ECLI:NL:RBDHA:2021:14654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
9215917 / CV EXPL 21-1685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-concurrentiebeding en relatiebeding in arbeidsovereenkomst met boete en proceskostencompensatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van Delft Beveiligingen B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde tevens eiser]. De zaak betreft de handhaving van een non-concurrentiebeding en een relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst van de werknemer. Van Delft Beveiligingen vorderde een boete van € 61.000,00 wegens overtredingen van deze bedingen door de werknemer, die na zijn ontslag contact had opgenomen met een relatie van het bedrijf en een eigen onderneming had ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer de relatiebedingen heeft overtreden door contact op te nemen met Uniglas, een relatie van Van Delft Beveiligingen, en heeft hem veroordeeld tot betaling van een boete van € 5.000,00. De vordering van de werknemer in reconventie voor achterstallig loon en vakantiegeld werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat Van Delft Beveiligingen zich kon beroepen op verrekening met schadevergoeding wegens ontvreemding van zaken door de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de geldigheid van relatie- en concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten en de mogelijkheid van boeteclausules.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Gouda
PF
Zaaknummer 9215917/ CV EXPL 21-1685
VONNIS van de kantonrechter d.d. 25 november 2021 in de zaak:
Van Delft Beveiligingen B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P.M. Borsboom,
tegen
[gedaagde tevens eiser],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal.
Partijen worden aangeduid als “Van Delft Beveiligingen” en “ [gedaagde tevens eiser] ”.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding d.d. 30 april 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 20 oktober 2021 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Partijen hebben bij akte vervolgens om vonnis gevraagd.

2.FeitenDe kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.2.1 Van Delft Beveiligingen is een beveiligingsbedrijf dat zich (voornamelijk) bezighoudt met hang- en sluitwerk, sleutels, noodvoorzieningen en glas en afdichtingen.2.2 [gedaagde tevens eiser] is sinds 2 juli 2016 bij Van Delft Beveiligingen in dienst geweest in de functie van medewerker buitendienst/monteur tegen een salaris van € 1.650,00 netto per maand.2.3 De arbeidsovereenkomst tussen partijen van 15 juni 2017 bevat onder meer de navolgende bepalingen:“Artikel 16: Relatiebeding1. Het is de werknemer zonder schriftelijke toestemming van de werkgever verboden gedurende één jaar na het einde van de dienstbetrekking op enige wijze, direct of indirect, zakelijke contacten aan te gaan of te onderhouden met (potentiële) relaties van de werkgever en/of aan werkgever gelieerde bedrijven. Onder gelieerde bedrijven in de zin van de bepaling worden in ieder geval verstaan bedrijven die behoren tot dezelfde groep als de werkgever, alsmede bedrijven waarin de werkgever op enige wijze deelneemt of belang heeft.2. Het is de werknemer verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever, binnen een jaar na uitdiensttreding, soortgelijke werkzaamheden uit te oefenen bij een onderneming die soortgelijke werkzaamheden verricht. Tevens is het de werknemer verboden om binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging van de dienstbetrekking alleen of met anderen een soortgelijk bedrijf als dat van werkgever uit te oefenen of daaraan deel te nemen.3. Werknemer zal gedurende de arbeidsovereenkomst, alsmede gedurende één jaar na het einde van de dienstbetrekking geen werknemers – die in de periode voorafgaand aan het einde van de overeenkomst een dienstbetrekking hebben of hebben gehad met werkgever – bewegen de dienstbetrekking met werkgever te beëindigen en/of deze werknemers in dienst te nemen.4. Bij overtreding van dit beding verbeurt de werknemer ten gunste van de werkgever een direct opeisbare boete van € 5.000,- per overtreding en tevens € 500,- voor iedere dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door de werkgever voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats van de boete van de werknemer volledige schadevergoeding te vorderen. Ingebrekestelling is niet vereist.5. Partijen maken gebruik van de mogelijkheid van artikel 7:650 lid 3-5 van het Burgerlijk Wetboek af te wijken en komen overeen dat voornoemde boete ten goede zal komen aan de werkgever.