ECLI:NL:RBDHA:2021:14548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
NL21.15288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met medisch onderzoek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een asielaanvraag had ingediend, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat haar aanvraag was afgewezen als kennelijk ongegrond. In afwachting van een medisch onderzoek dat zij had aangevraagd, verzocht verzoekster om aanhouding van de behandeling van het beroep en om toewijzing van een voorlopige voorziening. De staatssecretaris verzet zich niet tegen dit verzoek. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld, waarbij beide partijen niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen. Daarom heeft hij het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat er op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 748,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15288

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 20 december 2021 heeft verzoekster verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden en het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Bij brief van 20 december 2021 heeft verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen aanhouding van de behandeling van het beroep en het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 december 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft verzocht om aanhouding van het beroep voor de duur van vijf maanden in afwachting van het door haar aangevraagde rapport medisch onderzoek door iMMO en toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.
2. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen, het bestreden besluit schorsen en bepalen dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist.
3. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.