ECLI:NL:RBDHA:2021:14430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
09/993008-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraudezaak Vestia: Omkoping, valsheid in geschrifte en witwassen

Op 24 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een omvangrijke fraudezaak waarbij de Rotterdamse woningcorporatie Vestia het slachtoffer was van omkoping, oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. In totaal zijn 19 personen en 14 bedrijven veroordeeld. Twee medewerkers van Vestia hebben zich laten omkopen door schoonmaak- en onderhoudsbedrijven in ruil voor de gunning van contracten. Tussen 2015 en 2018 hebben deze medewerkers afspraken gemaakt met verschillende bedrijven, waarbij zij werkopdrachten van Vestia kregen in ruil voor een deel van de omzet of extra betalingen. De aanbestedingsprocedures werden gemanipuleerd, waardoor de betrokken bedrijven als beste uit de bus kwamen, ondanks dat zij niet de laagste offertes hadden ingediend. Vestia was zich niet bewust van deze praktijken en heeft contracten getekend met de frauderende bedrijven, die vervolgens te hoge rekeningen indiende.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als bestuurder van een van de omkopende bedrijven, feitelijk leiding heeft gegeven aan deze strafbare feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een taakstraf van 240 uren. De zaak benadrukt de ernst van corruptie en de impact daarvan op de publieke sector, vooral gezien het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van dergelijke instellingen heeft.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/993008-20
Datum uitspraak: 24 december 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum], [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18, 25 en 29 november 2021 en 2 december 2021 (inhoudelijke behandeling) en 10 december 2021 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.C. Schaafsma en V.A.M.G. van de Bilt (hierna: de officieren van justitie) en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.C. Verloop naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben op de terechtzitting van 25 november 2021 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Aanleiding onderzoek: aantreffen verdeelplannen
In het kader van een (ander) strafrechtelijk fraudeonderzoek zijn eind 2016 twee mobiele telefoonnummers opgenomen en uitgeluisterd. De gebruiker van deze nummers voerde in deze periode onder meer gesprekken met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] had verschillende vennootschappen op naam staan, waarmee werkzaamheden voor derden werden verricht.
In een uitgeluisterd gesprek van 4 oktober 2016 vroeg [medeverdachte 1] aan zijn gesprekspartner of deze een fictieve leningsovereenkomst kon verzorgen – uiteindelijk ten bedrage van € 70.000 – ter verantwoording van de aankoop van een BMW X6.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 16 mei 2017 werd een bedrag van € 41.450 aan contanten aangetroffen, een leningsovereenkomst, alsook USB-sticks en externe harde schijven met daarop verschillende excel-bestanden genaamd ‘verdeelplan’. Deze verdeelplannen hadden kolommen getiteld: ‘bedrag opdracht’; ‘omschrijving’; ‘uitgevoerd’; en ‘te verdelen’. Drie andere kolommen hadden als titel de letters ‘J’, ‘M’ en ‘C’.
Op grond van deze (en andere) bevindingen is het vermoeden ontstaan dat [medeverdachte 1] betrokken was bij zogenaamde ‘kickback’-constructies met andere (rechts)personen ten behoeve van werkzaamheden die werden uitbesteed door woningcorporatie Vestia. Dat was de aanleiding voor het starten van het onderzoek ‘Ikszes’.
Betrokkenheid medewerkers Vestia
Uit nader onderzoek naar de gegevensdrager die bij [medeverdachte 1] waren aangetroffen bleek dat diverse e-mailberichten waren verstuurd of ontvangen met een verdeelplan als bijlage. Deze e-mailberichten waren gericht aan of afkomstig van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Beiden waren in de onderzoeksperiode – van 2015 tot en met medio 2018 – werkzaam bij de Rotterdamse woningcorporatie Vestia: [medeverdachte 2] als senior vastgoedbeheerder, [medeverdachte 3] als medewerker sociaal beheer.
Als senior vastgoedbeheerder was [medeverdachte 2] belast met het voorbereiden en laten uitvoeren van planmatig onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden aan verschillende panden van Vestia. Bij de totstandkoming van de onderhouds- en schoonmaakplannen bracht [medeverdachte 3] als medewerker sociaal beheer de wensen en behoeften in van gebruikers van de panden. [medeverdachte 2] had naast zijn werk voor Vestia sinds 1 mei 2015 een eigen adviesbureau: een eenmanszaak handelend onder de naam [bedrijf 1]. [medeverdachte 3] had eveneens naast zijn baan bij Vestia een eigen bedrijfje, hoewel dat formeel gezien op naam stond van zijn echtgenote, te weten [bedrijf 2].
Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] op 7 november 2018 werd een harde schijf aangetroffen met verdeelplannen (over 2017) die nog niet eerder in het onderzoek waren betrokken. Ook werd een notitieboekje aangetroffen met aantekeningen die betrekking hadden op bedragen en de personen tussen wie dat bedrag verdeeld zou worden.
Onderzoek naar bankrekeningen en facturen
Naar aanleiding van het aantreffen van de verdeelplannen is onderzoek verricht naar verschillende bankrekeningen van (bedrijven van) [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Zodoende kwamen meerdere personen en bedrijven naar voren die mogelijk te maken hadden met de eerder genoemde kickback constructies bij het uitbesteden van werkzaamheden door Vestia.
Betrokkenheid verdachte
Uit het onderzoek naar de bankrekeningen kwam naar voren dat meerdere bedrijven, die werkzaamheden uitvoerden voor en in rekening brachten aan Vestia, betalingen hadden gedaan aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], zowel rechtstreeks als via derde (rechts)personen. Daarbij kwamen de namen van de bedrijven van de verdachte en zijn compagnon [medeverdachte 4], te weten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] naar voren. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] samen worden hierna ook wel [medeverdachten 5 en 6] genoemd.
Bij Vestia werden in de eerste helft van 2015 de schoonmaakopdrachten van meerdere wooncomplexen in Rotterdam Zuid opnieuw aanbesteed. De medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] bedachten om hier aan te verdienen door met schoonmaakbedrijven af te spreken dat zij in ruil voor gunning van de opdracht door Vestia 10% van de omzet als steekpenningen aan [medeverdachte 7], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zouden betalen. [medeverdachte 7] heeft verdachte en [medeverdachte 4] benaderd met dit voorstel. Zij zijn hier op in gegaan.
Aangifte Vestia
Bij brief van 29 december 2020 heeft Vestia aangifte gedaan van valsheid in geschrift, oplichting, verduistering (in dienstbetrekking), niet-ambtelijk omkoping en (gewoonte)witwassen. Destijds werd de schade veroorzaakt door deze strafbare feiten geschat op een bedrag tussen de € 2 en € 4 miljoen, daargelaten de kosten gemoeid met juridische bijstand, onderzoekskosten en schadeafwikkeling. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn ontslagen.
Medeverdachten
In de loop van het onderzoek Ikszes zijn naast [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] 54 (rechts)personen aangemerkt als verdachten. De zaken van 33 verdachten worden thans door deze rechtbank behandeld.
Behandeling door rechtbank Den Haag
Aanvankelijk was het voornemen van de officieren van justitie om de verdachten te vervolgen bij de rechtbank Rotterdam. Nadat gebleken was dat één van hen [medeverdachte 8] tot eind 2019 werkzaamheden had verricht op die rechtbank, is de strafzaak bij beschikking van 22 januari 2020 – op grond van het bepaalde in artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie – ter verdere behandeling naar de rechtbank Den Haag verwezen.
Beoordeling tenlastegelegde feiten
Kort gezegd wordt aan de verdachte verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrift gepleegd door [medeverdachten 5 en 6], tezamen en in vereniging met anderen, door vier offertes ten aanzien van “glasbewassing [wijk 1]”, “glasbewassing [wijk 2]”, “regulier schoonmaakonderhoud [wijk 1]” en “regulier schoonmaakonderhoud [wijk 2]” gericht aan Vestia valselijk op te maken en daar gebruik van te maken (feit 1).
Daarnaast is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrift gepleegd door [medeverdachten 5 en 6], in vereniging met anderen door het valselijk opmaken van facturen van [medeverdachte 9] gericht aan [medeverdachte 4], een factuur van [bedrijf 3] aan [medeverdachte 5] en meerdere facturen van [bedrijf 4] aan [medeverdachten 5 en 6] en het voorhanden hebben en gebruikmaken hiervan (feit 2).
Voorts wordt de verdachte verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan omkoping, gepleegd door [medeverdachten 5 en 6], van twee medewerkers van Vestia, te weten medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], voor geldbedragen van € 182.833,71 en/of € 235.461,55 en/of € 53.608,24 en/of € 57.819,- (feit 3).