(…)Artikel 19: Nevenarbeid1. Het is werknemer verboden tijdens de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm werkzaam te zijn voor een andere werkgever of opdrachtgever, dan wel direct of indirect dan wel financieel in welke vorm dan ook bij een ander bedrijf betrokken te zijn, dan wel zaken te doen voor eigen rekening, hetzij tegen een vergoeding hetzij om niet, behoudens uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de werkgever.2. Bij overtreding van dit beding verbeurt de werknemer ten gunste van de werkgever een direct opeisbare boete van € 5.000,- per overtreding en tevens € 500,- voor iedere dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door de werkgever voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats van de boete van de werknemer volledige schadevergoeding te vorderen. Ingebrekestelling is niet vereist.3. Partijen maken gebruik van de mogelijkheid van artikel 7:650 lid 3-5 van het Burgerlijk Wetboek af te wijken en komen overeen dat voornoemde boete ten goede zal komen aan de werkgever.”2.4 [gedaagde tevens eiser] is op 23 maart 2020 door Van Delft Beveiligingen op staande voet ontslagen. [gedaagde tevens eiser] heeft dit ontslag niet aangevochten.2.5 Sinds 21 februari 2020 staat bij de Kamer van Koophandel de onderneming [naam] ingeschreven.2.6 Blijkens een e-mail van 2 maart 2020 heeft [gedaagde tevens eiser] bij [bedrijfsnaam] geïnformeerd naar de beschikbaarheid van ‘sluitkommen’.2.7 Bij brief van 26 maart 2020 heeft Van Delft Beveiligingen aan [gedaagde tevens eiser] bericht dat hij de bedingen uit de arbeidsovereenkomst had overtreden en inmiddels een boete van € 15.000,00 had verbeurd. Van Delft Beveiligingen heeft [gedaagde tevens eiser] gesommeerd om de werkzaamheden voor eigen rekening onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, bij gebreke waarvan zij de boete zou gaan invorderen.2.8 Bij WhatsApp-bericht van 30 maart 2020 heeft [gedaagde tevens eiser] aan Van Delft Beveiligingen bericht bezig te zijn alles stop te zetten.2.9 Op sociale media/internet zijn berichten geplaatst over door [gedaagde tevens eiser] verrichte werkzaamheden.2.10 [gedaagde tevens eiser] heeft contact gehad met Uniglas B.V., de landelijk regisseur voor glasschadeherstel aan vastgoed en hierna te noemen Uniglas, over een eventuele samenwerking.2.10 In december 2020 was een website met het adres [website] actief.

3.Geschil3.1 Van Delft Beveiligingen vordert in conventie, zakelijk weergegeven, om [gedaagde tevens eiser] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 61.000,00, te vermeerderen met de proceskosten.3.2 Van Delft Beveiligingen legt, samengevat, het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde tevens eiser] heeft de met Van Delft Beveiligingen gemaakte afspraken in de arbeidsovereenkomst ten aanzien van het relatie-, concurrentie- en nevenwerkzaamhedenbeding geschonden. [gedaagde tevens eiser] heeft daardoor de volgende boetes verbeurd. Een boete van € 5.000,00 in verband met het overtreden van het verbod van nevenwerkzaamheden tijdens het dienstverband. Een boete van € 5.000,00 in verband met het overtreden van het relatiebeding tijdens het dienstverband ( [bedrijfsnaam] ), alsmede een zelfde boete voor het overtreden van het relatiebeding na het einde van het dienstverband (Uniglas). Een boete van € 5.000,00 in verband met het overtreden van het concurrentiebeding tijdens het dienstverband, alsmede een zelfde boete voor het overtreden van het concurrentiebeding na het einde van het dienstverband. Een boete van € 500,00 per dag na 9 december 2020 voor het laten voortduren van het overtreden van het concurrentiebeding, derhalve in totaal € 36.000,00 (72 X € 500,00).3.3 [gedaagde tevens eiser] heeft in conventie verweer gevoerd en in reconventie, zakelijk weergegeven, gevorderd Van Delft Beveiligingen te veroordelen tot het betalen van het achterstallig loon over de maand maart 2020, de vakantierechten en het aan [gedaagde tevens eiser] toekomende wettelijke vakantiegeld, te vermeerderen met de proceskosten.3.4 Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

conventie
4.1
De kantonrechter zal hierna afzonderlijk ingaan op de vraag of [gedaagde tevens eiser] de overeengekomen verboden opgenomen in artikel 19 en in artikel 16 heeft overtreden.
