ECLI:NL:RBDHA:2021:14426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
09/993017-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraudezaak tegen Vestia met omkoping, valsheid in geschrifte en witwassen

Op 24 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een omvangrijke fraudezaak waarbij de Rotterdamse woningcorporatie Vestia het slachtoffer was. In deze zaak zijn 19 personen en 14 bedrijven veroordeeld voor omkoping, oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. Twee medewerkers van Vestia hebben zich laten omkopen door schoonmaak- en onderhoudsbedrijven in ruil voor het verkrijgen van lucratieve contracten. Tussen 2015 en 2018 hebben deze medewerkers afspraken gemaakt met verschillende bedrijven, waarbij ze werkopdrachten van Vestia kregen in ruil voor een deel van de omzet of extra betalingen. De aanbestedingsprocedures werden gemanipuleerd, waardoor de betrokken bedrijven onterecht als beste uit de bus kwamen. Vestia heeft hierdoor aanzienlijke schade geleden, geschat op bijna drie miljoen euro.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, betrokken was bij het opmaken van valse offertes en facturen, die veel hoger waren dan de werkelijke kosten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door Vestia te misleiden en hen te laten betalen voor niet uitgevoerde werkzaamheden. Daarnaast heeft hij steekpenningen gegeven aan de medewerkers van Vestia om opdrachten te verkrijgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en hem verplicht om de schade die Vestia heeft geleden terug te betalen. De totale schadevergoeding die Vestia heeft gevorderd bedraagt € 697.041,29, en de rechtbank heeft deze vordering toegewezen, met wettelijke rente vanaf 7 november 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/993017-20
Datum uitspraak: 24 december 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
BRP-adres:[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22, 25 en 29 30 november 2021 (inhoudelijke behandeling) en 10 december 2021 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.C. Schaafsma en V.A.M.G. van de Bilt (hierna: de officieren van justitie) en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A. Jhingoer naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben op de terechtzitting van 25 november 2021 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek: aantreffen verdeelplannen
In het kader van een (ander) strafrechtelijk fraudeonderzoek zijn eind 2016 twee mobiele telefoonnummers opgenomen en uitgeluisterd. De gebruiker van deze nummers voerde in deze periode onder meer gesprekken met [verdachte]. [verdachte] had verschillende vennootschappen op naam staan, waarmee werkzaamheden voor derden werden verricht, waaronder [medeverdachte 3] en [bedrijf 4].
In een uitgeluisterd gesprek van 4 oktober 2016 vroeg [verdachte] aan zijn gesprekspartner of deze een fictieve leningsovereenkomst kon verzorgen – uiteindelijk ten bedrage van € 70.000 – ter verantwoording van de aankoop van een BMW X6.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 16 mei 2017 werd een bedrag van € 41.450 aan contanten aangetroffen, een leningsovereenkomst, alsook USB-sticks en externe harde schijven met daarop verschillende excel-bestanden genaamd ‘verdeelplan’. Deze verdeelplannen hadden kolommen getiteld: ‘bedrag opdracht’; ‘omschrijving’; ‘uitgevoerd’; en ‘te verdelen’. Drie andere kolommen hadden als titel de letters ‘J’, ‘M’ en ‘C’.
Op grond van deze (en andere) bevindingen is het vermoeden ontstaan dat [verdachte] betrokken was bij zogenaamde ‘kickback’-constructies met andere (rechts)personen. Dat was de aanleiding voor het starten van het onderzoek ‘Ikszes’.
Betrokkenheid medewerkers Vestia
Uit nader onderzoek naar de gegevensdragers die bij [verdachte] waren aangetroffen bleek dat diverse e-mailberichten waren verstuurd of ontvangen met een verdeelplan als bijlage. Deze e-mailberichten waren gericht aan of afkomstig van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Beiden waren in de onderzoeksperiode – van 2015 tot en met medio 2018 – werkzaam bij de Rotterdamse woningcoöperatie Vestia, [medeverdachte 1] als senior vastgoedbeheerder, [medeverdachte 2] als medewerker sociaal beheer.
Als senior vastgoedbeheerder was [medeverdachte 1] belast met het voorbereiden en laten uitvoeren van planmatig onderhoud aan verschillende panden van Vestia. Bij de totstandkoming van de onderhoudsplannen bracht [medeverdachte 2] als medewerker sociaal beheer de wensen en behoeften in van gebruikers van de panden. [medeverdachte 1] had naast zijn werk voor Vestia sinds 1 mei 2015 een eigen adviesbureau, een eenmanszaak handelend onder de naam [bedrijf 1].
Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 7 november 2018 werd een harde schijf aangetroffen met verdeelplannen (over 2017) die nog niet eerder in het onderzoek waren betrokken. Ook werd een notitieboekje aangetroffen met aantekeningen die betrekking hadden op bedragen en de personen tussen wie dat bedrag verdeeld zou worden.
Onderzoek naar bankrekeningen en facturen
Naar aanleiding van het aantreffen van de verdeelplannen is er onderzoek verricht naar verschillende bankrekeningen van (bedrijven van) [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. Ook is gekeken naar de transacties op bankrekeningen van (bedrijven van) de vader van [medeverdachte 1] en de echtgenote van [medeverdachte 2]. De vader van [medeverdachte 1] dreef een eenmanszaak handelend onder de naam [bedrijf 2]; de echtgenote van [medeverdachte 2] een eenmanszaak genaamd [bedrijf 3].
Betrokkenheid verdachte
Uit het onderzoek naar de bankrekeningen kwam naar voren dat er door in totaal 27 bedrijven, waaronder [medeverdachte 3] en [bedrijf 4], die werkzaamheden uitvoerden voor en in rekening brachten aan Vestia, betalingen zijn gedaan aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], zowel rechtstreeks als via derde (rechts)personen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verstuurden – via [medeverdachte 1]’s adviesbureau en via het bedrijf van [medeverdachte 2]’ echtgenote – facturen aan deze bedrijven, vermoedelijk om zodoende betaling te verkrijgen van dat deel dat hen volgens de verdeelplannen toekwam.
[medeverdachte 3] is per 31 juli 2020 ontbonden. [bedrijf 4] was bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte 3]. [bedrijf 4] was ook bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4]. De verdachte was bestuurder en algemeen directeur van [bedrijf 4]. Het vermoeden is dat de verdachte, door gebruik te maken van [medeverdachte 3] en [bedrijf 4], gedurende een lange periode in samenspraak met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] diverse offertes en facturen aan Vestia met een totaalbedrag van
€ 802.993,89 heeft opgehoogd. Voornoemd bedrag werd verdeeld tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Het vermoeden is dat dit omkopingsgeld betrof.
Vermoedelijke fraudepatronen
Uit de bevindingen van het onderzoek ‘Ikszes’ is het vermoeden gerezen dat er op twee manieren werd gefraudeerd. De vermoedde fraudepatronen laten zich als volgt omschrijven.
Opgehoogde offertes voor onderhoudswerkzaamheden
Het eerste fraudepatroon betrof het toekennen van opdrachten voor uit te voeren – samengevat – onderhoudswerkzaamheden. Volgens het intern procuratiereglement van Vestia diende voordat een opdracht voor onderhoudswerkzaamheden werd toegekend eerst een offerteprocedure te worden doorlopen: bij werken die € 5.000,- te boven gingen moesten twee offertes worden opgevraagd, bij werken van meer dan € 25.000,- dienden dat er drie te zijn. Onderhoudsbedrijven werden op basis van kennis en kunde gevraagd een offerte uit te brengen, waarna de vastgoedbeheerder de verschillende offertes beoordeelde. Bij die beoordeling was de prijs van de offerte een belangrijk onderdeel. De uiteindelijke keuze van de vastgoedbeheerder, vastgelegd in een opdrachtformulier, werd aan de teammanager voorgelegd met het verzoek om toestemming tot gunning van de opdracht.
Het vermoeden is dat in een groot aantal gevallen de offertes op initiatief van en na samenspraak met [medeverdachte 1] werden opgesteld, op zo’n manier dat de werkzaamheden werden toegekend aan een onderhoudsbedrijf dat betrokken was bij de fraude, tegen een prijs die hoger was dan de daadwerkelijke kostprijs van de uit te voeren werkzaamheden. De offerte waren in die zin vals of vervalst. Het verschil tussen de door Vestia betaalde offerteprijs en de daadwerkelijke kostprijs werd vervolgens – volgens een verdeling neergelegd in de aangetroffen verdeelplannen – verdeeld tussen [medeverdachte 1] (de ‘C’ in de verdeelplannen), [medeverdachte 2] (‘M’) en [verdachte] (‘J’). Teneinde de relatie tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en de betrokken onderhoudsbedrijven anderzijds te verhullen gebeurde de betaling van de te verdelen bedragen via derde (rechts)personen, die fungeerden als ‘doorgeefluik’.
Steekpenningen voor schoonmaakwerkzaamheden
Het tweede fraudepatroon betrof toegekende opdrachten tot het uitvoeren van – kort gezegd – schoonmaakwerkzaamheden. Het vermoeden is dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met betrokken bedrijven de afspraak hadden gemaakt dat zij ([medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) een percentage van de opdrachtsom kregen, in ruil voor het toekennen van de opdrachten. Deze steekpenningen bedroegen 10% van de omzet bij schoonmaakwerkzaamheden en 33% bij het reinigen van dakgoten. Ook hier fungeerde derden als doorgeefluik.
Aangifte Vestia en voeging als benadeelde partij
Bij brief van 29 december 2020 heeft Vestia aangifte gedaan van valsheid in geschrift, oplichting, verduistering (in dienstbetrekking), niet-ambtelijk omkoping en (gewoonte)witwassen. Destijds werd de schade veroorzaakt door deze strafbare feiten geschat op een bedrag tussen de € 2 en € 4 miljoen, daargelaten de kosten gemoeid met juridische bijstand, onderzoekskosten en schadeafwikkeling. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn ontslagen.
Bij brief van op 30 juli 2021 heeft Vestia zich gevoegd als benadeelde partij in het strafproces tegen de verdachte en zestien medeverdachten. Opgeteld bedraagt de vordering (afgerond) € 2.973.631,- (waarbij het schadebedrag inclusief betaalde btw is) en exclusief wettelijke rente. Van de verdachte wordt – onder meer – het bedrag van € 697.041,29 gevorderd ter vergoeding van de geleden schade.
Vestia is met een aantal andere medeverdachten een buitengerechtelijke afdoening van de (gestelde) schade overeengekomen.
