ECLI:NL:RBDHA:2021:14535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/4443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van niet gelegaliseerde geboorteakte en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt Eritrese nationaliteit te bezitten, heeft op 27 juli 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van 1 juli 2021, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 november 2021, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De referent, die zich als vader van eiser presenteert, was ook aanwezig, samen met een tolk.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij het minderjarige biologische of juridische kind van de referent is. De overgelegde documenten, waaronder een Soedanese geboorteakte en een doopakte, zijn niet gelegaliseerd en voldoen niet aan de vereisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboorteakte niet was voorzien van een legalisatiestempel van de Nederlandse ambassade in Khartoem, en dat de doopakte niet door een officiële instantie is afgegeven. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat de Nederlandse ambassade hem onterecht heeft geweigerd om de geboorteakte te legaliseren.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond en dat de mvv-aanvraag terecht is afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/4443
V-nummer: [Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Hamzaoui.

Procesverloop

Eiser heeft op 27 juli 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 juli 2021 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft op 18 november 2021 een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 24 november 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ook waren aan het eind van de behandeling aanwezig [Naam 2], referent, en A. Mohammedali, als tolk. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 2002 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Referent stelt de vader van eiser te zijn.
2. Op 19 januari 2017 heeft referent voor het eerst ten behoeve van eiser een aanvraag tot afgifte van een mvv in het kader van nareis aangevraagd. [1] Verweerder heeft deze aanvraag op 17 augustus 2017 afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar is bij besluit van 1 mei 2018 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 november 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser hiertegen ongegrond verklaard. [2]
3. Op 14 december 2018 heeft referent ten behoeve van eiser een mvv-aanvraag ingediend met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij de heer [Naam 2]’. Deze aanvraag is op 26 juli 2019 afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar is op 20 januari 2020 ongegrond verklaard. Hier heeft eiser geen rechtsmiddelen tegen aangewend. Daarmee staat het besluit in rechte vast.
4. Referent heeft ten behoeve van eiser op 11 februari 2020 opnieuw een mvv-aanvraag in het kader van nareis ingediend. Op 16 april 2020 heeft verweerder deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 4:6 van de Awb. [3] Nu eiser hiertegen geen rechtsmiddelen heeft aangewend, staat dit besluit in rechte vast.
5. Op 13 mei 2020 heeft referent ten behoeve van eiser onderhavige mvv-aanvraag ingediend. Deze aanvraag is door verweerder op 10 december 2020 afgewezen (het primaire besluit). Daarbij heeft verweerder overwogen dat niet is aangetoond dat eiser het minderjarige biologische of juridische kind van referent is of dat eiser reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van referent en onder zijn rechtmatige gezag staat. Daarnaast voldoet eiser niet aan het paspoortvereiste. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
6. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Daartoe heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het niet voor rekening en risico van eiser dient te komen dat de Nederlandse ambassade in Khartoem heeft geweigerd de geboorteakte te legaliseren. Een medewerker van de ambassade heeft hem verteld dat de legalisatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Soedan voldoende was en zij hebben hem daarom weggestuurd. Verder dient de door eiser overgelegde doopakte te worden aangemerkt als substantieel indicatief bewijs van zijn identiteit en familieleven, nu hier eisers naam en die van zijn ouders op zijn vermeld. Verweerder diende bij twijfel nader onderzoek aan te bieden. Voor wat betreft het ouderlijk gezag is het Soedanese afstammingsrecht van toepassing, omdat eiser in Soedan is geboren. Volgens de
Muslim Family Lawkomt de ouderlijke macht toe aan de vader. Ook volgens het gewoonterecht gaat het gezag over de kinderen na hun zevende levensjaar over op de vader. Hiermee staat vast dat referent als vader van eiser het gezag over hem heeft. Verder is tussen ouders en hun minderjarige kinderen altijd sprake van familie- of gezinsleven. Eiser heeft ook duidelijk aangetoond dat in voldoende mate invulling wordt gegeven aan het familie- of gezinsleven. Inmiddels voldoet eiser ook aan het paspoortvereiste. Aan hem is in april 2021 een paspoort verstrekt via de Eritrese ambassade in Soedan. Tot slot is het bestreden besluit strijdig met het doel en het nuttig effect van Gezinsherenigingsrichtlijn. [4] Gezinshereniging wordt in Nederland kansloos gemaakt door gezinsherenigers niet in staat te stellen om bij gebrek aan documenten middels een gehoor, dan wel DNA-onderzoek de identiteit en familieband aannemelijk te maken.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent niet is aangetoond. Reeds in de voorgaande procedure heeft eiser ter onderbouwing van zijn familierechtelijke relatie met referent een Soedanese geboorteakte overgelegd. Nu dit een fotokopie betreft, heeft Bureau Documenten dit document niet kunnen beoordelen. Een document dat uit Soedan afkomstig is, dient te zijn voorzien van een legalisatie van het Soedanese ministerie van Buitenlandse Zaken, alsmede een legalisatie van de Nederlandse ambassade in Khartoem. De door eiser overgelegde geboorteakte is niet voorzien van een legalisatiestempel van de Nederlandse ambassade in Khartoem en is daarmee dus niet gelegaliseerd. De stelling van eiser dat een medewerker van de Nederlandse ambassade in Khartoem hem heeft verteld dat een enkel stempel voldoende is, kan niet tot een andere conclusie leiden, aangezien hij deze stelling in het geheel niet heeft onderbouwd. Ter zitting heeft eiser verder aangevoerd dat deze procedure heeft plaatsgevonden gedurende de uitbraak van het coronavirus en dat de Nederlandse ambassade in Khartoem deze tijd gesloten was. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit het ter zitting overgelegde mailbericht van de Nederlandse ambassade in Khartoem blijkt dat de ambassade op 21 november 2021 wegens een technische storing gesloten was. Hieruit blijkt niet dat de ambassade in verband met het coronavirus gesloten was of dat de ambassade sinds de uitbraak van het coronavirus gesloten is geweest. Overigens heeft eiser deze geboorteakte al in een eerdere procedure vóór de coronacrisis ingebracht. Verweerder heeft tevens kunnen opmerken dat de overgelegde geboorteakte een tardieve akte betreft, nu deze op 26 november 2019 is afgegeven. Daarnaast heeft eiser – ook in beroep – niet inzichtelijk gemaakt op basis van welke brondocumenten de geboorteakte is afgegeven. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser met de geboorteakte niet heeft aangetoond dat hij het biologische of juridische kind van referent is.
8. Verweerder heeft over de kerkelijke (doop)akte kunnen opmerken dat dit geen geboorteakte is en ook niet door een officiële overheidsinstantie is afgegeven. Daarnaast strookt de inhoud van de kerkelijke akte niet met de verklaringen van referent. Referent heeft immers verklaard nooit te zijn getrouwd. In de kerkelijke akte staat echter dat het gestelde kind van referent uit een huwelijk is geboren. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de kerkelijke akte kan worden aangemerkt als substantieel indicatief bewijs. Verweerder hoefde in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding te zien nader onderzoek aan te bieden.
9. Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder de mvv-aanvraag kunnen afwijzen en is het beroep ongegrond.
10. Wat in de overige gronden van beroep is aangevoerd kan aan het vorenstaande niet afdoen en behoeft daarom geen verdere bespreking.
11. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier op 20 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.AWB 18/4028.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Richtlijn 2003/86/EG.