ECLI:NL:RBDHA:2021:14438

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
20_6737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van ambtenaar wegens het wegnemen van een voorwerp uit een container van een ander bedrijf tijdens diensttijd

In deze zaak gaat het om het ontslag van eiser, een technisch medewerker bij het Veegbedrijf van de gemeente Den Haag, die op 6 juli 2019 een voorwerp uit een vergrendelde container van een ander bedrijf heeft meegenomen. Eiser heeft tegen het ontslag bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De rechtbank heeft op 22 november 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser betoogde dat hij de container niet met de bedoeling om iets mee te nemen heeft betreden, maar om te controleren of deze goed afgesloten was. Hij heeft een Ziggo-kastje uit de container gehaald, maar dit later weer achtergelaten. Eiser voerde aan dat hij nooit eerder in zijn lange dienstverband problemen heeft gehad en dat het ontslag grote gevolgen heeft voor zijn gezin, waaronder zijn gehandicapte zoon.

De verweerder, het college van burgemeester en wethouders, stelde dat eiser zich niet als een goed ambtenaar heeft gedragen en dat zijn gedrag onacceptabel was. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van eiser ernstig genoeg was voor ontslag, maar dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser in het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser.

De rechtbank benadrukte dat bij ontslag van een ambtenaar een goede afweging van belangen moet plaatsvinden, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende waren gewogen in het besluit van verweerder. De rechtbank concludeerde dat het ontslag in stand kon blijven, maar dat de motivering van het besluit niet voldeed aan de eisen van de wet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. ten Broek),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Koster-Mulder).