Medeverdachten
In de loop van het onderzoek Ikszes zijn naast [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] 54 (rechts)personen aangemerkt als verdachten. De zaken van 33 verdachten zijn thans door deze rechtbank behandeld.
Behandeling door rechtbank Den Haag
Aanvankelijk was het voornemen van de officier van justitie om de verdachten te vervolgen bij de rechtbank Rotterdam. Nadat gebleken was dat één van hen [medeverdachte 4] tot eind 2019 werkzaamheden had verricht op die rechtbank, is de strafzaak bij beschikking van 22 januari 2020 – op grond van het bepaalde in artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie – ter verdere behandeling naar de rechtbank Den Haag verwezen.
Beoordeling tenlastegelegde feiten
Kort gezegd wordt aan de verdachte verweten dat hij, tezamen en in vereniging met anderen, een valselijk opgemaakt schuldbekentenis voorhanden heeft gehad (feit 1).
Voorts wordt hem verweten dat hij valsheid in geschrift heeft gepleegd, tezamen en in vereniging met anderen, door meerdere offertes en facturen aan Vestia en meerdere facturen aan verschillende andere bedrijven, valselijk op te maken (de feiten 2 en 3).
Daarnaast wordt hem verweten dat hij Vestia heeft opgelicht door met [medeverdachte 3] en [bedrijf 4] offertes en facturen bij Vestia in te dienen, terwijl de in die offertes en facturen opgenomen bedragen hoger waren dan de kosten voor de daarop vermelde werkzaamheden (feit 4).
Tevens wordt de verdachte verweten dat hij twee medewerkers van Vestia, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], heeft omgekocht (feit 5).
Tot slot is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van diverse geldbedragen (de feiten 6 en 7).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hij heeft zich dan ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Bij een doorzoeking in de woning van de verdachte op 16 mei 2017 werd de ten laste gelegde schuldbekentenis van € 70.000,-- aangetroffen.
Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat deze schuldbekentenis valselijk is opgemaakt. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat deze schuldbekentenis op verzoek van de verdachte door [getuige 1] in samenspraak met [getuige 2] is opgemaakt als financiële verantwoording van de aankoop van een auto – een BMW X6 – door de verdachte.
Het onder 1 ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 2
Facturen d.d. 8 mei 2015 (15009, 15010 en 15011) (DOC-028-3, -4 en -5)
[medeverdachte 3] heeft drie facturen van 8 mei 2015 aan Vestia gestuurd (nummers 15009, 15010 en 15011, DOC-028-3, -4 en -5) ter zake “verwijderen grofvuil en afvoeren” voor een bedrag van respectievelijk € 925,-, € 875,- en 795,24 (allen exclusief BTW).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er contact is geweest tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over openstaande bedragen die onderling nog verdeeld moesten worden. [medeverdachte 2] heeft een bericht aan [verdachte] gestuurd met de openstaande bedragen, de verdeelsleutel hiervan en de mededeling dat hij nog drie of vier facturen zou sturen waarbij een deel van de betaling voor [medeverdachte 1] was. Daarna heeft [medeverdachte 2] wederom een bericht aan [verdachte] gestuurd met daarin specifiek de tekst die op de facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia moest komen, te weten de data, de omschrijvingen en de prijzen. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] een verdeelplan gestuurd aan [verdachte] en [medeverdachte 2] met daarin een verdeelstaat. In het verdeelplan waren de in het contact met [verdachte] door [medeverdachte 2] genoemde bedragen opgenomen.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de facturen ter verrekening waren voor een verbouwing in de woning van [medeverdachte 2] en dat de in de facturen genoemde werkzaamheden niet zijn uitgevoerd.
De rechtbank stelt daarom vast dat de facturen DOC-028-3, -4 en -5 valselijk zijn opgemaakt en dat Vestia voor dit bedrag is opgelicht.
Factuur d.d. 23 september 2015 (15026) (DOC-028-7)
[medeverdachte 3] heeft een factuur van 23 september 2015 aan Vestia gestuurd voor een bedrag van € 19.735,- (exclusief BTW) inzake 'project lijsten ophangen' (DOC-028-7). Vestia heeft deze factuur ook betaald.
Volgens een aangetroffen verdeelplan is deze opdracht, die daar voor een bedrag van € 19.500,- is vermeld, uitgevoerd voor € 12.000,-, zodat een bedrag van € 7.500,- te verdelen viel tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. In het verdeelplan staat voorts vermeld dat er een bedrag van € 9.700,- is gefactureerd. Met datum 20 november 2015 heeft [bedrijf 1] een factuur uitgeschreven, gericht aan [bedrijf 5] voor een bedrag van € 9.700,00 (exclusief BTW) met de omschrijving: ‘Ondersteuning projectmanagement Rotterdam admin gebouw.’ Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] door [medeverdachte 2] werd benaderd om zo spoedig mogelijk een offerte met betrekking tot deze opdracht op te maken.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de factuur van [medeverdachte 3] aan Vestia valselijk is opgemaakt, aangezien deze is opgehoogd, zonder dat daar werkzaamheden (van de genoemde omvang) tegenover stonden en dat Vestia voor dit bedrag is opgelicht.
Facturen d.d. 29 april 2015 (15007 en/of 15008) (DOC-028-6; DOC-040-5)
In een aangetroffen verdeelplan staan twee opdrachten van [medeverdachte 3] voor Vestia, te weten ‘glaswas’ en ‘advies’.
Bij de regel ‘glaswas’ staat er bij ‘bedrag opdracht’ € 9.200,- en bij ‘te verdelen’ ook
€ 9.200,-. [medeverdachte 3] heeft een factuur van 29 april 2015 voor € 9.200,- (exclusief BTW) aan Vestia gestuurd (DOC-028-6). Over het bedrag en de omschrijving op de factuur is onderling contact geweest tussen [medeverdachte 2] en [verdachte]. De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat er aan deze factuur geen werkzaamheden ten grondslag liggen en dat de factuur daarom valselijk is opgemaakt.
Bij de regel ‘advies’ staat er bij ‘bedrag opdracht’ € 3.000,- en bij ‘te verdelen’ eveneens
€ 3.000,-. De rechtbank gaat op grond hiervan er vanuit dat de opdracht in het geheel niet is uitgevoerd en dat het gehele bedrag is verdeeld tussen de verdachten. [medeverdachte 3] heeft een factuur van 29 april 2015 voor € 3.000,- (exclusief BTW) aan Vestia gestuurd (DOC-040-5). De rechtbank stelt op basis van het verdeelplan vast dat er aan deze factuur geen werkzaamheden ten grondslag liggen en dat de factuur daarom valselijk is opgemaakt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat er daadwerkelijk geld is verdeeld tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Op 29 mei 2015 en 8 juni 2015 heeft Vestia bedragen overgemaakt van respectievelijk € 14.762,- en € 3.140,24 aan [medeverdachte 3]. Op 12 juni 2015 heeft [medeverdachte 3] respectievelijk € 3.863,53 en € 6.284,03 overgemaakt aan [bedrijf 3] respectievelijk [medeverdachte 1].
Offerte en calculatie d.d. 9 november 2015 ter hoogte van 7.245,88 euro exclusief BTW (DOC-249-2) en facturen d.d. 8 december 2015 (15059) en 2 maart 2016 (1611) en 2 februari 2017 (17003) met betrekking tot contractonderhoud aan galerijen complex 1167073 (DOC-249-5a, -6a, -7a)
[medeverdachte 3] heeft op 9 november 2015 om 20.54 uur een offerte/calculatie voor een totaalbedrag van € 7.245,88 exclusief BTW met betrekking tot onderhoud van galerijen aan het e-mailadres van [medeverdachte 1] bij Vestia gestuurd (DOC-249-2). Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 3] gegund. De door [medeverdachte 3] verstuurde facturen (DOC-249-5a, -6a en -7a) zijn ook door Vestia betaald.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] op 9 november 2015 om 19.44 uur via zijn privé e-mailadres voornoemde offerte/calculatie aan [verdachte] heeft gestuurd. Ook volgt uit een aangetroffen verdeelplan dat deze opdracht in zijn geheel niet is uitgevoerd en dat het bedrag werd verdeeld tussen [verdachte] en [medeverdachte 1].
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de door [medeverdachte 3] aan Vestia verzonden offerte en facturen valselijk zijn opgemaakt. Op de offerte en de facturen stonden werkzaamheden vermeld waarvan al vast stond dat deze niet zouden worden uitgevoerd. Vestia is voor deze bedragen opgelicht.
Facturen d.d. 27 november 2015, factuurnummers 15050, 15051 en 15052 (DOC-041-5, -6 en -7)
[medeverdachte 3] heeft drie facturen van 27 november 2015 aan Vestia gestuurd met betrekking tot werkzaamheden aan het adres [adres 1] voor een bedrag van respectievelijk € 2.521,-, € 4.123,- en € 1.735,- (DOC-041-5, -6 en -7). Deze facturen zijn ook door Vestia betaald.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] via zijn privé e-mailadres de bedragen en de omschrijvingen van voornoemde facturen heeft doorgegeven aan [verdachte]. Deze bedragen werden vervolgens, na betaling door Vestia, volgens een bij [verdachte] aangetroffen verdeelplan grotendeels verdeeld tussen [verdachte] en [medeverdachte 1].
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat de facturen valselijk zijn opgemaakt en dat Vestia is opgelicht, nu deze werkzaamheden deels niet zijn uitgevoerd, zodat het gefactureerde bedrag deels te verdelen viel tussen de verdachten.
Offerte en calculatie d.d. 3 juli 2015 ter hoogte van 85.000,00 euro exclusief BTW (DOC-029-4) en facturen d.d. 10 augustus 2015 (15017) en 27 januari 2016 (16002) en 13 maart 2017 (16004) en 3 juli 2018 (18011) met betrekking tot het reinigen van dakgoten complex 11521072 (DOC-029-5; DOC-030-3; DOC-129-1; DOC-129-18)
[medeverdachte 3] heeft een offerte van 3 juli 2015 aan Vestia verstuurd voor het reinigen van dakgoten voor een bedrag van € 85.000,- exclusief BTW per jaar (DOC-029-4). Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 3] gegund. Vestia heeft de door [medeverdachte 3] verstuurde facturen (DOC-029-5; DOC-030-3; DOC-129-1; DOC-129-18) betaald.
Volgens een aangetroffen verdeelplan is op deze opdracht een bedrag van € 50.000,- te verdelen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. De tekst van de offerte en de bedragen die erop stonden, zijn voorafgaand aan het indienen ervan door [medeverdachte 1] aan [verdachte] gemaild.
