ECLI:NL:RBDHA:2021:14431
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verdeling huwelijkse gemeenschap na echtscheiding met verzoekschriftprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 een beschikking gegeven in een verzoek tot verdeling van de huwelijkse gemeenschap na een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Deliran, heeft verzocht om de verdeling van de gemeenschap van goederen, nadat de echtscheiding in 2009 was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.F. Delfgauw, is als belanghebbende aangemerkt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijbehorende stukken. De vrouw stelde dat de verdeling van de huwelijkse gemeenschap bij verzoekschrift kon worden ingeleid, verwijzend naar de Memorie van Toelichting op artikel 1:135 BW. Ze betoogde dat een verzoekschriftprocedure voordelen biedt, zoals een lagere griffierecht en behandeling door de familiekamer.
De rechtbank oordeelde echter dat de verdeling van de huwelijkse gemeenschap met een dagvaarding dient te worden ingeleid, zoals bepaald in artikel 3:185 BW en de artikelen 677 en verder van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Aangezien er geen echtscheidingsprocedure meer aanhangig is, moet de procedure tot verdeling bij dagvaarding worden ingeleid. De rechtbank heeft het verzoek daarom verwezen naar het team handelsrecht van de sector civiel en de vrouw bevolen om binnen tien dagen een exploot met de beschikking aan de man te betekenen en hem op te roepen voor een roldatum binnen veertien dagen daarna.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 23 december 2021, in aanwezigheid van griffier E. Verweij-Steen.