Daarnaast wordt hem verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan oplichting van Vestia, gepleegd door [medeverdachten 5 en 6], door in het kader van de aanbesteding van schoonmaakcontracten door verschillende schoonmaakbedrijven valselijk opgemaakte offertes te laten indienen bij Vestia en te zorgen dat deze bedrijven aanbestedingen gegund kregen, terwijl hierover overleg en afstemming had plaatsgevonden en met die bedrijven was afgesproken dat zij verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hiervoor vergoedingen zouden betalen waardoor Vestia werd bewogen om onderhoudsovereenkomsten aan te gaan met deze schoonmaakbedrijven en vervolgens is opgelicht voor de aanneemsom van € 369.686,43 (feit 4).
Tot slot is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan witwassen, gepleegd door [medeverdachten 5 en 6], door geldbedragen, te weten € 182.833,71 en/of € 235.461,55 en/of € 53.608,24 en/of € 57.819,-, de aard en herkomst te verhullen en om te zetten door delen van voornoemd geldbedrag over te maken naar medeverdachten (feit 5).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van de feiten 1, 2 (voor zover dit ziet op [bedrijf 4]), 4 en 5 dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat de omkoping wordt erkend, maar dat moet worden vrijgesproken van de bedragen € 53.608,24 en € 57.819,- nu er sprake is van een dubbeltelling.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
In het voorjaar van 2015 heeft [medeverdachte 7] op verzoek van [medeverdachte 3] drie schoonmaakbedrijven benaderd met de vraag of zij interesse hadden in een aanbesteding van Vestia, waarbij de opdracht aan hen gegund zou worden als zij bereid waren om gedurende de contractperiode 10% van de omzet aan [medeverdachte 7] en twee personen van Vestia af te staan. Eén van deze bedrijven betrof [medeverdachten 5 en 6]. Dit voorstel heeft [medeverdachte 7] voorgelegd aan de verdachte en [medeverdachte 4]. Zij waren bereid om hier aan mee te werken.
Vestia heeft werd vervolgens een uitvraag gedaan bij meerdere schoonmaakbedrijven, waaronder [medeverdachten 5 en 6], om uiterlijk voor 17 april 2015 een offerte in te dienen. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] een overzicht gemaakt van de partijen en deze gesplitst in de te verdelen wijken. [medeverdachte 2] heeft selectiecriteria opgesteld aan de hand waarvan de offertes beoordeeld konden worden en punten aan partijen konden worden toegekend. De bedragen van [medeverdachten 5 en 6] zijn in het schema van [medeverdachte 3] zodanig verlaagd dat [medeverdachten 5 en 6], mede op grond van de opgestelde selectiecriteria, als één van de drie beste schoonmakenbedrijven uit de bus kwamen.
Vervolgens is aan [medeverdachten 5 en 6] de gelegenheid geboden om de offerte aan te passen met de door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vastgestelde, lagere bedragen. De nieuwe offertes zijn op 1 mei 2015 ingediend bij Vestia, terwijl de sluitingsdatum 17 april 2015 was. Op de nieuwe offertes is de datum niet aangepast waardoor deze nog steeds op 15 of 17 april 2015 stond. Door op de nieuwe, pas op 1 mei ingediende offertes de oude datum te laten staan, is sprake van een antedatering.
Vestia heeft een deel van de schoonmaakopdrachten aan [medeverdachten 5 en 6] gegund op grond van de aldus aangepaste en geantedateerde offertes. De rechtbank stelt vast dat de offertes door het aanpassen en antedateren valselijk zijn opgemaakt door [medeverdachten 5 en 6] en zijn gebruikt ter verkrijging van onderhoudsovereenkomsten van Vestia.
Om de afgesproken omzetfee vervolgens bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te krijgen heeft [medeverdachte 7] via zijn bedrijven [medeverdachte 9] en [bedrijf 3] gefactureerd aan [medeverdachten 5 en 6]. Op de facturen werden werkzaamheden als ‘commerciële ondersteuning’ vermeld.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de facturen zien op de afspraak dat er 10% van de opdrachtsom afgedragen moest worden aan [medeverdachte 7], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] om het werk gegund te krijgen. Die afspraak kwalificeert, zoals hierna wordt overwogen, als omkoping. De omschrijving op de facturen zijn louter bedoeld om deze omkoping en de bijbehorende betaalstroom een titel te verschaffen en de werkelijke aard van de betaalstroom te verhullen. Gelet hierop is er van ‘commerciële ondersteuning’ geen sprake. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de facturen valselijk zijn opgemaakt. De facturen zijn gebruikt door deze aan genoemde bedrijven te versturen.
[medeverdachten 5 en 6] heeft valse offertes aan Vestia opgemaakt. [medeverdachte 9] , [bedrijf 3] en later [bedrijf 4] hebben valse facturen opgemaakt en aan [medeverdachten 5 en 6] gezonden om betaling van de omzetfee aan – uiteindelijk – [medeverdachte 7], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] mogelijk te maken. Daarbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De feiten 1 en 2 kunnen dan ook bewezen worden verklaard.
Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt eveneens dat [medeverdachten 5 en 6] in totaal een bedrag van € 182.833,71 en € 235.461,55 als giften aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft betaald om de overeenkomsten met Vestia te verkrijgen en te behouden. Met de raadsman en officieren van justitie oordeelt de rechtbank dat de bedragen € 53.608,24 en € 57.819,- in de tenlastelegging ook al zijn meegerekend in het totaalbedrag van € 182.833,71, zodat van deze bedragen zal worden vrijgesproken.
Uit het verhoor van verdachte [medeverdachte 3] en getuige [getuige 1] volgt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geen toestemming hadden om bemiddelingswerkzaamheden uit te voeren en hiervoor een vergoeding van die bedrijven te ontvangen, zodat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben gehandeld in strijd met hun plicht. Gelet op de voornoemde afspraken die met [medeverdachte 7] zijn gemaakt en de verhullende omschrijvingen op de facturen aan [medeverdachten 5 en 6], is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs kon en moest weten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in strijd met hun plicht handelden. De rechtbank verklaart feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
[medeverdachten 5 en 6] heeft willens en wetens en in nauwe samenwerking met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] valse offertes opgesteld en ingediend bij Vestia. Samen hebben zij het offertetraject aldus gemanipuleerd. Dat heeft ertoe geleid dat Vestia schoonmaak- en glasbewassingsovereenkomsten met [medeverdachten 5 en 6] is aangegaan en aan [medeverdachten 5 en 6] heeft betaald voor de door haar verrichte werkzaamheden. [medeverdachten 5 en 6] heeft een bedrag van 10% van de contractwaarde betaald aan [medeverdachte 9], [bedrijf 3] en [bedrijf 4] in de wetenschap dat een deel daarvan aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] werd doorbetaald. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen worden kan verklaard dat [medeverdachten 5 en 6] en haar medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Vestia.
Namens de verdachte is betoogd dat er van oplichting geen sprake kan zijn, omdat Vestia niet is benadeeld. De geoffreerde prijs voor het werk was marktconform en paste binnen de onderhoudsbegroting van Vestia, terwijl de omzetfee uit eigen zak werd betaald, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat het ontbreken van nadeel niet relevant is voor de strafrechtelijke beoordeling van de verweten feiten en de kwalificatie ervan. Het gaat erom dat de verdachte en zijn mededaders onderling al hadden afgesproken aan wie het werk zou worden toegekend en tegen welke prijs, maar tegenover Vestia hebben gedaan alsof de regels van de (openbare) aanbestedingsprocedure waren gevolgd. Door die listige kunstgrepen en dat samenweefsel van verdichtsels is bij Vestia een onjuiste voorstelling van zaken ontstaan en is Vestia er toe bewogen het werk toe te kennen aan [medeverdachten 5 en 6]. De rechtbank verklaart de tenlastegelegde oplichting onder feit 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vestia is opgelicht door [medeverdachten 5 en 6] bij het aangaan van schoonmaakovereenkomsten met haar. De aanneemsom die Vestia op grond van de overeenkomsten aan [medeverdachten 5 en 6] heeft betaald is daardoor van misdrijf afkomstig. [medeverdachten 5 en 6] heeft (ongeveer) 10% van die aanneemsom, in totaal een geldbedragen van € 182.833,71 en € 235.461,55 overgemaakt aan [medeverdachte 9], [bedrijf 3] en [bedrijf 4]. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat voor wat deze geldbedragen betreft sprake is van omzetting, door ze over te boeken naar voornoemde bedrijven, terwijl de verdachte, als feitelijk leidinggever van [medeverdachten 5 en 6], wist dat ze uit eigen misdrijf afkomstig waren. Gelet op de periode en de regelmaat waarmee de frauduleuze handelingen zijn gepleegd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
Daderschap rechtspersoon
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De rechtbank overweegt dat de strafbare handelingen werden verricht door of onder verantwoordelijkheid van de bestuurders van het bedrijf. Deze handelingen pasten in de normale bedrijfsvoering van [medeverdachten 5 en 6] en er werd over een langere periode met regelmaat op deze wijze gehandeld. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de handelingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en dat de rechtspersoon derhalve als dader van de tenlastegelegde feiten kan worden aangemerkt.