De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat de offerte en facturen valselijk zijn opgemaakt en dat Vestia is opgelicht, aangezien deze zijn opgehoogd met een bedrag van € 50.000,-, zonder dat daar werkzaamheden tegenover stonden.
Facturen d.d. 15 december 2015 (15067) en 22 december 2015 (15069) met betrekking tot meerwerk reinigen dakgoten (DOC-030-1 en -2)
[medeverdachte 3] heeft twee facturen van 15 en 22 december 2015 (DOC-030-1 en -2) ten bedrage van € 28.333,- (nummer 15067) en € 16.523,- (nummer 15069), aan Vestia gestuurd met betrekking tot meerwerk reinigen dakgoten. Deze facturen zijn ook door Vestia betaald.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er van tevoren uitvoerig overleg is geweest tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] over het creëren van meerwerk bij het reinigen van de dakgoten. Ook over het opstellen van de facturen is overleg geweest tussen [verdachte] en [medeverdachte 1], waarbij [medeverdachte 1] aanwijzingen heeft gegeven over wat er exact op de facturen moest komen te staan.
Voorts blijkt uit een aangetroffen verdeelplan dat bij de opdracht van € 28.333,- een bedrag van € 20.000,- en bij de opdracht van € 16.523,- een bedrag van € 13.159,- te verdelen viel.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat deze facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia valselijk zijn opgemaakt en dat Vestia is opgelicht, aangezien deze zijn opgehoogd, zonder dat daar werkzaamheden (van de genoemde omvang) tegenover stonden.
Factuur d.d. 28 december 2015 (15073) (DOC-038c)
[medeverdachte 3] heeft een factuur van 28 december 2015 aan Vestia verzonden voor een bedrag van € 4.875,- (exclusief BTW) (DOC-038c). De omschrijving van de factuur is 'Ordergegevens: Project [project 1]'. Deze factuur is ook door Vestia betaald.
Uit een aangetroffen verdeelplan blijkt dat deze opdracht niet is uitgevoerd en dat het gefactureerde bedrag viel te verdelen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Ook is deze factuur ter goedkeuring eerst aan het privé e-mailadres van [medeverdachte 1] verstuurd. Na goedkeuring door [medeverdachte 1] (
“Helemaal super!”) werd de factuur door [verdachte] aan een medewerker van Vestia verstuurd.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat deze factuur valselijk is opgemaakt en dat Vestia is opgelicht, nu deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, zodat het gefactureerde bedrag te verdelen viel tussen de verdachten.
Offerte en calculatie ter zake 'Vervangen Hemelwaterafvoeren' (DOC-247-5 t/m 11) en facturen d.d. 7 december 2015 (15054 t/m 15058) en 14 december 2015 (15062 en/of 15064) en 15 december 2015 (15061) en 16 december 2015 (15063 en/of 15065)
(DOC-248-1 t/m -10) enfeit 3:facturen op naam van [bedrijf 5] aan [medeverdachte 3] B.V. (DOC-050-2 t/, -5 en/of DOC-050-9 t/m -11)
[medeverdachte 3] heeft zeven offertes (DOC-247-5 t/m 11) met een totaalbedrag € 89.496,- (exclusief BTW) aan Vestia gestuurd voor het vervangen van de hemelwaterafvoer in meerdere straten in Rotterdam. Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 3] gegund. [medeverdachte 3] heeft voor een totaalbedrag van € 91.879,92 aan facturen aan Vestia gestuurd. Deze facturen (DOC-248-1 t/m -10) zijn door Vestia betaald.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat deze offertes zijn opgesteld door [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] via zijn privé e-mailadres deze offertes heeft doorgestuurd aan [verdachte] met daarbij de mededeling dat de bedragen op die manier
“minder hoog zijn en zo makkelijker door de stroom heen gaan”. Vervolgens heeft [verdachte] deze offertes de volgende dag ingediend bij het e-mailadres van [medeverdachte 1] bij Vestia. Uit een aangetroffen verdeelplan blijkt dat er voor deze opdracht € 20.000,- te verdelen viel tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en dat er een extra voordeel voor “[medeverdachte 5]” was van “10k”.
[medeverdachte 5] heeft op 26 januari 2016 met zijn bedrijf [medeverdachte 6] een factuur van voor “het repareren van dakgoten” voor € 10.231,60 (BTW verlegd) aan [medeverdachte 3] verzonden. Dit werd later vervangen in “reinigen van dakgoten”.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat weer een ander (een onderneming van [getuige 2]) deze opdracht heeft uitgevoerd voor € 42.750,-.
Op 27 december 2015 heeft [bedrijf 5] aan [medeverdachte 3] een factuur gestuurd met de omschrijving
"Projectbegeleiding vervangen HWA Rotterdam"voor € 8.050,00 exclusief BTW. In 2016 is door [bedrijf 5] in totaal voor € 36.300,00 gefactureerd (DOC-050-2 t/m, -5 en DOC-050-9 t/m -11) aan en per bank ontvangen van [medeverdachte 3].
De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat voornoemde offertes en facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia valselijk zijn opgemaakt en dat Vestia is opgelicht, aangezien deze zijn opgehoogd met een bedrag van minimaal € 20.000,-, zonder dat daar werkzaamheden tegenover stonden.
Op grond van het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank ook vast dat de facturen van [bedrijf 5] aan [medeverdachte 3] valselijk zijn opgemaakt en dat de werkzaamheden die hierop staan, niet zijn verricht: de opdracht was immers door een ander uitgevoerd. De factuur ziet dan ook enkel op de doorbetaling van te verdelen bedragen aan [medeverdachte 1]. De verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat de facturen van [bedrijf 5] valselijk zijn opgemaakt.
Offerte d.d. 4 juli 2016 met offertenummer 2016-0028 ter hoogte van 106.751,45 euro inclusief BTW betreffende het vervangen van de raamrubbers Complex 1100040 (DOC-042-17b/c) en facturen d.d. 9 augustus 2016 (16027 en 16028) en 1 september 2016 (16034 en 16035) en 23 september 2016 (16037 en 16038) en 18 oktober 2016 (16040 en 16041) en 25 oktober 2016 (16044) met betrekking tot onderhoud kitwerk [complex 1] (DOC-042-29 t/m 36; DOC-042-11)
[medeverdachte 3] heeft een offerte van 4 juli 2016 met offertenummer 2016‐0028 ter hoogte van € 106.751,45 (inclusief BTW) betreffende het vervangen van de raamrubbers Complex 1100040 aan Vestia gestuurd (DOC-042-17b/c). Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 3] gegund. De door [medeverdachte 3] verstuurde facturen (DOC-042-29 tot en met 36 en DOC042-11) zijn ook door Vestia betaald.
Volgens een aangetroffen verdeelplan is op deze opdracht een bedrag van € 33.600,- te verdelen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. De tekst van de offerte en de bedragen die erop stonden, zijn door [medeverdachte 1] aan [verdachte] gemaild. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat het offertetraject door [medeverdachte 1] en [verdachte], in samenspraak met [medeverdachte 5] van het bedrijf [medeverdachte 6] en [bedrijf 6] is gemanipuleerd, waarbij [medeverdachte 3] als gunstigste uit de bus zou komen. Nadat de opdracht aan [medeverdachte 3] is gegund, heeft [medeverdachte 3] de opdracht door [bedrijf 6] voor een veel lagere prijs laten uitvoeren, zodat er een te verdelen bedrag overbleef.
De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat de offerte en facturen valselijk zijn opgemaakt en dat Vestia is opgelicht, aangezien deze zijn opgehoogd met een bedrag van € 33.600,-, zonder dat daar werkzaamheden tegenover stonden.
Offerte en calculatie d.d. 28 februari 2017 met offertenummer 2017-0007 ter hoogte van 115.200,00 euro exclusief BTW betreffende diverse werkzaamheden op [adres 2] te Rotterdam (DOC-136-b/c) offertes en calculaties op naam van [medeverdachte 6] d.d. 1 maart 2017 (DOC-136-7d/e) en offerte en calculatie op naam van [bedrijf 6] d.d. 9 februari 2017 (DOC-136-6b t/m -e)
[medeverdachte 3] heeft een offerte van 28 februari 2017 (DOC-136-b/c) aan Vestia gestuurd betreffende werkzaamheden aan [adres 2] voor een totaalbedrag van € 115.200,- (exclusief BTW).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze offerte op verzoek van en in samenspraak met [verdachte] door [medeverdachte 5] van [medeverdachte 6] is opgemaakt, terwijl al vast stond dat [medeverdachte 3] de opdracht zou krijgen, omdat die de laagste prijs offreerde. In totaal zijn drie offertes uitgebracht aan Vestia: voornoemde offerte van [medeverdachte 3] d.d. 28 februari 2017, van [medeverdachte 6] d.d. 1 maart 2017 met een bedrag van € 119.332,- (DOC-136-7d/e) en van [bedrijf 6] d.d. 9 februari 2017 met een bedrag van € 123.264,- (DOC-136-6b tot en met e). Alle drie de offertes zijn evenwel afkomstig van [verdachte] en [medeverdachte 5]. Zo heeft [verdachte] aan [medeverdachte 5] gevraagd om de offerte van [medeverdachte 3] aan te bieden voor
€ 115.200,-, en heeft [verdachte] een van [bedrijf 6] ontvangen offerte ten bedrage € 39.600,- verhoogd naar een bedrag van € 123.264,- (exclusief BTW). [medeverdachte 5] heeft namens [medeverdachte 6] een offerte ingediend van € 119.232,-, terwijl hij al wist dat [medeverdachte 3] de opdracht zou krijgen. Zodoende hebben [verdachte] en [medeverdachte 5] het offerte- en aanbestedingstraject gemanipuleerd. Vestia heeft [medeverdachte 3] heeft deze opdracht gegund voor een opdrachtsom van € 115.200,-.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de offertes van [medeverdachte 3], [medeverdachte 6] en [bedrijf 6] valselijk zijn opgemaakt, teneinde het offerte- en aanbestedingstraject te manipuleren, en dat Vestia is opgelicht.
