ECLI:NL:RBDHA:2021:14540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
NL21.15957 en NL21.15958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Moldavisch gezin op basis van ongeloofwaardigheid en onvoldoende discriminatieclaim

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een gezin uit Moldavië. De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank de verklaringen van de eisers over een geldlening en de daaruit voortvloeiende bedreigingen ongeloofwaardig achtte. De eisers, die als Roma worden gediscrimineerd, stelden dat zij bedreigd werden door een kennis, [Naam 6], na het niet kunnen terugbetalen van een lening. De rechtbank oordeelde dat de eisers tegenstrijdig hadden verklaard over hun verblijfplaatsen en de bedreiging, wat de geloofwaardigheid van hun verhaal ondermijnde.

De rechtbank erkende dat er discriminatie plaatsvindt tegen Roma in Moldavië, maar oordeelde dat de ernst van deze discriminatie niet zodanig was dat het gezin in aanmerking kwam voor asiel. De eisers hadden niet aannemelijk gemaakt dat zij door deze discriminatie in hun bestaansmogelijkheden ernstig beperkt werden. De rechtbank concludeerde dat de aanvragen terecht als ongegrond waren afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.15957 en NL21.15958
V-nummers: [Nummer 1], [Nummer 2], [Nummer 3], [Nummer 4] en [Nummer 5]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiser,