4.2 Ten aanzien van artikel 19 heeft Van Delft Beveiligingen gesteld dat [gedaagde tevens eiser] het overeengekomen verbod heeft overtreden door inschrijving van een onderneming bij de Kamer van Koophandel en doordat hij werkzaamheden heeft verricht voor zijn eigen bedrijf tijdens zijn dienstverband met Van Delft Beveiligingen.
heeft aangevoerd dat voor zover hij na het starten van zijn werkzaamheden als zelfstandige al zo snel werkzaamheden heeft verricht, de omvang van deze werkzaamheden te verwaarlozen was en niet tot schade heeft geleid.
4.3 De kantonrechter constateert dat artikel 19, voor zover thans relevant, aan [gedaagde tevens eiser] verbiedt om zaken te doen voor eigen rekening. Naar het oordeel van de kantonrechter is de enkele inschrijving van een onderneming bij de Kamer van Koophandel op 21 februari 2020 onvoldoende om te kunnen concluderen dat [gedaagde tevens eiser] zaken heeft gedaan voor eigen rekening tijdens zijn dienstverband dat liep tot 23 maart 2020. Zoals [gedaagde tevens eiser] terecht naar voren heeft gebracht tijdens de mondelinge behandeling kan dit ook (enkel) een voorbereidingshandeling zijn. De kantonrechter is van oordeel dat Van Delft Beveiligingen daarnaast onvoldoende concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld om deze conclusie wel te kunnen trekken. De enkele omstandigheid dat [gedaagde tevens eiser] bij [bedrijfsnaam] op 2 maart 2020 heeft geïnformeerd naar de beschikbaarheid van ‘sluitkommen’ en deze, blijkbaar op enig moment daarna, heeft gekocht, is niet toereikend.
4.4 Ten aanzien van artikel 16 onderschrijft de kantonrechter allereerst het verweer van [gedaagde tevens eiser] dat, blijkens de duidelijke tekst, een overtreding enkel en alleen kan zien op gedragingen en werkzaamheden na het einde van het dienstverband. Gesteld noch gebleken is dat partijen de onderhavige bepaling bij het ondertekenen van de overeenkomst met elkaar hebben besproken, zodat het bij de uitleg gaat om de vraag op welke wijze [gedaagde tevens eiser] redelijkerwijs de bepaling, gelet op de tekst, heeft mogen opvatten. Niets wijst er op dat de bepaling ook zou zijn bedoeld om te gelden tijdens het dienstverband. Integendeel het feit dat voor werkzaamheden tijdens het dienstverband een andere bepaling in de overeenkomst is opgenomen (artikel 19), wijst juist in een andere richting.
4.5 De kantonrechter verwerpt het verweer van [gedaagde tevens eiser] dat Van Delft Beveiligingen geen rechten kan ontlenen aan artikel 16 lid 2 omdat deze bepaling een concurrentiebeding bevat en [gedaagde tevens eiser] daar niet bedacht op had behoeven te zijn, omdat het is opgenomen in een artikel dat blijkens de kop handelt over een relatiebeding. De kantonrechter is van oordeel dat Van Delft Beveiligingen er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat [gedaagde tevens eiser] de volledige tekst van lid 2 heeft geaccepteerd door onder de arbeidsovereenkomst zijn handtekening te plaatsen. Door [gedaagde tevens eiser] zijn ook geen omstandigheden gesteld die tot een andere conclusie zouden moeten leiden. Het enkele feit dat de kop van artikel 16 iets anders vermeldt, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om het concurrentiebeding in lid 2 niet toe te passen.
4.6 Vervolgens is de vraag of het relatiebeding opgenomen in artikel 16 lid 1 en/of het concurrentiebeding opgenomen in artikel 16 lid 2 door [gedaagde tevens eiser] na beëindiging van het dienstverband is overtreden.
4.7 Ten aanzien van het relatiebeding na het einde van het dienstverband heeft Van Delft Beveiligingen gesteld dat [gedaagde tevens eiser] dit heeft overtreden door contact op te nemen met Uniglas. [gedaagde tevens eiser] wist dat dit een relatie/opdrachtgever was van Van Delft Beveiligingen en heeft desalniettemin getracht om opdrachten van haar te verkrijgen voor een werkgebied waar ook Van Delft Beveiligingen werkzaamheden verricht.
heeft niet betwist dat hij contact heeft opgenomen met Uniglas. [gedaagde tevens eiser] was in de veronderstelling dat Van Delft Beveiligingen geen samenwerking meer had met Uniglas. Er is enkel geïnformeerd hoe een samenwerking kon worden aangegaan in een andere regio. Er is geen poging geweest om werkzaamheden die Uniglas onderbracht bij Van Delft Beveiligingen te laten uitvoeren door [gedaagde tevens eiser] . Van Delft Beveiligingen heeft geen schade geleden.