Aannemelijk is ook dat de offerte van [medeverdachte 3] met een bedrag van € 55.000,- is opgehoogd. [medeverdachte 3] kon uiteindelijk de gegunde opdracht niet uitvoeren, waarschijnlijk omdat er een inval van de FIOD bij [medeverdachte 3] was geweest, waarop Vestia de opdracht aan [medeverdachte 6] heeft gegund. [medeverdachte 6] heeft daarop de opdracht uitgevoerd, althans dat laten doen door [bedrijf 6]. Hiervoor zijn meerdere facturen gestuurd aan Vestia door [medeverdachte 6] voor een totaalbedrag van € 115.000,- (exclusief BTW). Deze facturen zijn ook door Vestia betaald. Volgens een aangetroffen verdeelplan bij [medeverdachte 1] is deze opdracht uitgevoerd voor € 59.500,- en is er een bedrag van € 55.500,- te verdelen tussen twee personen.
Offerte d.d. 26 juni 2015 betreffende werkzaamheden aan [project 2] te Rotterdam (DOC-064-a t/m -c), offertes en calculaties op naam van [medeverdachte 6] d.d. 26 juni 2015 (DOC-063a t/m -j) enfeit 3:facturen van [medeverdachte 3]. aan [medeverdachte 6] (DOC-074a t/m -c)
[medeverdachte 3] heeft een offerte van 26 juni 2015 aan Vestia gestuurd betreffende werkzaamheden aan [adres 3] en [adres 4] te Rotterdam met een bedrag van € 120.083,70 exclusief BTW bij Vestia ingediend (DOC-064-a t/m c).
[medeverdachte 6] heeft een offerte van 26 juni 2015 aan Vestia gestuurd betreffende werkzaamheden aan Complex 1100117 [adres 3] en [adres 4] te Rotterdam voor een totaalbedrag van € 113.637,02 (exclusief BTW).
Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 6] gegund en [medeverdachte 6] heeft daarop de opdracht uitgevoerd. Hiervoor zijn meerdere facturen gestuurd aan Vestia door [medeverdachte 6] voor een totaalbedrag van € 113.637,02 (exclusief BTW), die zijn voldaan door de Vereniging van Eigenaars van het complex.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde offertes van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] valselijk zijn opgemaakt, omdat er afstemming is geweest tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [verdachte] over het indienen van offertes. Dat blijkt uit het feit dat beide offertes door [medeverdachte 5] op 8 juli 2015 aan [verdachte] zijn verzonden en uit een e-mailbericht dat [medeverdachte 5] van [medeverdachte 1] op 13 juli 2015 heeft ontvangen en heeft doorgestuurd aan [verdachte]. Uit een verdeelplan dat bij [verdachte] is aangetroffen, stond bij de regel met de omschrijving 'Oleanderplein' het volgende vermeld:
Bedrag opdracht € 113.636,36
Uitgevoerd € 88.636,36
Te verdelen € 25.000,00
J € 8.333,33
M € 8.333,33
C € 8.333,33
Hieruit leidt de rechtbank af dat ten aanzien van dit project € 25.000,- was te verdelen tussen [verdachte] (“J”), [medeverdachte 2] (“M”) en [medeverdachte 1] (“C”).
Dat de geplande verdeling vervolgens ook heeft plaatsgehad, blijkt wel uit het feit dat [verdachte] een drietal facturen d.d. 7, 12 en 21 oktober 2015 (DOC-074a t/m -c) aan [medeverdachte 6] heeft gestuurd voor elk € 10.000,- (‘Diverse werkzaamheden Vestia Rotterdam [adres 3]’) en dat [medeverdachte 6] die facturen op diezelfde dagen heeft betaald. De verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat de facturen aan [medeverdachte 6] valselijk zijn opgemaakt.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de offertes van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] valselijk zijn opgemaakt, teneinde het offerte- en aanbestedingstraject te manipuleren. Voorts is de offerte van [medeverdachte 6] opgehoogd met een bedrag van € 25.000,-, zonder dat daar werkzaamheden tegenover stonden. Ook de facturen van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] zijn valselijk opgemaakt. De factuur ziet enkel op de doorbetaling van de te verdelen bedragen. Vestia is daardoor opgelicht.
Offerte en/of calculatie op naam van [medeverdachte 3] gericht aan Vestia dd. 11 mei 2015 betreffende schilderwerk VVE [naam VVE 1] (DOC-053-2/3) en facturen op naam van [medeverdachte 3] gericht aan VVE [naam VVE 1] d.d. 25 oktober 2015 (15041), 10 december 2015 (15060), 15 december 2015 (15066) en 2 maart 2016 (16009), (DOC-059-4, -6, -8. en -10)
[medeverdachte 3] heeft een offerte van 11 mei 2015 aan Vestia gestuurd betreffende schilderwerk VVE [naam VVE 1] (DOC-053-2/3) voor een bedrag van € 28.083,47 (exclusief BTW). Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 3] gegund. De door [medeverdachte 3] verstuurde facturen (DOC-059-4, -6, -8. en -10) zijn ook door VVE [naam VVE 1] betaald.
In een aangetroffen verdeelplan blijkt dat er bij deze opdracht een bedrag van € 8.083,47 te verdelen viel tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat het offertetraject door [verdachte] en [medeverdachte 1] is gemanipuleerd, zodat [medeverdachte 3] de beste prijs zou hebben, de opdracht gegund zou krijgen en dat er een te verdelen bedrag overbleef. Nadat de opdracht aan [medeverdachte 3] is gegund, heeft [medeverdachte 3] namelijk de opdracht voor een lagere prijs, te weten € 20.000,-, laten uitvoeren door een ander bedrijf, dat eerder ook al bij [medeverdachte 1] een offerte had ingediend.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de offerte en de facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia valselijk zijn opgemaakt. Het offerte- en aanbestedingstraject is gemanipuleerd en de offerte van [medeverdachte 3] is met een bedrag van € 8.083,47 opgehoogd. Vestia is daardoor opgelicht.
Offertes en calculaties d.d. 13 juli 2016 (DOC-043-10a t/m -c en DOC-043-11 a/b) en facturen d.d. 24 augustus 2016 (SW16001 t/m -4) en 23 september 2016 (SW16005 en SW16006) en 25 oktober 2016 (SW16008 en SW16008) en 18 november 2016 (SW16009 en SW16010) betreffende anti slip strips (DOC-043-16 t/m -25) op naam van [bedrijf 4]
[bedrijf 4] heeft een offerte van 13 juli 2016 aan Vestia gestuurd betreffende anti-sliptrips met een bedrag van € 155.690,- exclusief BTW (DOC‐043‐10a t/m –c en DOC‐043‐11 a/b).
Vestia heeft de opdracht aan [bedrijf 4] gegund. De door [bedrijf 4] verstuurde facturen (DOC-043-16 t/m -25) zijn ook door Vestia betaald.
In twee aangetroffen verdeelplannen blijkt dat bij deze opdracht een bedrag van € 30.000,- en een bedrag van € 20.000,- te verdelen viel tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat deze offerte door een medewerker van [medeverdachte 6] op aanwijzing van [verdachte] (“
Hier de prijzen, aanbieding moet op € 155.590,- uitkomen”)is opgemaakt, nadat [verdachte] de prijzen van de anti-slipstrips, te weten € 29.715,- (exclusief BTW), van het bedrijf [bedrijf 7] heeft doorgekregen. De rechtbank gaat ervan uit, mede gezien de originele inkoopfactuur van de strips en de aantekeningen daarop, dat dit de materiaalkosten waren.
Toen de medewerker van [medeverdachte 6] de offerte van [bedrijf 4] aan [verdachte] had gestuurd, heeft [verdachte] de offerte doorgestuurd aan het privé e-mailadres van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft hierop gereageerd met de tekst:
“Fantastisch”. Vervolgens is de offerte verzonden aan het e-mailadres van [medeverdachte 1] bij Vestia. Aannemelijk is dat [bedrijf 4] vervolgens de opdracht heeft laten uitvoeren door het bedrijf van [getuige 2] voor een bedrag van € 48.050,-.
De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat de offerte en facturen van [bedrijf 4] aan Vestia valselijk zijn opgemaakt, aangezien deze zijn opgehoogd met het in de verdeelplannen genoemde bedrag van € 50.000 zonder dat daar werkzaamheden tegenover stonden en dat Vestia voor dit bedrag is opgelicht.
Offertes en calculaties op naam van [medeverdachte 5] d.d. 3 mei 2016 (DOC-227-6a t/m -i) enfeit 3:factuur van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] (DOC-251)
[medeverdachte 6] heeft een offerte van 3 mei 2016 aan Vestia gestuurd betreffende werkzaamheden aan [adres 5] te Rotterdam voor een totaalbedrag van € 169.662,10 euro (exclusief BTW) (DOC-227-6a tot en met i). Vestia heeft de opdracht aan [medeverdachte 6] gegund en [medeverdachte 6] heeft daarop de opdracht uitgevoerd. Hiervoor zijn meerdere facturen gestuurd aan Vestia door [medeverdachte 6] voor een totaalbedrag van € 169.662,10 (exclusief BTW). Vestia heeft deze facturen betaald.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 6] in eerste instantie een offerte had opgemaakt met een totaalbedrag van € 226.435,54 (exclusief BTW). Op verzoek van [medeverdachte 1] is de offerte aangepast naar € 143.203,39 (exclusief BTW).
[medeverdachte 1] heeft vervolgens aan [verdachte] een offerte van [bedrijf 8] doorgestuurd met een bedrag van € 170.126,15 (exclusief BTW) met de tekst:
[verdachte],
De eerste prijs die ik binnen heb.
Worden we niet blij van.
[verdachte] heeft vervolgens [medeverdachte 1] geantwoord met de mededeling:
We zijn aan het sleutelen
Ongeveer een half uur later heeft [medeverdachte 5] een e-mailbericht naar [verdachte] gestuurd met als bijlage een offerte met een totaalbedrag van € 169.662,10 exclusief BTW. Deze offerte is door [verdachte] doorgestuurd aan [medeverdachte 1].
Op 24 juni 2016 en 12 augustus 2016 heeft [medeverdachte 6] telkens een bedrag van € 10.000,- overgemaakt aan [medeverdachte 3], in totaal € 20.000,-. Blijkens een factuur van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] van 11 augustus 2016 (DOC-251) gaat het om ‘Diverse werkzaamheden Vestia Rotterdam [adres 5]’
Uit het voorgaande blijkt van afstemming tussen [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 5] bij het opmaken van de offerte van [medeverdachte 6], van aanpassing van de offerte en van betaling van [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 3] voor ongespecificeerde werkzaamheden aan [adres 5]. Gelet hierop, en gelet op de omstandigheid dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 5] al eerder op vergelijkbare wijze offertes vooraf afstemden en niet uitgevoerde werkzaamheden bij Vestia in rekening brachten, concludeert de rechtbank dat deze tweede offerte van [medeverdachte 6] valselijk is opgemaakt en dat ook de factuur van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] valselijk is opgemaakt. De werkzaamheden die hierop staan, zijn niet volledig verricht. De verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat de facturen aan [medeverdachte 6] valselijk zijn opgemaakt. Vestia is voor dit bedrag opgelicht.