[Naam 2], eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen
[Naam 3],
[Naam 4]en
[Naam 5],
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 4 oktober 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2021 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geboortedatum 1], [Geboortedatum 2], [Geboortedatum 3], [Geboortedatum 4] en [Geboortedatum 5] en de Moldavische nationaliteit te bezitten. Eisers hebben op 9 september 2021 asielaanvragen ingediend. Zij hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij vrezen voor een kennis, [Naam 6], van wie zij geld hebben geleend. Met het geleende geld zijn eisers vertrokken naar Rusland en Armenië om daar geld te verdienen. Bij terugkeer naar Moldavië konden zij het geleende bedrag niet terugbetalen. [Naam 6] heeft hen daarom bedreigd. Daarnaast hebben zij aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij als Roma gediscrimineerd worden en geen werk kunnen vinden in Moldavië en geen bescherming kunnen krijgen van de Moldavische autoriteiten.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht. De gestelde geldlening van [Naam 6] en de daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder ongeloofwaardig. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers ten opzichte van elkaar tegenstrijdig hebben verklaard over de geldlening. Verweerder heeft over de hierdoor ontstane problemen, namelijk de bedreiging door [Naam 6] aan het adres van eisers, overwogen dat eisers ook tegenstrijdig hebben verklaard. Verder vindt verweerder dat eisers los van elkaar op dit punt vaag en wisselend hebben verklaard. Onduidelijk is het voor verweerder waarom eisers slechts kunnen verklaren over de voornaam en nationaliteit van [Naam 6], terwijl zij stellen dat hij een kennis is. Tot slot heeft verweerder niet aannemelijk geacht dat eiser vanwege zijn etniciteit geen werk kan krijgen. Verweerder volgt eisers wel in de stelling dat zij als Roma (op andere gebieden) onheus worden bejegend. Dit kan echter volgens verweerder niet leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij hierdoor te vrezen hebben voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Er is immers geen sprake van een situatie waarin voor eisers kan worden gesproken van een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
3. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de gestelde tegenstrijdigheden geen aanleiding zijn om het relaas ongeloofwaardig te achten. Eisers menen eenduidig te hebben verklaard over de bedreiging. Verder voeren eisers aan dat het geheugen geen feitelijke opname van gebeurtenissen is, maar een persoonlijke reconstructie van ervaringen. Hierdoor kan van eisers niet worden verwacht dat ze eenduidige verklaringen afleggen, aldus eisers. Ter onderbouwing hiervan verwijzen zij naar verschillende wetenschappelijke bronnen in een rapport van de UNHCR. [2] Tot slot voeren eisers aan dat door de discriminatie vanwege hun etniciteit er wel degelijk sprake is van een ernstige beperking van hun bestaansmogelijkheden, waardoor het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geldlening en de daaruit voortvloeiende problemen
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde geldlening en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft terecht gesteld dat eisers tegenstrijdig hebben verklaard over hun verblijfplaats nadat zij het geld hadden geleend van [Naam 6]. Zo heeft eiser verklaard dat het gezin eerst naar Rusland is gegaan, daarna naar Armenië en vervolgens is teruggekeerd naar Moldavië. [3] Eiseres heeft daarentegen verklaard dat het gezin vier jaar in Jerevan, Armenië heeft gewoond, daarna twee jaar in Baku, Azerbeidzjan, vervolgens weer twee jaar in Rusland, waarna ze zijn teruggekeerd naar Moldavië. [4] Eiseres is weliswaar analfabeet, maar van haar mag verwacht worden dat ze haar verblijfplaatsen in de juiste volgorde kan benoemen. Ook over het incident met [Naam 6] op de markt en de bedreiging aan het adres van eisers heeft verweerder terecht gesteld dat eisers hierover tegenstrijdig hebben verklaard. Allereerst geeft eiser aan dat eiseres niet aanwezig was bij het incident met [Naam 6] op de markt. [5] Hij verklaart verder dat er slechts wat woorden zijn gevallen op de markt en dat de daadwerkelijke bedreiging bij eiser thuis heeft plaatsgevonden. [6] Eiseres heeft ook over het incident op de markt verklaard. Op de vraag of dat de eerste en enige keer was dat zij [Naam 6] zijn tegengekomen na terugkeer in Moldavië, antwoordt zij bevestigend. [7] Ook geeft ze aan dat zij naast het incident op de markt geen andere problemen hebben gehad met [Naam 6]. [8] Eisers hebben noch bij zienswijze, noch in beroep een genoegzame verklaring gegeven voor deze tegenstrijdigheden.
5. Verweerder heeft daarnaast de verklaringen van eisers over [Naam 6] summier kunnen vinden. Zo weten zij slechts te verklaren wat zijn voornaam en nationaliteit is. Eiser heeft verklaard dat [Naam 6] een oude vriend is van hun familie en dat eiser hem als oude bekende heeft gevraagd om hem geld te lenen. [9] Gelet op deze omstandigheid mag van eisers verwacht worden dat zij meer kunnen verklaren over [Naam 6], temeer nu hij de reden is geweest dat eisers Moldavië hebben verlaten.
6. Tot slot leidt de verwijzing van eisers naar ‘verschillende wetenschappelijke bronnen’ in het rapport van de UNHCR niet tot een ander oordeel. De tegenwerpingen hebben immers betrekking op essentiële onderdelen van hun asielrelaas, zodat verwacht mag worden dat zij hierover eenduidige verklaringen afleggen.
Discriminatie vanwege etniciteit Roma
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers weliswaar als Roma worden gediscrimineerd, maar dat de ernst van de door hen ondervonden discriminatie niet zodanig is dat zij daarom in aanmerking komen voor een asielvergunning. Verweerder heeft daarbij terecht overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de discriminatie een dusdanig ernstige beperking van hun bestaansmogelijkheid oplevert dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Moldavië te kunnen functioneren. Eisers hebben immers zelf verklaard dat zij als Roma geen problemen hebben ondervonden in Moldavië. [10] Verder blijkt uit hun verklaringen dat zij in het bezit zijn gesteld van een paspoort en identiteitskaart, dat zij Moldavië (meerdere malen) op legale wijze in en uit hebben kunnen reizen, en dat zij toegang hadden tot medische voorzieningen en onderwijs. Verweerder heeft verder in dit verband niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser als Roma geen werk kan krijgen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat dit komt doordat hij geen opleiding heeft gevolgd en dat het gezin door de ouders van eiser in het onderhoud werd voorzien. [11]
Conclusie
8. Nu verweerder het asielrelaas van eisers niet ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt en terecht heeft gesteld dat de discriminatie van eisers als Roma in Moldavië niet dusdanig is dat ze niet meer op sociaal en maatschappelijk gebied kunnen functioneren, zijn de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond.
9. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.UNHCR mei 2013,
3.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiser, p. 5 van 19.
4.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiseres, p. 6 van 17.
5.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiser, p. 17 van 19.
6.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiser, p. 17 van 19.
7.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiseres, p. 12 van 17.
8.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiseres, p. 12 van 17.
9.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiser, p. 9 van 19.
10.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiser, p. 6 van 19 en rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiseres, p. 7 van 17.
11.Rapport nader gehoor van 28 september 2021 van eiser, p. 7 en 8 van 19.