ECLI:NL:RBDHA:2021:14538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/1112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier met als doel 'familie en gezin' had aangevraagd, zag zijn aanvraag op 25 januari 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 14 september 2021 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar gegrond, maar wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen sprake zou zijn van een onrechtmatig primair besluit.

Verzoeker trok zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg de voorzieningenrechter om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris verzoeker had ontheven van het mvv-vereiste door een tijdelijke versoepeling van het beleid vanwege COVID-19, maar dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet de aanleiding was voor het besluit op bezwaar. Hierdoor was er geen situatie van tegemoetkomen zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor een dergelijke veroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/1112

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker,

V-nummer: [Nummer],
gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij besluit van 14 september 2021 het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard.
Verzoeker heeft daarop het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Daarbij heeft hij de voorzieningenrechter verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 19 oktober 2021.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb is artikel 8:75a van de Awb van overeenkomstige toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure.
2. Bij het besluit van 14 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat geen sprake is van een onrechtmatig primair besluit.
3. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a van de Awb is vereist dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen. Uit het besluit op bezwaar blijkt dat verweerder verzoeker heeft ontheven van het mvv-vereiste door een tijdelijke versoepeling van het beleid vanwege COVID-19. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dus niet de aanleiding geweest voor het besluit op bezwaar. Er doet zich daarom geen situatie van tegemoetkomen zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb voor.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.