ECLI:NL:RBDHA:2021:14515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
SGR 21/6700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bezwaar tegen kapvergunning voor boom in Wassenaar

Op 1 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een kapvergunning. De zaak betreft een verzoeker die bezwaar heeft gemaakt tegen de kapvergunning die op 8 september 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar is verleend voor het kappen van een boom op een perceel in Wassenaar. De verzoeker stelt dat de boom gezond is en van goede kwaliteit, terwijl de vergunninghouder de kapvergunning heeft aangevraagd om zonnepanelen te kunnen plaatsen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 17 november 2021, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen acuut gevaar is en dat de gevolgen van de kap onomkeerbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de kapvergunning te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat de verweerder het griffierecht aan de verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6700

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder(gemachtigde: mr. E.C.M. de Heij).

Als derde-partij neemt aan het geding deel
: de Wassenaarsche Bouwstichting, te Wassenaar, vergunninghoudster.

Procesverloop

In het besluit van 8 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één boom op het perceel [perceel] [huisnummer 1] in [plaats] .
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 november 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Van de zijde van verweerder was verder [A] bij de zitting aanwezig. Namens vergunninghoudster zijn de [B] en [C] verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Vergunninghoudster heeft op 12 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Het project is in de aanvraag als volgt omschreven:

Naast de kopgevel van de [perceel] [huisnummers] staan 2 bomen. Wij gaan de woningen voorzien van zonnepanelen. De bomen zorgen voor schaduw werking op het dak en daardoor minder opbrengst van de zonnepanelen wat nadelig is voor de huurders.
3. Verweerder heeft op 8 september 2021 aan vergunninghoudster op de aanvraag beslist en een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één boom op het perceel [perceel] [huisnummer 1] in [plaats] (kapvergunning). Er is een kapvergunning verleend voor één in plaats van de aangevraagde twee bomen omdat de aanvraag bij nader inzien één tweestammige berk betrof. In de bijlage bij de kapvergunning is voor wat betreft de motivering onder meer het volgende vermeld:

BeoordelingBinnen de gemeente Wassenaar zijn bomen de belangrijkste dragers van het groen. Dit betreft zowel de gemeentelijke als de particuliere bomen. De belangrijke, vanuit cultuurhistorisch oogpunt gebiedseigen bomen zijn de eik, beuk, linde, kastanje en de den. De berk staat aan de rechterzijde van het appartementencomplex. De boom staat op minder dan een meter uit de gevel van het complex. Hierdoor is de berk eenzijdig ontwikkeld. De boom helt ook over. Dit zal in de toekomst alleen maar toenemen, omdat de boom zich niet anders kan ontwikkelen. Verwijdering van de boom is noodzakelijk. Gelet op het feit dat de gehele groenstrook van het complex slechts uit deze smalle strook grond bestaat is het verlangen van herplant niet reëel.
4. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het kappen van de boom en heeft – hangende zijn bezwaar – verzocht om een voorlopige voorziening.
5. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om een voorlopige voorziening ten grondslag gelegd dat door verweerder niet voldoende is onderbouwd waarom de boom van matige kwaliteit zou zijn. De boom is volgens verzoeker gezond. Het klopt – aldus verzoeker – dat de boom een schuinstand vertoont, maar deze schuinstand is zeer gering en loopt slechts tot een bepaalde hoogte. De boom groeit nu verticaal in plaats van schuin. Tot slot heeft verzoeker erop gewezen dat de boom een prachtige vorm heeft en een sieraad is voor de directe omgeving.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6.1.
Het is vaste rechtspraak dat degene die op een geringe afstand van een boom woont waarvoor een kapvergunning is verleend, belanghebbende is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juli 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:1509). Verzoeker woont in de woning aan de [perceel] [huisnummer 2] en voldoet daarmee aan dit criterium. Verzoeker is dus belanghebbende bij de verleende kapvergunning.
6.2.
Aangezien verzoeker bezwaar heeft ingesteld tegen de kapvergunning, is tevens voldaan aan het zogeheten connexiteitsvereiste. Er is daarmee voldaan aan de voorwaarden om het verzoek te beoordelen.
6.3.
In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod geldt om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
6.4.
Op grond van artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
6.5.
Op grond van artikel 4.11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Wassenaar 2014 (APV) is het verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.
6.6.
In artikel 4:11b, eerste lid, van de APV is, voor zover hier van belang, bepaald dat de vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. natuur- en milieuwaarden;
b. landschappelijke waarden;
c. cultuurhistorische waarden;
d. beeldbepalende waarden;
e. waarden van dorpsschoon;
f. waarden van recreatie en leefbaarheid.
6.7.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6.8.
Bij de beoordeling of het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, is van belang of het besluit waarop het verzoek betrekking heeft naar verwachting stand zal kunnen houden in bezwaar. Tussen partijen is met name in geschil of de boom van een dusdanige matige kwaliteit is dat deze (op termijn) een gevaar oplevert en om die reden moet worden gekapt. De voorzieningenrechter is daar gelet op wat partijen hebben aangevoerd, niet zonder meer van overtuigd. De beantwoording van die vraag leent zich voorts niet voor een spoedprocedure. Daarom zal de voorzieningenrechter op basis van een belangenafweging beoordelen of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen.
6.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker bij een voorlopige voorziening zwaarder weegt dan de belangen van verweerder en vergunninghoudster om geen voorlopige voorziening te treffen. Ter toelichting dient het volgende.
6.10.
Verweerder heeft aan de kapvergunning ten grondslag gelegd dat de boom vanwege de matige kwaliteit op termijn een gevaar oplevert. Verweerder heeft tevens toegelicht dat er geen sprake is van een acuut gevaar. Op korte termijn is het dus niet nodig dat de boom wordt gekapt om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
6.11.
Vergunninghoudster heeft de kapvergunning aangevraagd in verband met de plaatsing van zonnepanelen; de boom vormt daarvoor een belemmering. Desgevraagd heeft vergunninghoudster ter zitting toegelicht dat het project van vergunninghoudster in februari 2022 moet worden uitgevoerd. Mede op basis van de toelichting van verweerder ter zitting is de verwachting dat er (ruim) daarvoor al een beslissing op het bezwaar van verzoeker is genomen. Dit betekent dat de beslissing op bezwaar kan worden afgewacht zonder dat het project van vergunninghoudster in gevaar komt. Dat er, zoals vergunninghoudster heeft aangevoerd, een kans bestaat dat er tegen de beslissing op bezwaar beroep wordt ingesteld en er wederom om een voorlopige voorziening wordt verzocht, maakt dit niet anders. Als die situatie zich voordoet, zal dan moeten worden beoordeeld of er hangende het beroep aanleiding is voor een voorlopige voorziening. Daarop loopt de voorzieningenrechter in deze zaak niet vooruit.
6.12.
Tegenover de belangen van verweerder en vergunninghoudster staat het belang van verzoeker. Wanneer uitvoering wordt gegeven aan de kapvergunning en de boom wordt gekapt, heeft een heroverweging in bezwaar geen zin meer. Het belang van verzoeker bij een voorlopige voorziening is er dus in gelegen dat zich geen onomkeerbare gevolgen voordoen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet aan dit belang thans het meeste gewicht worden toegekend.
6.13.
De voorzieningenrechter zal gelet op wat hiervoor is overwogen het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen en de kapvergunning schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
6.14.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6.15.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, heeft verzoeker ook recht op een vergoeding voor de proceskosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dat verzoeker dergelijke kosten – bijvoorbeeld voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand – heeft gemaakt, is niet gebleken. Daarom komt de voorzieningenrechter niet toe aan een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Pereth, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2021.
De griffier is verhinderd
voorzieningenrechter

mede te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.