4.6.De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. hij in de periode van 17 april 2015 tot en met
mei 2015in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten meerdere offertes, telkens gericht aan Vestia, ten name van [medeverdachten 5 en 6] (DOC‐215‐15c en/of –d); en [medeverdachte 7] (DOC‐215‐15a t/m –j) en [medeverdachte 8], hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders bedragen op deze offertes aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offertes en calculaties en deze offertes geantedateerd, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2. hij in de periode van 17 april 2015 tot en met 20 februari 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen facturen telkens ten name van [medeverdachte 1] gericht aan:
‐ [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] d.d. 2 juli 2017 (DOC‐120‐1) en 7 december 2015 (DOC‐120‐2 t/m ‐5) en d.d. 12 mei 2016 (DOC‐120‐5) en d.d. 6 januari 2017 (DOC‐123‐1) (in totaal 41.500,00 euro exclusief BTW) en d.d. 11 mei 2017 (DOC‐123‐2) en d.d. 1 juni 2017 (DOC 123‐3) en 28 november 2017 ( DOC 123‐4) en 12 juni 2018 (DOC‐123‐5) en
‐ [medeverdachten 5 en 6] d.d. 31 augustus 2015 (DOC‐102‐1) en met diverse data in 2016 ( (DOC‐102‐2 tot en met DOC‐102‐12)) en
‐ [medeverdachte 7] met diverse data in 2016 (DOC‐103‐1 tot en met DOC 103‐13) en
-een factuur ten name van [bedrijf 3] gericht aan [medeverdachte 5] d.d. 10 juni 2015 (DOC‐102‐13),
telkens zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben hij, verdachte en zijn, verdachtes, mededaders, (telkens) valselijk in strijd met de waarheid op genoemde facturen werkzaamheden vermeld die in werkelijkheid niet of niet in die omvang door [medeverdachte 1] en [bedrijf 3] waren verricht zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3. hij in de periode van 17 april 2015 tot en met 7 november 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen aan [medeverdachte 3], geboren [geboortedatum medeverdachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als (senior) vastgoedbeheerder bij woningcorporatie Vestia, en aan [medeverdachte 4], geboren [geboortedatum medeverdachte 4] te [geboorteplaats medeverdachte 4], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij woningcorporatie Vestia, naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], in strijd met hun plicht in hun betrekkingen hebben gedaan een belofte, te weten de toezegging/instemming om die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geldbedragen te betalen, en giften, te weten meerdere geldbedragen van:
‐ in totaal 17.652,69 euro exclusief BTW (1‐OPV/ZPV‐2 p. 0135) en
‐ in totaal 158.751,10 euro exclusief BTW (1‐OPV/ZPV‐2 p. 0134)
(door tussenkomst van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en andere rechtspersonen) heeft gedaan, van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hadden gehandeld en zouden handelen in strijd met hun plicht;
4. hij in de periode van 17 april 2015 tot en met 7 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met andere (rechts)personen meermaals met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders telkens met betrekking tot de gunning door Vestia van meerdere opdrachten voor schoonmaakonderhoud en glasbewassing,
‐ offertes en calculaties verzonden en doen toekomen aan Vestia, waarin bedragen waren vermeld die waren aangepast ten opzichte de werkelijke/oorspronkelijke offertes en calculaties en waren geantedateerd en waarin bedragen waren vermeld waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], en hem, verdachte, en zijn mededaders en
‐ uit hoofde van hun dienstbetrekkingen van senior vastgoedbeheerder en medewerker sociaal beheer in een memo gedateerd 8 mei 2015 (DOC‐215‐18b, ‐c en –d), gericht aan het MT Hilledijk van Vestia, de prijzen van alle deelnemende partijen vermeld en selectiecriteria vermeld, en drie partijen (te weten [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8]) de hoogste scores toegekend, en die memo verzonden/doen toekomen aan de manager sociaal beheer & leefomgeving en andere medewerkers van Vestia en
‐ aldus de opdrachten doen/laten gunnen aan [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8], althans het managementteam van Vestia geadviseerd/aangestuurd om de opdrachten [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] te gunnen en
‐ facturen gezonden aan en ingediend bij Vestia en
‐ telkens tegenover Vestia verzwegen dat er met betrekking tot de (overeengekomen en gefactureerde) vergoedingen voor het verrichten van werkzaamheden of diensten ten behoeve van Vestia door [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] een (verborgen of verzwegen) vergoeding en betaling aan [medeverdachte 1] en hem, verdachte, en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en andere (rechts)personen, was inbegrepen en overeengekomen, waardoor Vestia werd bewogen tot
het aangaan vanmeerdere schriftelijke overeenkomsten aan [medeverdachten 5 en 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en
afgifte vangeldbedragen van in totaal
‐ 369.686,43 euro exclusief BTW, (DOC‐215‐22) en
‐ 351.707,21 euro exclusief BTW(DOC‐215‐21) en
‐ 367.794,66 euro exclusief BTW(DOC‐215‐24);
5. hij in de periode van omstreeks 17 april 2015 tot en met 30 oktober 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met meerdere andere (rechts)personen meermaals van geldbedragen te weten geldbedragen van in totaal:
‐ 17.652,69 euro (1‐OPV/ZPV‐2 p. 0135 en AMB‐125, p. 1944) en
‐ 158.751,10 euro (1‐OPV/ZPV‐2 p. 0134 en AMB‐125, p. 944)
heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.