ECLI:NL:RBDHA:2021:14615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens ontbreken connexiteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.R. Nohar, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 had afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de overdracht aan de autoriteiten van Italië zou worden opgeschort totdat op het bezwaarschrift was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er een beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt. Verzoeker had verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank werd toegewezen. Echter, de voorzieningenrechter constateerde dat de vereiste connexiteit aan het verzoek was komen te vervallen, omdat verzoeker geen beroep had ingesteld tegen het nieuwe besluit van 11 oktober 2021, waartegen hij in de gelegenheid was gesteld. Hierdoor was het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter besloot het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.