Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[Naam], verzoekster V-nummer: [Nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ten bedrage van €
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juli 2020 het besluit genomen om de verblijfsvergunning van verzoekster in te trekken, met ingang van 3 november 2019. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 15 maart 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juli 2021 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. El-Sharkawi, en een tolk, N. Al Wandawi. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak van 20 augustus 2021, waarin de rechtbank al had geoordeeld over het beroep van verzoekster. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 748,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.