ECLI:NL:RBDHA:2021:14457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
NL21.4779 en NL21.4780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraakse halfzussen wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en vrees voor huiselijk geweld

In deze zaak hebben twee Iraakse halfzussen, eiseres 1 en eiseres 2, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen op 3 maart 2021, waarbij verweerder de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiseressen geloofwaardig achtte, maar de problemen die zij ondervonden met een man genaamd [Naam 3] ongeloofwaardig vond. Eiseres 1 had verklaard dat zij door deze man was betrapt op een intiem moment, wat leidde tot bedreigingen van haar echtgenoot en vrees voor eerwraak. De rechtbank heeft op 2 december 2021 de beroepen behandeld, waarbij de eiseressen bijgestaan werden door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris gemotiveerd had ingegaan op de zienswijzen van de eiseressen en dat de gronden van beroep grotendeels herhalingen waren van eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de eiseressen geen documenten ter staving van hun asielrelaas hadden overgelegd en dat de verklaringen van eiseres 1 tegenstrijdig waren. De rechtbank vond dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de gestelde gebeurtenissen met [Naam 3] ongeloofwaardig waren, en dat de eiseressen niet in aanmerking kwamen voor internationale bescherming. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL21.4779 en NL21.4780

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiseres 1, V-nummer: [Nummer 1], en

[Naam 2], eiseres 2, V-nummer: [Nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. R.S. Helmus en mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 3 maart 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2021 op zitting behandeld. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen F.H.C.H. Said. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Hamzaoui.

