In de zaak tussen de verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 11 november 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2021 behandeld, samen met een andere zaak (NL21.18060).
In de uitspraak van vandaag, die betrekking heeft op de zaak NL21.18060, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker afgewezen. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748,-. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.