Feitelijk leidinggeven
Bij de vraag of er sprake is van feitelijk leidinggeven dient niet uitsluitend de juridische positie te worden betrokken, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
De rechtbank overweegt dat verdachte samen met [medeverdachte 4] bestuurder is van [medeverdachten 5 en 6]. Vanuit zijn functie is hij betrokken bij het opstellen van offertes. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij met [medeverdachte 7] heeft gesproken over het plan om de aanbesteding te manipuleren waardoor hij de opdracht gegund kreeg in ruil voor het betalen van steekpenningen. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen door [medeverdachten 5 en 6].
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de periode van 17 april 2015 tot en met
mei 2015in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben opgemaakt te weten:
- een offerte ter hoogte van 30.463,05 euro exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 1]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15a) en
- een offerte ter hoogte 2.314,04 exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 2]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15b) en
- een offerte ter hoogte van 300.506,85 euro exclusief BTW voor “regulier
schoonmaakonderhoud [wijk 1]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15c) en
- een offerte ter hoogte van 17.016,16 exclusief BTW voor “regulier schoonmaakonderhoud [wijk 2]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15d)
hebbende [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en haar mededaders bedragen op die offertes aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offertes, en die offertes geantedateerd, zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
en
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de periode van 17 april 2015 tot en met
mei 2015in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk gebruik hebben gemaakt van genoemde valselijk opgemaakte offertes, en deze voorhanden hebben gehad als ware zij echt en onvervalst, terwijl zij wisten dat deze geschriften bestemd waren tot zodanig gebruik, bestaande die valsheid hieruit dat bedragen op die offertes waren aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offertes en die offertes en calculaties waren geantedateerd, en bestaande dat gebruikmaken hieruit dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] genoemde offertes hebben doen toekomen aan Vestia, aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
2. [ medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 21 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk hebben opgemaakt te weten:
- meerdere facturen op naam van [medeverdachte 9] (verder: [medeverdachte 9]) gericht aan/ter attentie van [medeverdachte 4] (DOC‐102‐1 t/m ‐12) en
- een factuur van [bedrijf 3] gericht aan [medeverdachte 5] d.d. 10 juni 2015 (DOC‐102‐13) en
- meerdere facturen op naam van [bedrijf 4] gericht aan [medeverdachte 5]
(DOC‐085‐7) en [medeverdachte 6] (DOC‐079A - DOC‐085‐3 en –5), hebbende [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en haar mededaders op die facturen valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld die in werkelijkheid niet of niet in die omvang waren verricht, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
en
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 21 november 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk genoemde valselijk opgemaakte facturen voorhanden hebben gehad als ware zij echt en onvervalst, terwijl [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] wisten dat deze geschriften bestemd waren om te gebruiken als zijnde echt en onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat op die die facturen werkzaamheden waren vermeld die in werkelijkheid niet of niet in die omvang waren verricht,
aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
3. [ medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de periode van 6 januari 2015 tot en met 21 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen aan [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum medeverdachte 2] te [geboorteplaats medeverdachte 2], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als (senior) vastgoedbeheerder bij Vestia, en aan [medeverdachte 3], geboren [geboortedatum medeverdachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij Vestia, naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], in strijd met hun plicht in hun betrekkingen hebben gedaan een belofte, te weten de toezegging/instemming om (via [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] en [bedrijf 3]) die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geldbedragen te betalen en giften, te weten geldbedragen van in totaal 182.833,71 euro en 235.461,55 euro (door tussenkomst van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] en [bedrijf 3]) hebben gedaan, van die aard en onder zodanige omstandigheden dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] redelijkerwijs hadden moeten aannemen dat deze [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hadden gehandeld en zouden handelen in strijd met hun plicht, aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
4. [ medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de periode van omstreeks 6 januari 2015 tot en met 21 november 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermaals, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia hebben bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld, hebbende [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en haar mededaders, telkens met betrekking tot de gunning door Vestia van een of meerdere opdrachten voor schoonmaakonderhoud en glasbewassing,