Offerte en calculatie op naam van [medeverdachte 7] d.d. 21 oktober 2016 (DOC-151-2a/b)enfeit 3: facturen van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 7] (DOC-073a en -b; project [project 3])
[medeverdachte 7] heeft een offerte (DOC-151-2a/b) d.d. 21 oktober 2016 bij Vestia ingediend voor een schilderopdracht van vier torens aan de [adres 6] te Rotterdam voor een bedrag van € 304.056,- exclusief BTW. Vestia heeft deze opdracht aan [medeverdachte 7] gegund en [medeverdachte 7] heeft facturen gestuurd aan Vestia voor een totaalbedrag van € 304.056,- exclusief BTW. Vestia heeft deze facturen betaald.
Uit de bij [medeverdachte 1] aangetroffen verdeelplannen en de WhatsApp- en
e-mailcorrespondentie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] blijkt dat het offertebedrag
is opgehoogd om een overschot tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] te verdelen, waarbij [medeverdachte 1] onder andere de navolgende berichten aan [verdachte] heeft gestuurd:

Zet er maar 11k per toren op de torens”

9 k voor de houtrot en dan 2 k erop voor ons”
“Dus 11k te delen over de 4 torens”
“2,5 k op de ene 3 k op de nadere 2,75 en 2,75”
“Iets op die manier”
Dat er een bedrag viel te verdelen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] blijkt ook uit de bewijsmiddelen. [medeverdachte 3] heeft twee facturen van 21 november 2016 (DOC-073a) en 5 december 2016 (DOC-073b) aan [medeverdachte 7] gestuurd. Op 14 december 2016 heeft [medeverdachte 7] € 20.000,- overgemaakt naar de bankrekening van [medeverdachte 3]; op 12 januari 2017 € 22.000,-; 6 februari 2017 € 5.000,-; en op 19 april 2017 € 3.000,-: in totaal € 50.000,-.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de offerte op naam van [medeverdachte 7] d.d. 21 oktober 2016 met € 50.000,- is opgehoogd, dat deze offerte aan Vestia daarom vals is en dat Vestia is opgelicht. Op de offerte staan immers werkzaamheden die niet in die omvang zijn verricht. Ook de facturen van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 7] zijn valselijk opgemaakt. De werkzaamheden die hierop staan, zijn niet zijn verricht. De factuur ziet enkel op de doorbetaling van de te verdelen bedragen aan [verdachte] en [medeverdachte 1]. De verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat de facturen aan [medeverdachte 7] valselijk zijn opgemaakt.
Ten aanzien van feit 3
Facturen [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] (DOC-110-19b)
[medeverdachte 6] heeft een factuur d.d. 4 november 2015 met betrekking tot [adres 7] te Rotterdam met een totaalbedrag van € 4.450,- (exclusief BTW) aan Vestia gestuurd. Deze factuur is ook door Vestia voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat deze factuur valselijk is opgemaakt, aangezien deze is opgehoogd met een bedrag van € 3.950,- , zonder dat daar werkzaamheden tegenover stonden.
Volgens de bij [medeverdachte 1] aangetroffen verdeelplannen komt het totaal van de te verdelen bedragen bij [adres 7] uit op in totaal € 10.114,33, gelijk te verdelen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Voorts staat in het verdeelplan vermeld dat de werkzaamheden met betrekking tot “Dakbeschot hoog” ten bedrage van € 4.450,- voor € 500,- zijn uitgevoerd, waardoor het te verdelen bedrag op € 3.950,- uitkomt. In de berekening 'Facturen [adres 7]' die in de administratie van [medeverdachte 6] is aangetroffen, staat onder meer bij “Houtrot hoge dak” een bedrag van € 4.450,- als factuurbedrag. Bij “Kosten [verdachte]” staat een bedrag van € 3.950,- vermeld.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat met betrekking tot het opstellen van de offerte met betrekking tot deze werkzaamheden overleg is geweest tussen [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 1], via zijn privé-mail. Na goedkeuring door [medeverdachte 1] is de offerte op zijn verzoek naar de werkmail van [medeverdachte 1] gestuurd.
Tevens heeft [verdachte] op 2 december 2015 te 14.05 uur een e-mailbericht aan [getuige 3], een medewerker van [medeverdachte 6], gestuurd met als bijlage “faktuurnr 15053 [medeverdachte 5].xls”.
Om 14:13 uur heeft [getuige 3] een e-mailbericht naar [verdachte] gestuurd met als bijlage “Factuur 15053 [medeverdachte 3].pdf”. Deze factuur van [medeverdachte 3] is gericht aan [medeverdachte 6]. De factuurdatum is 2 december 2015 en het bedrag van de factuur is € 17.192,- met de omschrijving “Diverse werkzaamheden Vestia Rotterdam [adres 7]” (DOC-110-9b). Dit bedrag is ook door [medeverdachte 6] overgemaakt naar [medeverdachte 3].
Gelet op de afstemming tussen [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 1], en de omstandigheid dat een medewerker van [medeverdachte 6] een aan [medeverdachte 6] gerichte factuur heeft opgesteld, zogenaamd afkomstig van [medeverdachte 3], gaat de rechtbank ervan uit dat met de betaling van deze factuur het te verdelen bedrag is doorgesluisd naar [verdachte]. De factuur van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] is daarom valselijk opgemaakt en Vestia is opgelicht.
Facturen [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] (DOC-250a t/m c, project [project 4])
In de periode van 30 september 2015 tot en met 14 december 2015 heeft [medeverdachte 6] diverse facturen voor een totaalbedrag van € 142.546,79 (exclusief BTW) met betrekking tot project '[adres 8] Rotterdam' aan Vestia gestuurd. Deze facturen zijn ook door Vestia betaald.
De rechtbank is van oordeel dat deze facturen valselijk zijn opgemaakt, aangezien deze zijn opgehoogd met een bedrag van € 61.190,99.
Volgens een aangetroffen verdeelplan bedraagt het totaal te verdelen bedrag met betrekking tot (meerdere) werkzaamheden aan [adres 8] te Rotterdam in totaal € 61.190,99, te verdelen tussen “J” ([verdachte]) en “C” ([medeverdachte 1]): ieder € 30.595,49. Het bedrag van € 61.190,99 staat ook vermeld in een e-mailbericht van 18 februari 2016 van [medeverdachte 1] aan [verdachte], doorgezonden aan [medeverdachte 5], waarin [medeverdachte 1] de stand van zaken doorgeeft aan [verdachte]
“Stand van zaken
[adres 8] zat in € 61.190,99 in de hoofdsom €43.652,- dak €4.999,98 hwa's 8.000,- metselwerk € 3.539,01 verhuurzaken €1.000,-
Gr. [medeverdachte 1]”
De bedragen in voornoemd e-mailbericht komen ook terug in het aangetroffen verdeelplan, in de bij [medeverdachte 6] aangetroffen stukken en in de stukken die door Vestia zijn overgelegd.
Volgens het verdeelplan bedraagt het bedrag van de opdracht met de omschrijving '[adres 8] dak' € 24.999,98 en zijn de werkzaamheden uitgevoerd voor € 20.000,-.
In de digitale stukken van [medeverdachte 6] is met betrekking tot de werkzaamheden aan het dak van de [adres 8] een overzicht/berekening aangetroffen met een totaalbedrag van € 20.001,61. Door Vestia is een factuur inzake de werkzaamheden aan het dak van de [adres 8] te Rotterdam een bedrag van € 24.999,98 (exclusief BTW) betaald.
In het verdeelplan is een bedrag voor [adres 8] meer metselwerk opgenomen voor een bedrag van € 4.739,01 en zou het werk zijn uitgevoerd voor € 1.200,00. Door Vestia is de factuur van [medeverdachte 6] uitgeleverd inzake het herstellen van het metselwerk aan de achtergevels aan de [adres 8]. De factuur bedraagt € 4.739,01 (exclusief BTW).
In het verdeelplan is een bedrag voor [adres 8] meerwerk hwa opgenomen voor een bedrag van € 34.987,37 en zou het werk zijn uitgevoerd voor € 26.987,37. Het te verdelen bedrag betreft € 8.000,-.
Volgens het verdeelplan bedraagt het bedrag van de opdracht met de omschrijving “verhuur extra [adres 8]” € 16.820,34 en zou de opdracht zijn uitgevoerd voor € 15.820,34. Het te verdelen bedrag betreft € 1.000,-. Door Vestia is de factuur van [medeverdachte 6] uitgeleverd inzake deze werkzaamheden aan de [adres 8]. De factuur bedraagt
€ 16.820,34 (exclusief BTW).
Bij [medeverdachte 3] zijn drie facturen aangetroffen, waarmee [medeverdachte 3] factureert aan [medeverdachte 6] met als omschrijving “[adres 8] Vestia” (DOC-250a t/m c). Het totaal van de drie facturen bedraagt € 31.190,54, een bedrag dat nagenoeg gelijk is aan het aandeel van [verdachte] genoemd in het verdeelplan (€ 30.595,49). Dat voor dit bedrag werkzaamheden zijn uitgevoerd blijkt nergens uit. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat hiermee het te verdelen bedrag is doorgesluisd naar [verdachte]. De facturen van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] zijn dan ook valselijk opgemaakt en Vestia is opgelicht.
Factuur van [medeverdachte 3] aan [bedrijf 9] (DOC-039-8)
[medeverdachte 3] heeft een factuur van 24 november 2015 aan [bedrijf 9] gestuurd ter zake “Advisering en begeleiding project [project 5]” en een bedrag van € 2.300,- exclusief BTW (DOC-039-8).
Uit een aangetroffen verdeel plan blijkt dat bij de opdracht met de omschrijving “rookmelders” een bedrag van € 2.300,- viel te verdelen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1].
