legal toch betaald via de op grond van de opdracht verrichte werkzaamheden. Dat is een loterij zonder nieten voor e-Legal en bovendien een dure oplossing voor een opdrachtgever in geval de incasso wel slaagt. Uit het voorgaande vloeit voort dat e-Legal niet de (spel)regels voor incasso op basis van ‘no cure – no pay’ kan toepassen, als zij reeds via een andersluidende opdracht voor haar diensten betaald heeft gekregen.
5.22
Ook heeft de kantonrechter zich de vraag gesteld wat het ‘buitengerechtelijke incassotraject’ op basis van ‘no cure – no pay’ aan voordelen voor een opdrachtgever biedt. Uit de Incassovoorwaarden blijkt dat het ‘buitengerechtelijke incassotraject’ niet veel meer is dan hetgeen een crediteur ook zelf kan doen, namelijk het sturen van een sommatiebrief en het dreigen met rechtsmaatregelen. Misschien dat het feit dat een advocatenkantoor deze stappen neemt iets meer gewicht in de schaal legt bij een aangeschreven debiteur dan in het geval een opdrachtgever zelf deze aanschrijving doet. Maar gelet op het feit dat er stringente ‘spelregels’ gelden en er vele beperkingen zijn (zie de lijst met incasso’s, waarvoor het ‘no cure – no pay’-beginsel niet geldt) is het voor een juridisch niet ingevoerde opdrachtgever nauwelijks te beoordelen of een uitzondering van toepassing kan zijn. Of
maatwerk noodzakelijkis of wanneer een vordering
inhoudelijk wordt betwistis zonder een zekere juridische kennis niet te beoordelen. Dit geldt te meer omdat wel duidelijk wordt dat in die gevallen het ‘no cure – no pay’-beginsel niet van toepassing is en aparte betalingsafspraken en
-verplichtingen van toepassing zijn. Hierbij is mede van belang, het is eerder overwogen, dat e-Legal in de aanvangsfase nergens haar (uur)tarieven vermeldt. Daarmee komt inderdaad de door [naam vof] c.s opgeworpen vraag aan de orde of e-Legal voldoet aan artikel 17 van de Gedragsregels voor Advocaten, niet alleen wat betreft lid 1 van dat artikel, maar ook wat betreft lid 2.
5.23
Los van het voorgaande rust op e-Legal zonder meer de verplichting om helder en transparant over haar tarievenstructuur te informeren en dat is met het samenstel van de verschillende documenten (zie rechtsoverwegingen 5.2 tot en met 5.4) en de wijze waarop deze zijn opgesteld naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende het geval.
5.24
Als de in conventie in het ongelijk gestelde partij zal e-Legal worden veroordeeld in de proceskosten in conventie aan de zijde van [naam vof]
In reconventie
5.25
In reconventie vorderen [naam vof] een bedrag van e-Legal terug op basis van onverschuldigde betaling. Deze vordering onderbouwen zij met de stelling dat zij slechts opdracht hebben gegeven tot het leggen van conservatoir beslag en het opstellen van een faillissementsrekest met betrekking tot debiteur [naam B.V. 1] en het leggen van conservatoir beslag en kosten in verband met een dagvaardingsprocedure met betrekking tot debiteur [naam B.V. 2] .
5.26
Zoals reeds in rechtsoverweging 5.11 en 5.12 blijkt uit de door e-Legal zelf overgelegde stukken niet dat [naam vof] opdracht heeft gegeven tot meer dan die vier (deel)opdrachten. In beginsel kunnen [naam vof] daardoor niet gehouden worden tot betaling van meer dan waarvoor zij opdracht hebben gegeven.
5.27
E-Legal verweert zich tegen de vordering van [naam vof] in reconventie dat [naam vof] zich verbonden hebben tot een geheel van betalingsverplichtingen, mede voortvloeiend uit de ‘spelregels’ rondom ‘no cure – no pay’, waardoor de betalingen niet onverplicht zijn geweest en [naam vof] daarenboven nog hetgeen e-Legal in conventie vordert dienen te betalen.
5.28
Uit hetgeen in conventie reeds is overwogen en beslist volgt dat [naam vof] geen opdracht heeft verleend tot een incasso op grond van ‘no cure – no pay’ en dat er dus geen betalingsverplichtingen van [naam vof] in dat opzicht zijn. Dat betekent weer dat het verweer van e-Legal op dat punt wordt verworpen. Omdat e-Legal geen zelfstandig verweer heeft gevoerd tegen de stelling van [naam vof] dat een bedrag ter hoogte van
€ 7.760,- als onverplicht betaald moet worden aangemerkt, zal de kantonrechter in reconventie dat bedrag toewijzen. Echter, tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat [naam vof] niet al een bedrag van € 14.646,76 heeft betaald, maar een bedrag van € 12.803,71, zodat het in rechtsoverweging 4.2 genoemde bedrag van
€ 6.886,76 daarop in mindering moet strekken. Hierdoor resteert een bedrag van
€ 5.916,95. Over dit bedrag zal de wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie worden toegewezen. Als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal e-Legal tenslotte worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam vof] . Deze worden echter begroot op nihil, omdat deze kosten reeds verdisconteerd zijn in de proceskostenveroordeling van e-Legal in conventie.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
- wijst de vordering van e-Legal af;
- veroordeelt e-Legal in de proceskosten in conventie aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 600,00 (2 punten à € 300,00) vanwege salaris gemachtigde,
In reconventie
- veroordeelt e-Legal aan [naam vof] te betalen een bedrag van € 5.916,95 wegens onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt e-Legal in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [gedaagden] begroot op nihil;
- wijst het meer of anders gevorderde af,
In conventie en in reconventie
- verklaart dit vonnis wat betreft de betalingsverplichtingen van e-Legal aan [naam vof] uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In de conclusie van antwoord wordt in dit verband artikel 25 van de Gedragsregels Advocatuur genoemd, maar de kantonrechter neemt aan dat daar artikel 17 bedoeld is.