4.8 De kantonrechter verwerpt het betoog van [gedaagde tevens eiser] dat hij ervan uit mocht gaan dat Van Delft Beveiligingen geen relatie meer had met Uniglas. Hij was er blijkbaar van op de hoogte dat Van Delft Beveiligingen wel een relatie had met Uniglas en heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij mocht menen dat deze relatie was beëindigd (voor zover al relevant). [gedaagde tevens eiser] heeft voorts niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat het contact met Uniglas onder het relatiebeding valt. In beginsel is [gedaagde tevens eiser] daarom een boete van € 5.000,00 aan Van Delft Beveiligingen verschuldigd voor de overtreding van het relatiebeding. Voor zover [gedaagde tevens eiser] nog heeft willen aanvoeren dat artikel 16 lid 4 niet op artikel 16 lid 1 van toepassing is, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. Een redelijke uitleg van de woorden ‘dit beding’ brengt mee dat lid 4 terugslaat op heel artikel 16 en dus zowel op lid 1 als op lid 2 betrekking heeft. Lid 4 bevat geen enkele aanwijzing voor het tegendeel.
4.9 Tenslotte staat nog ter beoordeling of [gedaagde tevens eiser] het concurrentiebeding heeft overtreden na beëindiging van het dienstverband.
Van Delft Beveiligingen heeft in dat kader gesteld dat de website van [gedaagde tevens eiser] in ieder geval sinds oktober 2020 weer actief is geworden. Ook reden er één of meerdere auto’s rond met de bedrijfsnaam van [gedaagde tevens eiser] en maakte [gedaagde tevens eiser] via sociale media reclame. Volgens Facebook is het bedrijf van [gedaagde tevens eiser] in oktober 2020 opnieuw begonnen.
Ondanks sommatie is [gedaagde tevens eiser] daarna doorgegaan met zijn activiteiten. [gedaagde tevens eiser] heeft een boete verbeurd van € 5.000,00 en voorts van € 500,00 per dag over de periode van 9 december 2020 tot 23 maart 2021.
heeft betwist dat hij het concurrentie beding heeft overtreden. Hij heeft nadat hij kennis had genomen van de brief van Van Delft Beveiligingen van 26 maart 2020 zijn zakelijke sociale media leeggehaald en op Google aangegeven dat zijn bedrijf permanent gesloten is. Hij heeft zich verhuurd als steigerbouwer. Hij heeft weliswaar de naam van zijn bedrijf niet gewijzigd, maar geen gedragingen verricht in strijd met het concurrentiebeding. Hij heeft wel een cursus politie keurmerk veilig wonen afgerond en zich verdiept in het plaatsen van deuren en kozijnen. Daar is Van Delft Beveiligingen niet in actief. Er is dus geen sprake van een soortgelijk bedrijf.
4.10 Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Van Delft Beveiligingen naar aanleiding van het verweer van [gedaagde tevens eiser] onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd dat [gedaagde tevens eiser] tijdens de duur van het concurrentiebeding een soortgelijk bedrijf heeft uitgeoefend.
Een andere vraag is of [gedaagde tevens eiser] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden binnen zijn (niet soortgelijk) bedrijf soortgelijke werkzaamheden heeft verricht en daarmee het concurrentiebeding heeft overtreden. [gedaagde tevens eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij bij het plaatsen van kozijnen en puien (in het verlengde daarvan) ook werkzaamheden heeft verricht aan hang- en sluitwerk.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt het verrichten van werkzaamheden aan hang- en sluitwerk als onderdeel van het plaatsen van kozijnen en puien in redelijkheid niet te kwalificeren als ‘soortgelijke werkzaamheden bij een onderneming die soortgelijke werkzaamheden verricht’. Daarvan zou eerst sprake zijn als de onderneming zich (ook) richt op enkel het aanbrengen/vervangen van hang- en sluitwerk, nu dit de werkzaamheden zijn, naar de kantonrechter heeft begrepen, waarop Van Delft Beveiligingen zich (mede) richt. Dat heeft Van Delft Beveiligingen echter onvoldoende onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden, mede nu [gedaagde tevens eiser] heeft gesteld dat de door Van Delft Beveiligingen overgelegde reviews op Google afkomstig zijn van familie en kennissen en enkel bedoeld waren om hem te ondersteunen en in die zin niet juist zijn dat hij bij hen geen soortgelijke werkzaamheden heeft verricht. Van Delft Beveiligingen heeft dit laatste onvoldoende weersproken.