Voorts blijkt dat [medeverdachte 1], nadat hij de offerte van [bedrijf 9] voor de opdracht “Leveren en aanbrengen rookmelders Complex [complex 2]” op zijn privé e-mailadres heeft ontvangen van [verdachte], heeft aangegeven
“Er kan 2300 op”. [verdachte] heeft dit vervolgens weer aan [bedrijf 9] doorgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de offerte van [bedrijf 9] valselijk is opgemaakt, aangezien deze is opgehoogd met een bedrag van € 2.300,-. De facturen van [medeverdachte 3] aan [bedrijf 9] (DOC-039-8) is ook valselijk opgemaakt. De werkzaamheden die hierop staan, zijn niet verricht. De factuur ziet enkel op de doorbetaling van het te verdelen bedrag aan [verdachte] en [medeverdachte 1]. De verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat de factuur van [bedrijf 9] valselijk is opgemaakt. Vestia is opgelicht.
Ten aanzien van feit 4
Zoals hiervoor al overwogen ten aanzien van de feiten 2 en 3 hebben [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] willens en wetens te hoge offertes en valse facturen opgesteld en ingediend bij Vestia. Zij hebben het door Vestia teveel betaalde bedrag vervolgens via de bedrijven van de verdachte op basis van valse facturen doorgesluisd. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Vestia. Door de frauduleuze constructies is bij Vestia een onjuiste voorstelling van zaken ontstaan en daarvan is misbruik gemaakt door de verdachten. Hierdoor hebben zij Vestia bewogen tot het aangaan van overeenkomsten met [medeverdachte 3] en [bedrijf 4] en afgifte van voornoemde geldbedragen.
Ten laste is gelegd dat het gaat om een bedrag van € 802.993,89. Daarmee is – impliciet – het gehele zaaksdossier 3 tenlastegelegd, dat bijna 150 facturen omvat, die niet allemaal zijn opgenomen onder de feiten 2 en 3.
Dit bedrag is opgebouwd uit drie bedragen, te weten een bedrag van € 408.997,60, een bedrag van € 50.000 en een bedrag van € 343.996,29. Het bedrag van € 408.997,60 is een blijkens verdeelplannen te verdelen bedrag naar aanleiding van facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia. Het bedrag van € 50.000,- is een te verdelen bedrag naar aanleiding van een opdracht van [bedrijf 4] voor Vestia. Het bedrag van € 343.996,29 is de som van blijkens verdeelplannen te verdelen bedragen die [medeverdachte 3] in rekening heeft gebracht aan bedrijven die werkzaamheden uitvoerden voor Vestia.
[verdachte] heeft zich tegen bewezenverklaring van dit volledige bedrag verweerd met de stelling dat hij wel degelijk werkzaamheden voor Vestia heeft verricht en daarvoor dus ook betalingen mocht ontvangen. Per project dient volgens de verdediging te worden vastgesteld of [verdachte] marktconforme prijzen in rekening heeft gebracht. Als dat zo is, dan is van oplichting voor dat bedrag/project geen sprake.
[medeverdachte 3] - € 408.997,60
Deze stelling is onbegrijpelijk voor zover het gaat om facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia, die terecht zijn gekomen op verdeelplannen van [verdachte] en [medeverdachte 1] en blijkens die plannen hebben geleid tot verdeling van een bedrag van € 408.997,60. Als [verdachte] voor dit bedrag werkzaamheden heeft verricht voor Vestia en terecht betaling heeft ontvangen van Vestia, dan was er immers geen enkele aanleiding om bedragen te delen met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2].
Uit de aangetroffen verdeelplannen blijkt dat in 2015 in totaal een bedrag
€ 158.760,37 te verdelen viel bij opdrachten die door Vestia waren toegekend aan [medeverdachte 3]. In 2016 betrof dit een bedrag van € 92.657,63, in 2017 een bedrag van
€ 96.145,60 en in 2018 een bedrag van € 61.434,-. In totaal is een bedrag van
€ 408.997,60 te veel aan Vestia in rekening gebracht voor de opdrachten die door [medeverdachte 3] zijn uitgevoerd.
[bedrijf 4] - € 50.000,-.
Zoals hiervoor al is overwogen zijn twee verdeelplannen aangetroffen waarin [bedrijf 4] naar voren komt. [bedrijf 4] heeft in 2016 een opdracht verricht voor Vestia met betrekking tot het plaatsen van antislip. Hieruit volgt dat bij één opdracht € 30.000,- te verdelen was na uitvoering van de opdracht en bij één opdracht was er € 20.000,- te verdelen. Deze bedragen zijn verdeeld tussen [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2]. Vestia is daarmee opgelicht.
Ook voor deze facturen geldt dat als [verdachte] voor dit bedrag werkzaamheden heeft verricht voor Vestia en terecht betaling heeft ontvangen van Vestia, er geen enkele aanleiding bestond om bedragen te delen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Via andere bedrijven - € 343.996,29
In het bedrag van € 343.996,29 zit onder andere begrepen de bedragen van € 9.363,- ([adres 3]), € 21.200,- (BOG/[adres 9]), € 61.190 (project [adres 8] van [medeverdachte 5]) en € 50.000,- (project [project 3] met [medeverdachte 7]).
Op 18 februari 2016 heeft [medeverdachte 1] aan de verdachte een e-mail gestuurd, die de verdachte binnen vijf kwartier heeft doorgestuurd aan [medeverdachte 5], met – per project – de stand van zaken met betrekking tot te verdelen bedragen. Die e-mail bevat onder andere de volgende tekst:
[adres 3] zat in € 36.243,70 op de hoofdsom € 25.000,- putten € 1.281,49 schilderwerk +houtrot € 9.363,21 draairamen buurthuis € 599,-
[adres 8] zat in € 61.190,99 in de hoofdsom € 43.652,- dak € 4.999,98 hwa's
€ 8.000,- metselwerk € 3.539,01 verhuurzaken € 1.000,-
Bog panden zat in € 21.100,- in de hoofdsom
[adres 7] zat in € 10.114,33 in de hoofdsom € 2.000,- loodsanering € 2.444,33 dakbeschot €1.100,- meerwerk € 470,- dakbeschot hoog € 3.950,- kleine posten
€ 150,-
[complex 1] pui zat in € 2.800,- hoofdsom € 2.400,- meerwerk € 400,-
HWA's zat in € 10.000,- in de hoofdsom
Lino houtrot zat in € 8.400,- houtrot 1€ 2.400,- houtrot 2 € 1.500,- houtrot 3
€ 2.000,- houtsoort 4 € 2.500,-
Bergingsgang inclusief meerwerk zat in € 9.952,67 in de hoofdsom zat € 8.352,72 en meerwerk € 1.599,95
€ 36.243,70 (project [project 2])
Het project [project 2] is, zoals hiervoor al is overwogen, voor van bedrag van
€ 113.637,02 (exclusief BTW) uitgevoerd door [medeverdachte 6], waarvan een bedrag van
€ 25.000,- is verdeeld. Aanvullend is ook ander werk in rekening gebracht. Dit project is grotendeels betaald door de Vereniging van Eigenaren van het complex. Aan Vestia is slechts gefactureerd voor een bedrag van € 20.363,21 in verband met houtrot en dat bedrag heeft Vestia betaald. Uit de e-mail van 18 februari 2018 en het verdeelplan volgt dat van dit bedrag van € 20.363,21 een gedeelte van € 9.363,21 te verdelen viel.
€ 21.100,- (project [adres 2/adres9)
Uit de e-mail van 18 februari 2018 en een verdeelplan volgt dat er voor het project ‘BOG panden met rolluiken’ € 21.100,- te veel is gefactureerd aan Vestia waarna dit bedrag werd verdeeld tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Het bedrag is via [medeverdachte 6], [medeverdachte 3] en [bedrijf 5] bij [medeverdachte 1] terecht is gekomen.
€ 61.190,99 (project [adres 8])
In de e-mail van 18 februari 2018 en een verdeelplan voor de opdracht aan de [adres 8] staat, zoals hiervoor reeds in overwogen, dat in totaal € 61.190,99,- te verdelen was. [medeverdachte 6] heeft Vestia voor dit bedrag gefactureerd en het is vervolgens tussen verdachten [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] verdeeld.
€ 50.000 (project [project 3])
Over dit project heeft de rechtbank reeds overwogen dat de offerte op naam van [medeverdachte 7] van 21 oktober 2016 Ham met € 50.000,- is opgehoogd en daarom vals is. Ook heeft de rechtbank geconcludeerd dat de facturen van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 7] valselijk zijn opgemaakt. De werkzaamheden die hierop staan, zijn niet zijn verricht. De factuur ziet enkel op de doorbetaling van de te verdelen bedragen aan [verdachte] en [medeverdachte 1].
Uit het dossier en tijdens de behandeling ter zitting is niet duidelijk geworden welke werkzaamheden [verdachte] met zijn bedrijf [medeverdachte 3] heeft verricht voor [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en andere derden. Op de facturen stonden slechts zeer summiere omschrijvingen van de verrichte werkzaamheden, omschrijvingen die in geen verhouding stonden tot de omvang van de projecten en de aanzienlijke bedragen die [verdachte]/[medeverdachte 3] aan derden heeft gefactureerd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de door [medeverdachte 3] aan derden verstuurde facturen slechts zijn bedoeld om de te verdelen bedragen door te sluizen aan [verdachte].
Verder ziet de rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat hetgeen in de verdeelplannen staan vermeld, niet (goeddeels) is geëffectueerd. Uit het dossier blijkt immers dat de verdeelstaten minutieus zijn bijgehouden en zijn geactualiseerd, dat ‘tegenvallers’ erin zijn verwerkt en dat is bijgehouden voor welke bedragen is gefactureerd.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat oplichting voor een bedrag van € 802.993,89 bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank overweegt dat uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte giften heeft gedaan aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om zo opdrachten bij Vestia binnen te halen. De offertes en facturen van [medeverdachte 3]/[bedrijf 4] aan Vestia zijn door de verdachte in samenspraak met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opgehoogd, dan wel vervalst. Volgens de verdeelplannen zijn de opgehoogde bedragen, al dan niet via het bedrijf van de verdachte ([medeverdachte 3] en [bedrijf 4]), verdeeld tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. De giften aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bestonden uit het geldbedrag dat het verschil was tussen het gefactureerde geldbedrag aan Vestia en het geldbedrag waarvoor de werkzaamheden daadwerkelijk werden verricht. De belofte van betaling van dit geldbedrag zorgde ervoor dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de opdracht tot werkzaamheden gunde aan de [medeverdachte 3]/[bedrijf 4].
