ECLI:NL:RBDHA:2021:14452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
NL21.5557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juli 2020 het besluit genomen om de verblijfsvergunning van verzoekster in te trekken, met ingang van 3 november 2019. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 15 maart 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juli 2021 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. El-Sharkawi, en een tolk, N. Al Wandawi. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak van 20 augustus 2021, waarin de rechtbank al had geoordeeld over het beroep van verzoekster. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 748,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5557
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

In het besluit van 28 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiseres ingetrokken vanaf 3 november 2019.
In het besluit van 15 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.5556, op 9 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Al Wandawi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 20 augustus 2021, zaaknummer NL21.5556, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van het beroep ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 748,- (bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ten bedrage van €
748,- (zevenhonderdachtenveertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18573401

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.