ECLI:NL:RBDHA:2021:14613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
NL21.18060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel met verwijzing naar veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.S. van Aken, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag op 11 november 2021 had afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 16 december 2021 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen, omdat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1496,-.

De rechtbank benadrukte dat de gemachtigde van eiser niet in staat was gesteld om het oude dossier te raadplegen, wat essentieel was voor de beoordeling van de huidige aanvraag. Dit gebrek aan informatie heeft de gemachtigde belemmerd in zijn verdediging. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell, en is bekendgemaakt op 16 december 2021. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18060
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 11 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.18061, op 16 december 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van
deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-.

Overwegingen

De aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko geldt als veilig land van herkomst. Verweerder heeft daarbij geconcludeerd dat de aanvraag niet leidt tot een ander oordeel dan in 2018 naar aanleiding van de eerdere asielaanvraag van eiser. Verweerder verwijst hiervoor naar het eerdere voornemen en bestreden besluit.
Verweerder heeft er met deze afdoeningswijze voor gekozen om de aanvraag niet af te doen op het ontbreken van nova, maar om het relaas van eiser opnieuw inhoudelijk te beoordelen.
De gemachtigde van eiser stelt dan terecht dat hij ten onrechte niet de beschikking heeft gekregen over het oude dossier. De gemachtigde is daardoor niet in staat gesteld om aan te geven waarom eisers verklaringen van destijds, al dan niet in combinatie met thans aangedragen foto’s tot een ander oordeel zou moeten leiden. Dat eiser tijdens het gehoor naar aanleiding van de huidige aanvraag heeft verklaard dat er wat hem betreft niets is veranderd ten opzichte van de vorige procedure, doet niet af aan verweerders verplichting om de eerdere verklaringen van eiser opnieuw te beoordelen en eisers gemachtigde daartoe te faciliteren.
4. Het bestreden besluit is dan ook niet zorgvuldig tot stand gekomen.
5. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.