- op of omstreeks 1 mei 2015 offertes en calculaties verzonden en doen toekomen aan Vestia, welke waren aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offertes en calculaties van haar, verdachte, en waren geantedateerd en waarin bedragen waren vermeld waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen haar, verdachte, en haar mededaders en
- uit hoofde van hun dienstbetrekkingen van senior vastgoedbeheerder en medewerker sociaal beheer in een memo gedateerd 8 mei 2015 (DOC‐215‐18b, ‐c en –d), gericht aan het MT Hilledijk van Vestia, de prijzen van alle deelnemende partijen vermeld; en selectiecriteria vermeld, en drie partijen (te weten [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] de hoogste scores toegekend, en die memo verzonden/doen toekomen aan de manager sociaal beheer & leefomgeving en andere medewerkers van Vestia en
- aldus de opdrachten wat betreft de wijken [wijk 1] en [wijk 2] doen/laten gunnen aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], althans het managementteam van Vestia geadviseerd/aangestuurd om de opdrachten in genoemde wijken te gunnen aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en
- facturen gezonden aan en ingediend bij Vestia en
- telkens tegenover Vestia verzwegen dat er met betrekking tot de (geoffreerde en overeengekomen en gefactureerde) vergoedingen voor het verrichten van werkzaamheden en diensten ten behoeve van Vestia door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] een verborgen of verzwegen vergoeding en betaling aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] was inbegrepen en overeengekomen, waardoor Vestia werd bewogen tot
het aangaanvan een schriftelijke "Onderhoudsovereenkomst voor contractonderhoud Schoonmaak onderhoud” d.d. 20‐05‐2015 (DOC‐215‐22) voor de aanneemsom van 369.686,43 euro exclusief BTW, en tot afgifte van geldbedragen van in totaal 369.686,43 euro exclusief BTW, aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
5. [ medeverdachten 5] en [medeverdachte 6] in de periode vanaf 1 juli 2015 tot en met 21 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geldbedragen van in totaal 182.833,71 euro en 235.461,55 euro hebben omgezet, terwijl [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en haar mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en haar mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt, aan welke bovengenoemde verboden gedragingen verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging is strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich tezamen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, aan omkoping van twee medewerkers van Vestia, oplichting van Vestia en aan het witwassen van de middels de oplichting verkregen gelden, kortgezegd: corruptie. Corruptie vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel, onder meer omdat dit ernstige concurrentievervalsing tot gevolg heeft en omdat voorts gelden – door het witwassen – worden onttrokken aan het zicht van justitie met ontwrichting van het economisch verkeer als gevolg. Ook heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals facturen. De verdachte heeft het belang van eerlijk handelsverkeer door haar handelwijze veronachtzaamd.
Vestia is een instelling werkzaam in het belang van de volkshuisvesting en daarmee in het belang van de publieke sector. Door Vestia op te lichten heeft de verdachte het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van de publieke sector mag hebben geschaad.
De verdachte is bereid geweest om een hoog bedrag aan steekpenningen te betalen aan medewerkers van Vestia in ruil voor het toekennen van opdrachten. Om dit voor de buitenwereld te verhullen zijn er in grote mate valse geschriften opgesteld. Dat is strafbaar, ook wanneer, zoals de verdachte heeft aangevoerd, het bedrijf in zwaar weer verkeert en het verkrijgen van opdrachten nodig is om het bedrijf staande te houden.
Strafverzwarend is daarbij dat [medeverdachten 5 en 6] niet alleen heeft betaald voor het verkrijgen van de in de tenlastelegging genoemde schoonmaakovereenkomsten, maar ook voor onderhoudsovereenkomsten met Vestia met betrekking tot dakgoten. Voor die overeenkomsten heeft [medeverdachten 5 en 6] een bedrag van 30% van de omzet aan steekpenningen betaald via het bedrijf van de vader van [medeverdachte 2]. De verdachte en [medeverdachte 4] hebben dat ook erkend.
Dat Vestia geen nadeel zou hebben geleden, zoals namens de verdachte is betoogd, omdat de geoffreerde prijs voor het werk marktconform was en paste binnen de onderhoudsbegroting van Vestia, terwijl de steekpenningen uit eigen zak werden betaald, doet aan de ernst van de verweten feiten niet af. Van belang is dat de verdachte en zijn mededaders de aanbestedingsprocedure hebben gemanipuleerd en naar hun hand hebben gezet. Daarmee hebben ze niet alleen Vestia op het verkeerde been gezet, ze hebben ook mogelijke concurrenten buitengesloten. Van een eerlijke manier van zaken doen is op die manier geen sprake, en dat maakt het handelen van de verdachte strafwaardig.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 19 oktober 2021.
De op te leggen straf
De rechtbank overweegt dat de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting bij een fraudebedrag als waar in de zaak van de verdachte om gaat een uitgangspunt van gevangenisstraffen tussen de 12 en 18 maanden vermeld. In beginsel zou er in een zaak als deze derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde zijn. De rechtbank houdt echter ook rekening met wat er in vergelijkebare zaken daadwerkelijk als straf wordt opgelegd en ziet dat in de rechtspraktijk niet of nauwelijks aan deze oriëntatiepunten wordt vastgehouden.