Procesverloop

In het besluit van 20 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiser ontslagen.
In het besluit van 11 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 november 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is ook [A] verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was sinds 2002 werkzaam als technisch medewerker bij het Veegbedrijf van de dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag. Het Veegbedrijf deelt een afvalterrein met een ander bedrijf (Haagse Milieu Services). Op camerabeelden is te zien dat eiser op
6 juli 2019 een afvalcontainer van dit bedrijf op het terrein opent, binnengaat en daarna met een voorwerp naar buiten komt. Vervolgens is te zien dat eiser het voorwerp meeneemt. Verweerder heeft onderzoek gedaan naar dit voorval en heeft eiser vervolgens ontslagen.
Wat is het standpunt van eiser?
2. Eiser vindt dat het ontslag een te zware straf is. Daarvoor voert hij het volgende aan. Eiser stelt dat hij niet de container heeft betreden met de bedoeling een voorwerp mee te nemen. Hij ging de container binnen omdat hij zag dat de container niet, zoals gebruikelijk, was afgesloten met een hangslot. Hij is vervolgens de container binnengegaan om te controleren of er iets aan de hand was. Daarbij heeft hij een voorwerp (een Ziggo-kastje) uit de container gehaald, omdat hij dacht dat zijn gehandicapte zoon een onderdeel daarvan zou kunnen gebruiken. Dat bleek niet het geval en eiser heeft het voorwerp daarom achtergelaten bij het oud ijzer op hetzelfde terrein. Van het wegnemen van eigendom van Haagse Milieu Services is daarom geen sprake. Daarnaast wijst eiser erop dat zijn dienstverband bij de gemeente ruim 20 jaar heeft geduurd en dat in die tijd geen andere onregelmatigheden zijn gebeurd. Verder heeft eiser meerdere malen zijn spijt betuigd omdat hij zich realiseert dat hij geen voorwerp uit de container had moeten halen. Tot slot wijst eiser op de gevolgen die het ontslag voor hem heeft. Hij heeft geen inkomsten meer en dat heeft een enorme impact op zijn gezin, onder wie zijn gehandicapte zoon, en zijn gezondheid.
Wat is het standpunt van verweerder?
3. Verweerder vindt dat eiser zich niet als een goed ambtenaar heeft gedragen omdat hij bewust een voorwerp uit een vergrendelde container van Haagse Milieu Services heeft meegenomen. Vervolgens is eiser niet eerlijk geweest over de reden waarom hij de container is binnengegaan. Verweerder heeft door het gedrag en de houding van eiser geen vertrouwen meer in hem en vindt een strafontslag passend.
De beoordeling van de rechtbank
4. Het is duidelijk dat eiser in diensttijd en -kleding een voorwerp uit een container van Haagse Milieu Services heeft gehaald. Ook is buiten twijfel dat deze gedraging aan eiser kan worden toegerekend. In deze zaak draait het alleen om de vraag of verweerder eiser te zwaar heeft gestraft door hem te ontslaan. Om deze vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag of het gedrag en de houding van eiser inderdaad ernstig genoeg zijn om hem te ontslaan.
Zijn de gedragingen van eiser voldoende ernstig?
5. Om te beginnen mag van een ervaren ambtenaar zoals eiser worden verwacht dat hij zich aan de regels houdt. Het (zonder toestemming) openen van een container van een ander bedrijf en daaruit een voorwerp meenemen is zonder twijfel tegen de regels. Ook kan zo’n gedraging de gemeente in een slecht daglicht plaatsen. Daarnaast moet een werkgever zijn werknemers kunnen vertrouwen. Dat vertrouwen kan eigenlijk niet bestaan wanneer werknemers zonder toestemming voorwerpen meenemen.
6. Op de zitting heeft eiser verteld dat hij de container controleerde en betrad vanwege mondelinge afspraken met HMS-medewerkers. Dat er zulke afspraken waren heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen, terwijl het aan eiser was om dit te onderbouwen. Maar ook in het geval die afspraken er waren, dan was het nog steeds niet toegestaan om een voorwerp uit een container mee te nemen. Daarnaast was eiser meerdere minuten in de container. Volgens de rechtbank is dat langer dan noodzakelijk om de container te controleren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder ervan uit mocht gaan dat eiser oneerlijk is geweest over de reden dat hij de container binnenging.
7. Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het gedrag en de houding van eiser inderdaad ernstig genoeg zijn om hem te ontslaan. Wat eiser vervolgens met het meegenomen voorwerp heeft gedaan, doet er dan ook niet meer toe, nog daargelaten dat de rechtbank evenmin heeft kunnen vaststellen of dit inderdaad is gegaan zoals eiser heeft gesteld. De volgende vraag die de rechtbank zal beantwoorden is of verweerder toch had moeten kiezen voor een lichtere straf vanwege de persoonlijke omstandigheden van eiser.
De persoonlijke omstandigheden van eiser
8. Verweerder heeft met het ontslag voor de zwaarst mogelijke maatregel gekozen. Een ontslag kan grote gevolgen hebben voor een werknemer. Daarom vindt de rechtbank dat wanneer verweerder een ambtenaar ontslaat, het heel duidelijk moet zijn dat er een goede afweging van belangen heeft plaatsgevonden. Dat betekent in dit geval dat het duidelijk moet zijn dat verweerder bij het ontslaan van eiser ook rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en belangen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft laten zien dat hij rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Eiser heeft immers meerdere malen zijn spijt betuigd, heeft erop gewezen dat hij in zijn langdurige dienstverband niet eerder te maken heeft gehad met strafmaatregelen en hij heeft uitgelegd welke impact een ontslag heeft op zijn gezin. In het bestreden besluit is verweerder helemaal niet op deze punten ingegaan. De rechtbank vindt dat verweerder in het bestreden besluit had moeten uitleggen waarom de persoonlijke omstandigheden van eiser niet leiden tot een lichtere straf. Eiser heeft op dit punt dus gelijk.
10. Op de zitting heeft verweerder echter uitgelegd dat hij de persoonlijke omstandigheden wel degelijk heeft gewogen. In de kern komt die uitleg erop neer dat verweerder vindt dat het gedrag van eiser zo onacceptabel is, dat zijn persoonlijke omstandigheden geen verschil maken.
11. De rechtbank vindt de uitleg van verweerder niet onredelijk om de volgende redenen. Dat eiser al heel lang voor de gemeente werkt en van onbesproken gedrag is, kan juist reden zijn om van hem te verwachten dat hij zich aan de regels houdt, ook omdat hij moet hebben geweten dat verweerder diefstal onacceptabel vindt. In de tweede plaats heeft eiser weliswaar zijn fout toegegeven en zijn spijt betuigd, maar dat maakt nog niet dat van verweerder moet worden verwacht dat hij weer het vertrouwen in eiser wil stellen dat nodig is om hem weer aan het werk te laten gaan. De rechtbank heeft tot slot begrip voor de privéomstandigheden van eiser, met name voor de zorg voor zijn gehandicapte zoon en de druk die dat mogelijk met zich kan brengen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser een hoge prijs betaalt voor de fout die hij heeft gemaakt door het voorwerp mee te nemen. Tegelijkertijd heeft eiser weinig inzicht gegeven in de omvang van de nadelige gevolgen die hij in dit verband ervaart. Daarbij kan de rechtbank ook begrijpen dat verweerder, net als veel andere werkgevers, zulk gedrag vrijwel altijd onacceptabel vindt en dat het nadeel dat een betrokkene daarvan heeft wel heel ernstig moet zijn om een lichtere straf dan ontslag te rechtvaardigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ontslag van eiser in stand kan blijven.
Conclusie
12. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet stilgestaan bij de persoonlijke omstandigheden van eiser. Dit is in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Omdat verweerder op de zitting de uitleg heeft gegeven die het bestreden besluit mist, zal de rechtbank (met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Aaron, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2021
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.