Overwegingen

1. Eiseressen zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1986 en [Geb. datum 2] 1983 en bezitten de Iraakse nationaliteit.
2. Aan hun asielaanvragen hebben eiseressen het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres 1 is in haar woning door de zus van haar man betrapt op een intiem moment met een man genaamd [Naam 3], een andere man dan de man met wie zij getrouwd is. Zij is nooit verliefd op hem geweest, maar is door hem gedwongen om een relatie aan te gaan. [Naam 3] is met haar in contact gekomen nadat zij haar gegevens had afgegeven aan diens zus [Naam 4], die zij heeft ontmoet toen zij bij haar eigen zus in [plaatsnaam] was. [Naam 3] is contact met haar blijven opnemen ondanks dat zij dit niet wilde, waarbij hij haar onder druk heeft gezet door middel van het maken van beeldopnamen. De man van eiseres 1 is meteen van de betrapping op de hoogte gesteld door zijn zus. Eiseres 1 is daarom gevlucht naar een kennis in haar woonplaats [plaatsnaam 2]. Eiseres 2 is de halfzus van eiseres 1. Haar man is door de man van eiseres 1 op de hoogte gesteld van de betrapping. Hij heeft eiseres 2 de schuld gegeven van de relatie tussen [Naam 3] en eiseres 1 en haar met de dood bedreigd. Op verzoek van eiseres 1 heeft zij zich bij haar gevoegd in [plaatsnaam 2]. Kort daarna zijn eiseressen met hulp van [Naam 3] uitgereisd. Eiseressen stellen dat zij niet kunnen terugkeren naar Irak omdat zij vrezen uit eerwraak te zullen worden vermoord door hun echtgenoten en door de ooms van eiseres 1.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eiseressen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiseressen gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De gestelde problemen vanwege de gebeurtenissen met [Naam 3] heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht.
4. Eiseressen voeren daartegen aan dat verweerder ten onrechte aan hen heeft tegengeworpen dat zij geen documenten ter staving van hun asielrelaas hebben overgelegd. Ook voeren zij aan dat verweerder de gebeurtenissen met [Naam 3] ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ten slotte voeren zij aan dat zij in aanmerking komen voor internationale bescherming omdat zij slachtoffers zijn van huiselijk geweld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen eiseressen niet in hun stellingen worden gevolgd gelet op het navolgende.
6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat verweerder in de bestreden besluiten gemotiveerd is ingegaan op de zienswijzen en dat de gronden van beroep grotendeels een herhaling zijn van wat in die zienswijzen is aangevoerd.
7. Verweerder heeft kunnen vaststellen dat eiseressen geen documenten ter staving van hun asielrelaas hebben overgelegd. Niet gebleken is echter dat verweerder daardoor bij voorbaat is uitgegaan van de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Dit heeft verweerder op eigen merites beoordeeld door de verklaringen van eiseressen integraal te wegen.
8. Verweerder heeft terecht aan eiseressen tegengeworpen dat zij ten opzichte van elkaar tegenstrijdig hebben verklaard over het moment van de ontmoeting tussen eiseres 1 en [Naam 4]. Eiseres 1 heeft immers verklaard dat deze ontmoeting heeft plaatsgevonden op de eerste dag van het bezoek aan haar zus in [plaatsnaam], terwijl eiseres 2 heeft verklaard dat dit een dag later was. Anders dan eiseressen stellen, betreft deze ontmoeting een relevant aspect van het asielrelaas omdat eiseres 1 anders niet in contact zou zijn gekomen met [Naam 3].
9. Ook heeft verweerder terecht aan eiseressen tegengeworpen dat eiseres 1 tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het gedrag van [Naam 3]. Zij heeft immers enerzijds verklaard dat [Naam 3] vanwege de gebeurtenissen bang was voor zijn leven nadat zij samen betrapt zijn, en anderzijds dat hij haar bedreigde met het openbaar maken van beeldmateriaal waarop zij samen te zien zijn. De stellingen van eiseressen dat verkrachters nu eenmaal risico’s op de koop toenemen en dat niet van hen kan worden verwacht om uitleg te geven over de beweegredenen van [Naam 3], maken deze verklaringen niet minder tegenstrijdig. Verweerder heeft verder aan eiseres 1 kunnen tegenwerpen dat zij vaag heeft verklaard over de totstandkoming van het beeldmateriaal van hun eerste ontmoeting. De stelling van eiseres 1 dat zij toen gestresst of in shock zou zijn geweest, waardoor ze dit niet kon weten, heeft verweerder niet hoeven volgen. Immers, eiseres 1 heeft tijdens het nader gehoor duidelijk verklaard dat zij geen telefoon in de hand van [Naam 3] heeft gezien en geenszins verklaard dat ze zich niets meer kon herinneren vanwege de stress of shock.
10. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseressen tegengeworpen dat eiseres 1 onaannemelijk heeft verklaard over de betrapping. Hierbij heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien waarom eiseres 1 de slaapkamerdeur niet op slot heeft gedaan, temeer omdat zij heeft verklaard dat zij vóór de betrapping altijd erg voorzichtig was in de contacten met [Naam 3]. Verweerder is eiseres 1 hierbij niet ten onrechte niet gevolgd in de stelling dat de sleutel van de slaapkamerdeur zoek was, gelet op haar verklaring dat zij heeft overwogen om de slaapkamerdeur op slot te doen. De enkele stelling dat eiseres 1 niet heeft hoeven verwachten dat de zus van haar man op een onverwacht moment naar haar huis kwam, maakt niet minder onaannemelijk dat zij geen voorzorgsmaatregelen zou hebben genomen toen zij in haar eigen woning intiem was met een andere man dan haar echtgenoot. Daarnaast heeft verweerder terecht aan eiseressen tegengeworpen dat eiseres 1 tegenstrijdig heeft verklaard over de betrapping door enerzijds te verklaren dat [Naam 3] tegelijkertijd met haar is gevlucht nadat zij haar spullen had gepakt en anderzijds dat hij al eerder was gevlucht.
11. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseressen tegengeworpen dat zij onaannemelijk hebben verklaard over de hulp van [Naam 3] bij het uitreizen. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat eiseressen niet inzichtelijk hebben gemaakt waarom [Naam 3] deze hulp zou verlenen terwijl hij eerder vijandig was tegenover eiseres 1. Zij heeft immers ook verklaard dat hij haar heeft gedwongen om een relatie aan te gaan, haar heeft bedreigd en haar geld en sieraden afhandig heeft gemaakt. De stelling in beroep dat de amoureuze gevoelens van [Naam 3] en zijn besef dat hij zelf ook in de problemen was geraakt hierbij een rol hebben gespeeld, zijn niet terug te voeren op de verklaringen van eiseressen.
12. Ten slotte heeft verweerder terecht aan eiseressen tegengeworpen dat eiseres 1 tegenstrijdig heeft verklaard over de aard en de duur van de relatie met [Naam 3]. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres 1 verklaringen afgelegd die niet stroken met de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor op dit punt. Hiervoor is geen verontschuldiging gegeven.
13. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de gestelde gebeurtenissen met [Naam 3] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Dit brengt met zich dat verweerder eiseressen terecht niet is gevolgd in de stelling dat zij door deze gebeurtenissen slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld en te vrezen hebben voor eerwraak. Voor zover eiseres 2 aanvoert dat zij al eerder door haar man werd mishandeld en dat dit blijkt uit de door haar in beroep overgelegde foto’s, overweegt de rechtbank dat eiseres 2 deels niet herkenbaar is op deze foto’s en dat uit deze foto’s niet blijkt wanneer deze zijn genomen en wat de oorzaken zijn van de op de foto’s zichtbare kwetsuren.
14. Eerst ter zitting hebben eiseressen gesteld dat zij in Irak te vrezen hebben voor eerwraak alleen al vanwege het feit dat zij gedurende drie jaar hun echtgenoten hebben verlaten zonder daar uitleg voor te geven. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een achtergehouden asielmotief dat zich niet leent voor beoordeling in deze zaak omdat verweerder daarover nog geen standpunt heeft ingenomen. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2073).
15. De beroepen zijn ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr.A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.