Daarnaast hecht de rechtbank waarde aan de omstandigheid dat de verdachte tot een overeenstemming is gekomen in het kader van de terugbetaling aan Vestia.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf kan worden volstaan. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 160 uur echter onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de hoogte van het fraudebedrag en zal daarom een hogere taakstraf opleggen dan geëist, te weten een taakstraf voor de duur van 240 uren.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225, 326, 328ter, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste tweede en derde cumulatief/alternatief
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
ten aanzien van feit 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan en nagelaten, een gift en belofte doen van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
ten aanzien van feit 4
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
ten aanzien van feit 5 eerste en tweede cumulatief/alternatief
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
4 MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek en W.H. Ng, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2021.
Bijlage I: de tenlastegelegde feiten
1. medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2015 tot en met 21 november 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, te weten:
- een offerte ter hoogte van 30.463,05 euro exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 1]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15a); en/of
- een offerte ter hoogte 2.314,04 exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 2]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15b),
- een offerte ter hoogte van 300.506,85 euro exclusief BTW voor “regulier
schoonmaakonderhoud [wijk 1]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15c) en/of
- een offerte ter hoogte van 17.016,16 exclusief BTW voor “regulier schoonmaakonderhoud [wijk 2]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15d)
althans een of meer offertes, gericht aan Vestia, hebbende [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s) bedragen op die/deze offerte(s) verhoogd en/of verlaagd of doen/laten verhogen en/of verlagen, in elk geval aangepast en/of doen/laten aanpassen, ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offerte(s), en/of die/deze offerte(s) geantedateerd,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Artikel 51 Wetboek van Strafrecht
en/of
[medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2015 tot en met 21 november 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van genoemde valse en/of valselijk opgemaakte offerte(s), en/of deze voorhanden heeft/hebben gehad als ware zij echt en/of onvervalst, terwijl zij wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren tot zodanig gebruik, bestaande die valsheid hieruit dat bedragen op die/deze offerte(s) waren verhoogd en/of verlaagd, in elk geval waren aangepast, ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offerte(s), en/of die/deze offerte(s) en/of calculatie(s) was/waren geantedateerd, en bestaande dat gebruikmaken hieruit dat [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] genoemde offerte(s) heeft/hebben doen toekomen aan Vestia, tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Artikel 51 Wetboek van Strafrecht
2. [ medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus 2015 tot en met 21 november 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, te weten:
- een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [medeverdachte 9] (verder: [medeverdachte 9]) gericht aan/ter attentie van [medeverdachte 4] (DOC‐102‐1 t/m ‐12); en/of een factuur van [bedrijf 3] gericht aan [medeverdachte 5] d.d. 10 juni 2015 (DOC‐102‐13); en/of een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [bedrijf 4] gericht aan [medeverdachte 5] ( DOC‐085‐7) en/of [medeverdachte 6] (DOC‐079A; - DOC‐085‐3 en –5); althans een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [medeverdachte 9] en/of [bedrijf 4], hebbende [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s) op die factu(u)r(en) valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden, die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden (en/of in werkelijkheid betrekking hadden op het afdekken in de administratie van [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] van betalingen aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]) zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging
met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
(Artikel 225 lid 1 wetboek van strafrecht)
en/of
[medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus 2015 tot en met 21 november 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk genoemde valse en/of valselijk opgemaakte factu(u)r(en) voorhanden heeft/hebben gehad als ware zij echt en/of onvervalst, terwijl [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren om te gebruiken als zijnde echt en/of onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat op die die/deze factu(u)r(en) werkzaamheden was/waren vermeld die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden (en/of in werkelijkheid betrekking hadden op het afdekken in de administratie van [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] van betalingen aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]) tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Artikel 51 Wetboek van Strafrecht
