ECLI:NL:RBDHA:2021:14487
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke bijstandszaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering, die met terugwerkende kracht was ingetrokken per 10 februari 2020. Het bezwaar van eiser werd echter niet-ontvankelijk verklaard door verweerder, omdat het bezwaar niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij door omstandigheden, waaronder een vakantie in het buitenland en psychische problemen, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank overwoog dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Hoewel de rechtbank begrip had voor de situatie van eiser, concludeerde zij dat hij vanuit het buitenland contact had kunnen opnemen met verweerder en dat hij niet had aangetoond dat zijn psychische gesteldheid hem verhinderde om bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte toepassing van de termijnen in het bestuursrecht, evenals de noodzaak voor eisers om hun stellingen met voldoende bewijs te onderbouwen.