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aan de bedrijven van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de na te noemen giften zijn gedaan:
- betaling van € 7.398,91 van [medeverdachte 3] aan [bedrijf 1];
- betaling van € 4.500,- van [medeverdachte 3] aan [bedrijf 3];
- betaling van € 41.095,36 (€ 23.837,00 + € 17.258,36) via [bedrijf 5] aan [bedrijf 1];
- betaling van € 35.226,73 (€ 17.605,50 + € 17.621,23) via [bedrijf 5] aan [bedrijf 3];
- betaling van € 24.250,- via [bedrijf 9] aan [bedrijf 1];
- betaling van € 24.000,- via [bedrijf 2].
Voorts heeft de verdachte, al dan niet samen met [medeverdachte 5], op verzoek en volgens gedetailleerde specificatie van [medeverdachte 1] gereedschappen ter waarde van € 4.480,56, een keuken ter waarde van € 15.525,- en meubelen ter waarde van € 16.742,80 bij de woning van [medeverdachte 1] laten afleveren, zonder dat [medeverdachte 1] daarvoor betaalde.
Uit het verhoor van de [getuige 4] volgt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geen toestemming had om bemiddelingswerkzaamheden uit te voeren en hiervoor een vergoeding van die bedrijven te ontvangen, zodat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gehandeld in strijd met zijn plicht.
Gelet op de omstandigheid dat voor het afstemmen van de offertes en facturen gebruik werd gemaakt van het privé emailadres van [medeverdachte 1], en niet dat van zijn werk, en gelet op de verhullende omschrijvingen op de facturen die betrekking hadden op de ‘te verdelen’ bedragen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook redelijkerwijze kon en moest weten dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in strijd met hun plicht handelden.
Ten aanzien van feit 6
Door de genoemde frauduleuze constructies zijn diverse geldbedragen, te weten
- € 874.383,69 ( AMB-029c p. 1294);
- € 131.869,43 (€ 188.384,90 - € 37.676,98 - € 18.838,49 euro; AMB-039
p. 1351);
- € 313.124,34 ( AMB-057 p. 1513; DOC-062-5) en
- € 50.000 ( AMB-066 p. 1578)
overgemaakt op de bankrekening van [medeverdachte 3]/[bedrijf 4].
Deze geldbedragen zijn door [medeverdachte 3]/[bedrijf 4] of andere onderhoudsbedrijven verkregen middels oplichting van Vestia en overgemaakt op grond van valselijk opgemaakte facturen van [medeverdachte 3]/[bedrijf 4]. Een deel van deze bedragen zijn vervolgens doorbetaald aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], opnieuw op grond van valse facturen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de verdachte zich, samen met zijn medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan witwassen van voornoemde – van misdrijf afkomstige – geldbedragen door deze geldbedragen over te dragen en om te zetten. Gelet op de langere periode en de regelmaat waarmee de verdachte op deze manier handelde acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van feit 7
Tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte op 16 mei 2017 werd een contant geldbedrag van € 41.450,- aangetroffen. Ook heeft de verdachte bij de aankoop van de BMW X6 met het kenteken [kenteken] € 50.500,- contant aanbetaald. Gelet op het beperkte inkomen van de verdachte en zijn partner schept het voorhanden hebben van een dergelijk geldbedrag in contanten een vermoeden van witwassen. Het kan niet anders dan dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Van de verdachte mocht worden verwacht dat, indien hij betwist dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is, hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken herkomst van dat geld zou noemen. Dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank concludeert dan ook dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit geld, dat naar verdachte wist van misdrijf afkomstig was, voorhanden heeft gehad. De contante aanbetaling van € 50.500,- aan de verkoper van de auto maakt dat de verdachte dit bedrag niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook heeft omgezet.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 16 mei 2017 te Steenbergen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een valselijk opgemaakt geschrift, te weten een schuldbekentenis dd. 20 oktober 2016 (DOC-003), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten en dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat in die schuldbekentenis valselijk in strijd met de waarheid vermeld was dat hij, verdachte, en [getuige 5] ter leen een geldbedrag hebben ontvangen van 70.000 euro van [bedrijf 11], tegen een rente van 5 procent per jaar;
2.
hij in de periode van 2 februari 2015 tot en met 3 juli 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
offertes en calculaties en facturen, op naam van [medeverdachte 3] gericht aan Vestia, te weten:
- facturen dd. 8 mei 2015 (15009 en 15010 en 15011) (DOC-028-3, -4 en -5) en
- een factuur dd. 23 september 2015 (15026) (DOC-028-7) en
- facturen dd. 29 april 2015 (15007 en 15008) (DOC-028-6; DOC-040-5) en
- een offerte en calculatie dd. 9 november 2015 ter hoogte van 7.245,88 euro exclusief BTW(DOC-249-2); en facturen dd. 8 december 2015 (15059) en 2 maart 2016 1611 en 2 februari 2017 (17003), met betrekking tot contractonderhoud aan galerijen complex 1167073(DOC-249-5a, -6a, -7a) en
- facturen dd. 27 november 2015, factuurnummers 15050 en 15051 en 15052 (DOC-041-5, -6 en -7) en
- een offerte en calculatie dd. 3 juli 2015 ter hoogte van 85.000,00 euro exclusief BTW (DOC-029-4) en facturen dd. 10 augustus 2015 (15017) en 27 januari 2016 (16002) en 13 maart 2017 (16004) en 3 juli 2018 (18011) met betrekking tot het reinigen van dakgoten complex 11521072 (DOC-029-5; DOC-030-3; DOC-129-1; DOC-129-18) en
- facturen dd. 15 december 2015 (15067) en 22 december 2015 (15069) met betrekking tot meerwerk reinigen dakgoten (DOC-030-1 en -2) en
- een factuur dd. 28 december 2015 (15073) (DOC-038c) en
- een ongedateerde offerte en calculatie ter zake 'Vervangen Hemelwaterafvoeren' (DOC-247-5 t/m 11) en facturen d.d. 7 december 2015 (15054 t/m 15058) en 14 december 2015 (15062 en 15064) en 15 december 2015 (15061) en 16 december 2015 (15063 en 15065)
(DOC-248-1 t/m -10) en
- een offerte dd. 4 juli 2016 met offertenummer 2016-0028 ter hoogte van 106.751,45 euro inclusief BTW betreffende het vervangen van de raamrubbers Complex 1100040 (DOC-042-17b/c) en facturen dd. 9 augustus 2016 (16027 en 16028) en 1 september 2016 (16034 en 16035) en 23 september 2016 (16037 en 16038) en 18 oktober 2016 (16040 en 16041) en 25 oktober 2016 (16044) met betrekking tot onderhoud kitwerk [complex 1](DOC-042-29 t/m 36; DOC-042-11) en
- een offerte en calculatie dd. 28 februari 2017 met offertenummer 2017-0007 ter hoogte van 115.200,00 euro exclusief BTW betreffende diverse werkzaamheden op [adres 2] te Rotterdam (DOC-136-b/c) en
- een offerte dd. 26 juni 2015 betreffende werkzaamheden aan [project 2] te Rotterdam (DOC-064-a t/m -c);
en
een offerte en calculatie op naam van [medeverdachte 3], gericht aan Vestia dd. 11 mei 2015 betreffende schilderwerk VVE [naam VVE 1] (DOC-053-2/3) en facturen op naam van [medeverdachte 3] gericht aan VVE [naam VVE 1] dd. 25 oktober 2015 (15041) en 10 december 2015 (15060) en 15 december 2015 (15066) en 2 maart 2016 (16009), (DOC-059-4, -6, -8. en -10);
en
offerte en calculatie dd. 13 juli 2016 (DOC-043-10a t/m -c en DOC-043-11 a/b) en facturen dd. 24 augustus 2016 (SW16001 t/m -4) en 23 september 2016 (SW16005 en/of SW16006) en 25 oktober 2016 (SW16008 en/of SW16008) en 18 november 2016 (SW16009 en/of SW16010) betreffende anti slip strips(DOC-043-16 t/m -25), op naam van [bedrijf 4].,
en
offertes en calculaties, op naam van
- [ medeverdachte 6] dd. 26 juni 2015 (DOC-063a t/m -j) en dd. 3 mei 2016 (DOC-227-6a t/m -i) en dd. 1 maart 2017 (DOC-136-7d/e) en
- [ bedrijf 6] dd. 9 februari 2017 (DOC-136-6b t/m -e) en
- [ medeverdachte 7] dd. 21 oktober 2016 (DOC-151-2a/b);
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders op die offertes en calculaties valselijk in strijd met de waarheid bedragen vermeld die veel hoger waren dan de werkelijke/oorspronkelijke bedragen voor de betreffende werkzaamheden en op die facturen telkens valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld, die in werkelijkheid niet in die omvang waren verricht, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in de periode van 30 juli 2015 tot en met 5 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermaals geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
facturen op naam van [medeverdachte 3] gericht aan
- [ medeverdachte 6] (DOC-074a t/m -c; DOC-110-19b; DOC-250a t/m c; DOC-251) en
- [ bedrijf 9] (DOC-039-8) en
- [ medeverdachte 7] (DOC-073a en -b),
en facturen op naam van [bedrijf 5], gericht aan [medeverdachte 3] (DOC-050-2 t/, -5 en/of DOC-050-9 t/m -11),
valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededaders, telkens valselijk in strijd met de waarheid op genoemde facturen werkzaamheden vermeld, die in werkelijkheid niet in die omvang door hem, verdachte of diens vennootschappen waren verricht,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij in de periode van 2 februari 2015 tot en met 17 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermaals, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en tot het aangaan van een schuld, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders,
- offertes en calculaties verzonden en doen toekomen aan Vestia, waarin bedragen waren vermeld die hoger waren dan de werkelijke/oorspronkelijke bedragen voor de betreffende werkzaamheden, en waarin bedragen waren vermeld waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Vestia als senior vastgoedbeheer en medewerker sociaal beheer, en hem, verdachte, en zijn mededaders en opdrachten van Vestia voor die opgehoogde en aangepaste en afgestemde bedragen, gegund en laten/doen gunnen aan [medeverdachte 3] en [bedrijf 4] en zijn mededaders en
- de bedragen van de opgehoogde en aangepaste en afgestemde offertes vermeld in opdrachtformulieren en
- facturen gezonden aan en ingediend bij Vestia, terwijl de op die facturen vermelde werkzaamheden in werkelijkheid niet in die omvang waren verricht en
- tegenover Vestia verzwegen en verborgen gehouden en verhuld dat er met betrekking tot de geoffreerde en gefactureerde bedragen afstemming had plaatsgevonden en een verborgen of verzwegen vergoeding en betaling aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en aan hem, verdachte, en zijn mededaders, was inbegrepen en overeengekomen,
waardoor Vestia werd bewogen tot
het aangaan vancontracten
met[medeverdachte 3] en [bedrijf 4] en zijn, verdachtes, mededaders en tot afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer 802.993,89 euro (ZPV-3 p. 0213);
5.
