ECLI:NL:RBDHA:2021:14546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
NL21.17806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en minderjarige leeftijdsregistratie in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese jongere, zijn asielaanvraag indiende. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelde dat hij minderjarig was en dat zijn leeftijd niet correct was geregistreerd in Italië. Hij overhandigde documenten ter onderbouwing van zijn minderjarige leeftijd, waaronder een studentenidentiteitskaart en een geboorteakte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de overgelegde documenten niet als bewijs van minderjarigheid konden worden geaccepteerd. De rechtbank concludeerde dat er twijfel bestond over de geregistreerde geboortedatum in Italië en dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17806

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.17807, op 8 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2005 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Op 8 april 2021 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening (Verordening (EU) nr. 604/2013) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij minderjarig is en daarom niet aan Italië kan worden overgedragen. Hij heeft een begin van bewijs geleverd van zijn minderjarige leeftijd door zijn studentenidentiteitskaart en geboorteakte te overleggen, die in samenhang met de identiteitskaarten van zijn ouders moeten worden bezien. Als Eritrese minderjarige kunnen niet meer documenten worden verlangd van eiser. Verweerder is verplicht om met eiser samen te werken om duidelijkheid te krijgen over eisers geboortedatum. Indien verweerder vindt dat de door eiser overgelegde documenten zijn minderjarige leeftijd onvoldoende aannemelijk maken, dient verweerder een leeftijdsonderzoek aan te bieden. Eiser heeft verder in beroep een brief van zijn voogd (een jeugdbeschermer bij Nidos) overgelegd, waaruit volgt dat eiser in het asielzoekerscentrum tussen de meerderjarigen verblijft waar hij geen aansluiting heeft met de anderen en dat eiser is aangemeld voor school na overleg met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Tot slot heeft eiser ook een brief en twee observatieformulieren van één van zijn docenten overgelegd, waaruit blijkt dat de docenten van eiser hem niet als evident meerderjarig beschouwen en dat hij zich goed mengt in de groep van leerlingen met een leeftijd tussen 12 en 18 jaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij minderjarig is. Verweerder heeft onderzoek naar de leeftijdsregistratie van eiser bij de Italiaanse autoriteiten gedaan, nadat de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en IND tot verschillende conclusies zijn gekomen tijdens de door hen verrichte leeftijdsschouwen. Uit dit onderzoek is gebleken dat eiser in Italië staat geregistreerd met de geboortedatum van [geboortedatum] 2000. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de registratie in Italië onjuist is.
5. Vooropgesteld wordt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel ervan uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum van eiser in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. In beginsel kan dus, als er sprake is van twijfel over de leeftijd, volstaan worden met het overnemen van de registratiedatum in dat land tenzij in Nederland authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd waaruit anders blijkt.
6. De rechtbank stelt vast dat twee medewerkers van de AVIM en een medewerker van de IND afzonderlijk van elkaar een leeftijdsschouw hebben verricht, maar dat zij niet tot dezelfde conclusie zijn gekomen. De twee medewerkers van de AVIM hebben geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd en de medewerker van de IND heeft geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Ten aanzien van de lichamelijke kenmerken van eiser verschillen de waarnemingen van de medewerkers van de AVIM en IND deels. Op pagina 4 van het proces-verbaal van de twee medewerkers van de AVIM staat het volgende over de leeftijdsschouw:
Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft wel / geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft wel terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft wel duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft wel duidelijk zichtbare adamsappel.
-Betrokkene heeft wel stoppels.
Gedrag betrokkene: Rustig, Meewerkend en moet soms lang nadenken over de vragen die gesteld worden.
Conclusie: op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordelen wij unaniem dat geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Er zal verder onderzoek naar de leeftijd plaatsvinden.
Op pagina 14 van het rapport aanmeldgehoor AMV staat het volgende over de leeftijdsschouw door de medewerker van de IND:
Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/ rimpels om de ogen
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft wel duidelijk zichtbare adamsappel
-Betrokkene heeft geen stoppels
-Betrokkene heeft wel beginnend vlassig/donzig snorretje
-Betrokkene heeft lichte acne op zijn wangen
Gedrag betrokkene: -Betrokkene kijkt mij voortdurend aan, overweegt zijn antwoorden goed en geeft mij daarmee de indruk dat hij goed meewerkt
-Betrokkene heeft een actieve luisterhouding
-Betrokkene wordt moe aan het eind van het gesprek en leunt met zijn hoofd op tafel
-Betrokkene komt op mij over als rustig en vriendelijk
-Betrokkene kijkt vaak tijdens het gesprek naar buiten
-Betrokkene is meewerkend, geeft goede duidelijk antwoorden
Verklaringen betrokkene: Verklaringen met betrekking tot de leeftijd van betrokkene komen overeen met de opgegeven leeftijd. Betrokkene verklaard[sic]
snel en duidelijk. Betrokkene
hoeft niet na te denken over de door hem opgegeven antwoorden.
Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordeel ik dat
geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling evident minderjarig is.
7. Eiser heeft voorts een studentenidentiteitskaart en geboorteakte overgelegd. Op beide documenten staat de geboortedatum [geboortedatum] 2005 vermeld. Hoewel deze documenten door eiser als originelen zijn overgelegd, zijn deze in het bestreden besluit aangemerkt als kopiedocumenten. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat desondanks geen aanleiding bestaat om deze documenten te onderzoeken, nu deze niet tot een andere conclusie leiden. Ten aanzien van de studentenidentiteitskaart heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat dit document niet geheel zonder waarde is, maar niet nader geconcretiseerd welke waarde aan dit document wordt gehecht. Weliswaar merkt verweerder de overgelegde studentenidentiteitskaart en geboorteakte niet aan als identificerende documenten in de zin van paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000, maar naar het oordeel van de rechtbank leiden de documenten, in samenhang bezien met elkaar en de leeftijdsschouw door de medewerker van de IND leidend tot de onmiskenbare conclusie dat sprake is van evidente minderjarigheid van eiser, tot twijfel aan de juistheid van de in Italië geregistreerde geboortedatum. Verweerder heeft daarom in dit geval de registratie in Italië, zonder nadere motivering dan wel nader onderzoek, niet doorslaggevend kunnen achten.
8. De conclusie is dan ook dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,- (
veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.