3. [ medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2015 tot en met 21 november 2018 (telkens) te Rotterdam en/of Zwijndrecht en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, aan [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum medeverdachte 2] te [geboorteplaats medeverdachte 2], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als (senior) vastgoedbeheerder bij Vestia, en/of aan [medeverdachte 3], geboren [geboortedatum medeverdachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij Vestia, naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun betrekking(en) heeft/hebben gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zou/zullen/zouden doen en/of nalaten, (een) belofte(n), te weten de toezegging/instemming om (via [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 9]
en/of [bedrijf 3] en of [bedrijf 4] een/of (een) andere tussenperso(o)n(en)) die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] (een) geldbedrag(en) te betalen, en/of gift(en), te weten
‐ een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal)(ongeveer) 182.833,71 euro inclusief BTW, bestaande uit 8.704,74 euro (AMB 125 p. 1940) en/of 174.128,97 euro (AMB 140, p. 2032), en/of
‐ een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) 235.461,55 euro inclusief BTW, bestaande uit 77.738,87 euro (1‐OPV/ZPV‐2 p. 0134; AMB 125 p. 1940) en/of 157.722,68 euro (AMB 140, p. 2032), en/of
‐ een of meerdere geldberdag(en) van 53.608,24 euro en/of 57.819,00 euro (AMB‐087 bijlage 3, p. 1716),
(door tussenkomst van [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 9] en/of [bedrijf 4] n/of een andere tussenperso(o)n(en)), heeft/hebben gedaan, van die aard en onder zodanige omstandigheden dat redelijkerwijs had(den) moeten aannemen dat deze [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] had(den) gehandeld en/of zou(den) handelen in strijd met zijn/hun plicht, tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 328ter lid 2 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Artikel 51 Wetboek van Strafrecht
4. [ medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] op een of meer tijdstip(pen) in de periode van omstreeks 6 januari 2015 tot en met 21 november 2018 te Rotterdam en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Capelle aan den IJssel, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermaals, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, en/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s), (telkens) met betrekking tot de gunning door Vestia van een of meerdere opdracht(en) voor schoonmaakonderhoud en/of glasbewassing,
- op of omstreeks 1 mei 2015 (een) offerte(s) en/of (een) calculatie(s) verzonden en/of doen toekomen aan Vestia, welke was/waren aangepast ten opzichte van de
oorspronkelijke/werkelijke offerte(s) en/of calculatie(s) van haar, verdachte, en/of
was/waren geantedateerd en/of waarin (een) bedrag(en) was/waren vermeld waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s); en/of
- (uit hoofde van hun dienstbetrekking(en) van senior vastgoedbeheerder en/of medewerker sociaal beheer) in een memo gedateerd 8 mei 2015 (DOC‐215‐18b, ‐c en –d), gericht aan het MT Hilledijk van Vestia, de prijzen van alle deelnemende partijen vermeld; en/of selectiecriteria vermeld, en/of drie partijen (te weten [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11]) de hoogste scores toegekend, en/of die memo verzonden/doen toekomen aan de manager sociaal beheer & leefomgeving en/of andere medewerker(s) van Vestia; en/of
- (aldus) de opdracht(en) (wat betreft de wijken [wijk 1] en/of [wijk 2]) doen/laten gunnen aan [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6], althans het managementteam van Vestia geadviseerd/aangestuurd om (de) opdracht(en) (in genoemde wijken) te gunnen aan [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]; en/of
- factu(u)r(en) gezonden aan en/of ingediend en/of doen/laten zenden en/of indienen bij Vestia; en/of
- deze factu(u)r(en) betaalbaar gesteld en/of geaccordeerd bij/namens Vestia en/of betaald en/of doen betalen door/namens Vestia; en/of
- (telkens) tegenover Vestia verzwegen en/of verborgen gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (geoffreerde en/of overeengekomen en/of gefactureerde) vergoeding(en) voor het verrichten van werkzaamheden en/of diensten ten behoeve van/voor Vestia door [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] een (verborgen of verzwegen) vergoeding en/of betaling aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of andere (rechts)perso(o)n(en), was inbegrepen en/of overeengekomen, waardoor Vestia werd bewogen tot afgifte van een schriftelijke "Onderhoudsovereenkomst voor contractonderhoud Schoonmaak onderhoud” d.d. 20‐05‐2015 (DOC‐215‐22) voor de aanneemsom
van 369.686,43 euro exclusief BTW, en/of tot afgifte van (een) geldbedrag( en) van (in totaal) 369.686,43 euro exclusief BTW, althans (telkens) een of meer geldbedrag(en) en/of goed(eren), tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n),
althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 326 Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Artikel 51 Wetboek van Strafrecht
5. [ medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 juli 2015 tot en met 21 november 2018 (telkens) te Rotterdam en/of Zwijndrecht en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Capelle aan den IJssel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a) (telkens) van (in totaal) (ongeveer) 182.833,71 euro en/of 235.461,55 euro en/of 53.608,24 euro en/of 57.819,00 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) een of meer (grote) geldbedrag(en) en/of goederen, te weten (een) geldbedrag( en) van (in totaal) (ongeveer) 182.833,71 euro en/of 235.461,55 euro en/of 53.608,24 euro en/of 57.819,00 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt, tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke
bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 420bis lid 1 ahf/ond a en b Wetboek van Strafrecht
Artikel 420ter Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
Artikel 51 Wetboek van Strafrecht