In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese jongere, zijn asielaanvraag indiende. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelde dat hij minderjarig was en dat zijn leeftijd niet correct was geregistreerd in Italië. Hij overhandigde documenten ter onderbouwing van zijn minderjarige leeftijd, waaronder een studentenidentiteitskaart en een geboorteakte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de overgelegde documenten niet als bewijs van minderjarigheid konden worden geaccepteerd. De rechtbank concludeerde dat er twijfel bestond over de geregistreerde geboortedatum in Italië en dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496.