ECLI:NL:RBDHA:2021:14502
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. de Kleine
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet voor vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Süzen, en het college van Burgemeester en Wethouders van Leidschendam-Voorburg, vertegenwoordigd door M. Schuurman. De eiser, een Turkse nationaliteit hebbende vader van een minderjarig kind, had een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op grond van de Participatiewet (Pw), welke aanvraag door verweerder op 8 september 2020 was afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen. Het bestreden besluit van 18 februari 2021 verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 23 september 2021 behandeld, waarbij eiser en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank overwoog dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, zoals gesteld in artikel 11 van de Pw. Eiser had geen rechtmatig verblijf in Nederland en kon niet worden gelijkgesteld met een Nederlander op basis van de relevante wetgeving. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te wijken van de regels omtrent bijstandsverlening.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. M. de Kleine, in aanwezigheid van griffier mr. R.A.E. Bach, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.