Gezien het voorgaande is niet komen vast te staan dat [gedaagde tevens eiser] het concurrentiebeding heeft overtreden.
4.11 [gedaagde tevens eiser] heeft (subsidiair) nog een beroep gedaan op matiging. Gelet op de hoogte van het inkomen dat hij bij Van Delft Beveiligingen verdiende en de omstandigheid dat Van Delft Beveiligingen geen schade heeft geleden, alsmede dat [gedaagde tevens eiser] zich op het moment van het tekenen zich niet bewust was van de strekking van de bedingen en de ruime reikwijdte daarvan, maakt dat een boete dient te worden gematigd. Er zou anders sprake zijn van een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat, mede gezien zijn moeilijke financiële situatie.
4.12 Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde tevens eiser] in beginsel een boete van € 5.000,00 is verschuldigd aan Van Delft Beveiligingen. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet een zodanig bedrag is dat dit leidt tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. [gedaagde tevens eiser] heeft Uniglas bewust benaderd, zonder dat hij zich ervan had overtuigd dat dit geen (potentiële) relatie meer was van Van Delft Beveiligingen. Hij had daardoor Van Delft Beveiligingen (aanzienlijke) schade kunnen berokkenen. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan [gedaagde tevens eiser] te danken. [gedaagde tevens eiser] was door Van Delft Beveiligingen aan het einde van zijn dienstverband bovendien gewezen op het relatie- en concurrentiebeding en in zoverre een gewaarschuwd man. Daarnaast heeft [gedaagde tevens eiser] zijn gestelde ‘moeilijke financiële situatie’ op geen enkele wijze nader onderbouwd. Het beroep op matiging wordt daarom verworpen.
4.13 Nu partijen in conventie over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de proceskosten in die zin worden gecompenseerd dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.14
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde tevens eiser] bevestigd dat het nog te vorderen bedrag aan loon en vakantiegeld conform de door Van Delft Beveiligingen overgelegde eindafrekening € 1.061,00 netto bedraagt.
4.15 Van Delft Beveiligingen heeft zich ten aanzien van dit bedrag beroepen op verrekening met door [gedaagde tevens eiser] veroorzaakte schade door het ontvreemden van zaken en het vervalsen van werkbonnen, alsmede op verrekening met de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 BW.
heeft in reactie daarop gesteld dat hij voldoende schade heeft geleden door het ontslag op staande voet. Hij heeft betwist dat hij zaken van Van Delft Beveiligingen heeft ontvreemd.
4.16 Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde tevens eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist dat Van Delft Beveiligingen aanspraak kan maken op een vergoeding omdat hij door opzet of schuld aan Van Delft Beveiligingen een dringende reden heeft gegeven voor een ontslag op staande voet. Voorts staat niet ter discussie dat deze vergoeding meer bedraagt dan het bedrag van € 1.061,00 dat [gedaagde tevens eiser] in reconventie vordert. Dit betekent dat [gedaagde tevens eiser] alsdan na verrekening niets meer te vorderen heeft van Van Delft Beveiligingen en de vraag of [gedaagde tevens eiser] aansprakelijk is voor de door Van Delft Beveiligingen nog verder gestelde schade in het midden kan blijven.
4.17 Het voorgaande brengt mee dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen en [gedaagde tevens eiser] als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie.

5.BeslissingDe kantonrechter:

in conventie
- veroordeelt [gedaagde tevens eiser] om aan Van Delft Beveiligingen een bedrag van € 5.000,00 te betalen;
- compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
- verklaart bovengenoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [gedaagde tevens eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Van Delft Beveiligingen begroot op € 248,= voor het salaris van de gemachtigde van Van Delft Beveiligingen;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2021.