In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het CAK over opgelegde bestuurlijke boetes wegens het niet afsluiten van een zorgverzekering. Eiseres, woonachtig in [woonplaats], ontving in juni en oktober 2019 twee boetes van elk € 402,24 van het CAK, omdat zij niet binnen de gestelde termijn een zorgverzekering had afgesloten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze boetes, maar het CAK verklaarde deze ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij zij aanvoerde dat zij eerder een zorgverzekering had, maar deze had opgezegd vanwege onvrede over de vergoedingen en wantoestanden bij zorgverzekeraars. Eiseres betoogde dat zij als Nederlands burger niet gedwongen kan worden om een zorgverzekering af te sluiten.
De rechtbank overwoog dat op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) iedereen die in Nederland woont verplicht is om een zorgverzekering af te sluiten. De rechtbank stelde vast dat eiseres geen zorgverzekering had afgesloten en niet had voldaan aan de aanmaning van het CAK. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boetes rechtmatig waren, omdat het CAK wettelijk verplicht was om deze op te leggen bij het niet voldoen aan de verzekeringsplicht. Eiseres' argumenten over haar persoonlijke situatie en de zorgverzekeraars konden haar niet ontslaan van deze verplichting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.