ECLI:NL:RBDHA:2021:14519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
SGR 20/6878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.C.A. Schulpen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door A.M. Snijders. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres had zich eerder ziek gemeld en ontving een Ziektewet-uitkering, maar na een beoordeling werd zij weer arbeidsgeschikt geacht. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van eiseres zorgvuldig bekeken, waaronder de medische rapporten en de arbeidskundige beoordeling. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van verweerder zorgvuldig waren genomen en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de medische beoordeling te betwijfelen en dat eiseres geschikt was voor de geduide functies. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6878

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.A. Schulpen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: A.M. Snijders).

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 27 augustus 2019 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 21 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is werkzaam geweest als ADL-assistent bij [B.V.] B.V. voor gemiddeld 27 uur per week. Eiseres heeft zich op 29 augustus 2017 ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet vanwege een operatie in verband met het carpaal tunnelsyndroom en psychische klachten. Per 3 oktober 2017 is aan eiseres een Ziektewet (ZW)-uitkering toegekend. In verband met een beoordeling in het kader van de Wet verbetering poortwachter werd eiseres bij besluit van 7 november 2017 vanaf 13 november 2017 weer arbeidsgeschikt geacht voor eigen werk. Eiseres is tegen deze beslissing in bezwaar gegaan en bij besluit van 8 maart 2018 is het bezwaar gegrond verklaard. Bij de eerstejaars ZW-beoordeling van 3 juli 2018 is eiseres arbeidsongeschikt verklaard waardoor het recht op een ZW-uitkering werd voortgezet. Bij besluit van 2 augustus 2019 werd de ZW-uitkering per 26 augustus 2019 beëindigd in verband met het einde van de wachttijd. Op 20 mei 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 16 september 2019 heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 27 augustus 2019 een WIA-uitkering toe te kennen.
2. Verweerder heeft aan eiseres geen WIA-uitkering toegekend omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht. Deze besluiten zijn gebaseerd op medische en arbeidskundige onderzoeken. Verweerder heeft rekening gehouden met de medische beperkingen van eiseres maar is van mening dat zij met inachtneming van die beperkingen in staat is om 30,99 % van het maatmaninkomen te verdienen.
Zorgvuldigheid
3.1.
Eiseres voert in de eerste plaats aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiseres heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat zij zich zowel mentaal als fysiek niet geschikt voelt om de arbeidsmarkt te herintreden. Indien er een zorgvuldig onderzoek wordt verricht dan zullen de medische- en psychische klachten van eiseres duidelijker in beeld komen en zal dat leiden tot een andere conclusie.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
3.3.
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te vinden. De beroepsgrond slaagt daarom niet. Uit de medische rapporten blijkt namelijk dat alle klachten van eiseres in kaart zijn gebracht, te weten de rug(pijn)klachten, een operatie aan beide polsen in verband met een carpaal tunnel syndroom, hoge bloeddruk, urineweginfecties, darmklachten, psychische klachten en oogklachten. Uit de rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen deze klachten hebben betrokken bij hun medische beoordeling. In de rapportages zijn de ziekteverschijnselen beschreven en deze beschrijving komt overeen met de informatie van eiseres. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) blijkt dat zij de informatie in het dossier heeft gelezen, waaronder de rapporten en de bevindingen van het psychisch en lichamelijk onderzoek van de primaire verzekeringsarts van 4 juli 2019. Deze informatie is bij de beoordeling betrokken. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de medisch behandelaars van eiseres. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b zelf (telefonisch in verband met Corona) medisch onderzoek verricht. Bovendien geeft de aanvullende informatie van 17 juni 2019 en 19 juni 2019 van de behandelaars van eiseres, de verzekeringsarts b&b geen aanleiding haar eerdere visie te herzien.
Medische beoordeling
4.1.
Eiseres voert in de tweede plaats aan dat haar beperkingen zijn onderschat en dat er sprake is van nieuwe en verergerde klachten. Hiervoor is nieuwe medische informatie overgelegd waaruit volgens eiseres blijkt dat zij nog steeds last heeft van al haar klachten en dat zij wordt doorverwezen naar specialisten voor diverse onderzoeken en therapieën.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemelijk maken van de stelling dat een medische beoordeling onjuist is, in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk is. Dit betekent dat hoe iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om gelijk te krijgen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De beroepsgrond slaagt daarom niet. De verzekeringsartsen hebben hun conclusies namelijk gebaseerd op de klachten van eiseres, op haar ziektebeeld en op hun eigen bevindingen. Er is geen aanleiding om aan de medische conclusies te twijfelen. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd dat de door eiseres toegestuurde informatie uit de behandelend sector geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit die aanvullende informatie geen nieuwe medische feiten of omstandigheden blijken.
4.3.
Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen maakt het oordeel niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar klachten en haar daar serieus in neemt, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. Zoals toegelicht onder 4.2., is de beleving van klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
Arbeidskundige beoordeling
5.1.
Eiseres voert voorts aan dat zij niet in staat kan worden geacht de geduide functies uit te voeren. Ten aanzien van de functie monteur printplaten geldt dat eiseres beperkt is voor trilbelasting ten aanzien van haar rug, polsen en handen. Bij deze functie is er sprake van veel hand- en vingergebruik waarin eiseres juist beperkt is. Voor de functie als productiemedewerker industrie geldt dat eiseres belemmeringen ervaart wat betreft de statische houdingen. Tijdens de werkzaamheden moet eiseres een magazijnwagen duwen of trekken en moet zij veel lopen en boven schouderhoogte actief zijn. De belastbaarheid van eiseres wordt ook in deze functie overschreden. Ook de functie als wikkelaar overschrijdt de belastbaarheid van eiseres omdat deze functie een goede knijp-/grijpkracht vereist. Het is voor eiseres onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts meent dat de belastbaarheid van deze functie niet wordt overschreden juist omdat zij klachten heeft aan haar handen en polsen.
5.2.
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft uitvoerig per functie gemotiveerd dat de belastingen in de functies eiseres belastbaarheid niet te boven gaan, ook in het geval er in een functie sprake is van zogenoemde signaleringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b hiermee toereikend gemotiveerd dat eiseres geschikt is om de geduide functies te verrichten.
6.1.
Eiseres voert voorts aan dat haar klachten hetzelfde zijn gebleven als voorgaande jaren. Zij begrijpt daarom niet dat zij nu slechts voor 30,99% arbeidsongeschikt wordt verklaard, terwijl zij een jaar eerder nog volledig arbeidsongeschikt werd geacht.
6.2.
De rechtbank merkt op dat de eerdere beoordeling in het kader van de ZW (de eerstejaars ZW-beoordeling) plaats vond. Daarbij geldt een andere maatstaf. Afgezien daarvan betreft de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid steeds een momentopname. Het verschil in de uitkomst kan te maken hebben met een wijziging van de medische beoordeling, maar het is ook mogelijk dat (inmiddels) andere functies kunnen worden geduid. Dit kan tot een gewijzigd percentage arbeidsongeschiktheid leiden.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Kleine, rechter, in aanwezigheid van G. Murega, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.