hij in de periode vanaf 2 december 2015 tot en met 17 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging anderen, meermalen,
aan [medeverdachte 1], [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als senior vastgoedbeheerder bij woningcorporatie Vestia, en aan [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij woningcorporatie Vestia,
naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in strijd met hun plicht in hun betrekkingen hebben gedaan en nagelaten,
meermalen beloften, te weten de belofte om een percentage/deel van de bedragen die [medeverdachte 3] en [bedrijf 4] en [medeverdachte 5] en [bedrijf 10] en [medeverdachte 7] en [bedrijf 9] en andere derde partijen ontvingen of zouden gaan ontvangen voor werkzaamheden voor Vestia, volgens een vaste verdeelsleutel te verdelen met en af te dragen/te betalen aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2],
giften, te weten gereedschappen ter waarde van 4.480,56; AMB-134, en een keuken ter waarde van 15.525 euro; AMB-136 en meubelen ter waarde van 16.742,80 euro; AMB-130 en geldbedragen ter hoogte van in totaal:
- 7.398,91 euro en 4.500 euro exclusief BTW betalingen van [medeverdachte 3] B.V. aan [bedrijf 1] en [bedrijf 3]; AMB-142 p. 2139; AMB-143 p. 2153 en
- 41.095,36 euro inclusief BTW 23.837,00 + 17.258,36 euro via [bedrijf 5] aan [bedrijf 1] en
- 35.226,73 euro inclusief BTW 17.605,50 + 17.621,23 euro via [bedrijf 5] aan [bedrijf 3] en
- 24.250 euro exclusief BTW via [bedrijf 9] en [bedrijf 11] en
- 24.000 euro exclusief BTW Via [bedrijf 2],
van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden gehandeld en zouden handelen in strijd met hun plicht;
6.
hij op in de periode vanaf 2 februari 2015 tot en met 17 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
grote geldbedragen, te weten:
- 874.383,69 euro (AMB-029c p. 1294) en
- 131.869,43 euro (188.384,90 euro - 37.676,98 euro - 18.838,49 euro; AMB-039
p. 1351) en
- 313.124,34 ( AMB-057 p. 1513; DOC-062-5) en
- 50.000 euro (AMB-066 p. 1578);
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enige misdrijven, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt;
7.
hij in de periode van 4 oktober 2016 tot en met 16 mei 2017 te Steenbergen en Westmalle van contant geldbedrag van 41.450 euro, aangetroffen op 16 mei 2017 in zijn, verdachtes, woning, en 50.500 euro, aanbetaald voor een BMW X6, kenteken [kenteken], voorhanden heeft gehad
(€ 41.450 + € 50.500)en heeft omgezet
(€ 50.500)terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en op het feit dat de redelijke termijn is overschreden, een voorwaardelijke gevangenisstraf, de maximale taakstraf en een geldboete in termijnen op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich door middel van zijn bedrijven, tezamen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, aan omkoping van twee medewerkers van Vestia, aan oplichting van Vestia, en aan het witwassen van de middels de oplichting verkregen gelden, kort gezegd: corruptie. Corruptie vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel, onder meer omdat dit ernstige concurrentievervalsing tot gevolg heeft en voorts omdat – door het witwassen – gelden worden onttrokken aan het zicht van justitie met ontwrichting van het economisch verkeer als gevolg. Ook heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals facturen. De verdachte heeft het belang van eerlijk handelsverkeer door zijn handelwijze veronachtzaamd.
Daarbij komt dat door Vestia op te lichten de verdachte het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van de publieke sector mag hebben heeft geschaad. Vestia is immers een instelling werkzaam in het belang van de volkshuisvesting en daarmee in het belang van de publieke sector.
Door het fraudeleuze handelen heeft Vestia gedurende drie jaren voor honderdduizenden euro’s aan opdrachten aan verdachte of aan haar mededaders gegund. [medeverdachte 3] en [bedrijf 4] hadden geen personeel in dienst, geen bijzondere kennis, ervaring of expertise en hebben enkel en alleen door oplichting en omkoping opdrachten van Vestia gekregen. Vestia betaalde voor die opdrachten teveel: een substantieel deel van de opdrachtsommen is in de zakken van [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en anderen beland zonder dat daar iets tegenover stond.
De verdachte heeft ook een valse schuldbekentenis voorhanden gehad en een bedrag van rond de € 90.000,- voorhanden gehad dat van misdrijf afkomst was.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 oktober 2021.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en op de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden, waaronder de omvang van het fraudebedrag, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank in acht genomen dat de verdachte heeft gehandeld louter uit eigen financieel gewin, zonder zich op enig moment te bekommeren over het misbruik van semi-publieke gelden. Ook kan uit de dossierstukken afgeleid worden dat de verdachte actief en intensief heeft samengewerkt met [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de lange periode waarin de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden. Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op de proceshouding van de verdachte. Hij heeft ter zitting aangegeven dat hij openheid van zaken wil geven, maar uit zijn verklaring blijkt ook dat hij het laakbare van zijn handelen niet inziet.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De op te leggen straf is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gelet op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, lager dan door de officier van justitie geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Tijdsverloop
Ten aanzien van het tijdsverloop overweegt de rechtbank dat bij de bepaling van de duur van een redelijke termijn waarbinnen een strafzaak dient te zijn afgerond rekening moet worden gehouden met een aantal omstandigheden, waaronder de ingewikkeldheid van de zaak. Hierbij valt te denken aan de omvang van het verrichte onderzoek alsmede aan de gelijktijdige berechting van zaken tegen de medeverdachten. De zaak van de verdachte is onderdeel van een groot fraudeonderzoek waarbij er naast verdachte nog 32 andere verdachten gelijktijdig terecht staan. De strafbare feiten hebben zich tot in ieder geval eind 2018 voorgedaan, waarna het onderzoek voortvarend door de FIOD is verricht. De zaak is vervolgens in november 2021 inhoudelijk op zitting behandeld. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op deze omstandigheden geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn waardoor dit niet kan meewegen bij de op te leggen straf.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

Stichting Vestia heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en heeft betaling gevorderd van een schadevergoeding van een bedrag van primair € 697.041,29 en subsidiair € 600.650,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018. Het gaat om materiële schade, waarbij Vestia heeft gevorderd óók schade te vergoeden die is ontstaan doordat zij BTW heeft betaald. In haar subsidiaire vordering ziet Vestia af van vergoeding van dit deel van haar schade.
Naar de rechtbank begrijpt gaat het bij het subsidiaire bedrag om hoofdelijke veroordeling van verdachte [verdachte] en
  • medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] voor een gedeelte van de vordering groot € 91.654,20
  • medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] voor een gedeelte van de vordering groot € 24.000,- en
  • medeverdachte [medeverdachte 1] voor een gedeelte van de vordering groot (€ 408.997,60 vermeerderd met € 50.000 en € 50.000 en verminderd met € 24.000,- is) € 484.997,-.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, aangezien de schade onvoldoende is onderbouwd. Volgens de raadsman moet per project worden bepaald of marktconform is gewerkt. Voorts heeft de raadsman verzocht niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover de vordering betrekking heeft op schade die Vestia stelt te hebben geleden doordat zij BTW heeft voldaan verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. Behandeling van dit deel van de vordering is een onevenredige belasting van het toch al omvangrijke strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vestia heeft een gedeelte van het in feit 4 genoemde bedrag van € 802.993,89 gevorderd, te weten:
  • een bedrag van € 408.997 (facturen van [medeverdachte 3] aan Vestia, voor een bedrag van € 24.000,- betaald via [bedrijf 2]),
  • een bedrag van € 50.000 ([bedrijf 4]),
  • bedragen van € 9.363 ([adres 3]), € 21.200 (BOG/[adres 9]) en € 61.190 (project [adres 8] van [medeverdachte 5]) en
  • een bedrag van € 50.000,- (project [project 3] met [medeverdachte 7]).
De onder 4. bewezenverklaarde handelingen van verdachte en zijn mededaders hebben rechtstreeks schade veroorzaakt bij Vestia voor een bedrag van € 600.650,80. Zoals blijkt uit de bewijsmiddelen en -overwegingen is daarbij niet van belang of marktconform is gewerkt. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot dit bedrag, bestaande uit materiële schade.
In verband met de hoofdelijkheid wordt de wettelijke rente over deze vordering evenals over de vordering jegens medeverdachte toegewezen met ingang van 7 november 2018. De schade is voordien ontstaan.
Aangezien de vordering wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, begroot op nihil, en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding wordt toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Vestia heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, omdat inning door het CJIB veel effectiever en (kosten)efficiënter is dan inning door haarzelf. De maatregel kan voorkomen dat haar kosten verder oplopen. Daarbij kan de met de schadevergoedingsmaatregel samenhangende gijzeling een passend drukmiddel zijn om tot betaling te bewegen, aldus Vestia.
Overwogen wordt het volgende. De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijk maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel mogelijk uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het openbaar ministerie (de Nederlandse Staat).
Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in dit geval niet passend. De rechtbank ziet geen aanleiding de kosten van inning via de schadevergoedingsmaatregel af te wentelen op de Staat. Uit de reeds getroffen schikkingen met andere verdachten blijkt verder dat Vestia in staat is om zelf de incasso van heden toegewezen vordering ter hand te nemen. Eventueel staat haar daarbij de mogelijkheid van lijfsdwang via 585 e.v. van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienste.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 en 2 genummerde voorwerpen (een personenauto van het merk BMW, type X6 en een geldbedrag van € 41.450,-) zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerp, verbeurdverklaren. Voorwerp 1 (een BMW X6 personenauto) is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze personenauto aan de verdachte toebehoort en geheel of grotendeels door middel van het onder 7. bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.
Voorwerp 2 (€ 41.450 aan contanten) is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien het geldbedrag aan de verdachte toebehoort en feit 7. met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 47, 57, 225, 326, 328ter, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
ten aanzien van feit 2
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5
medeplegen van aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan en nagelaten, een gift en belofte doen van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 7
witwassen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van Stichting Vestia toe tot een bedrag van
€ 600.650,80;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5], in die zin dat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Stichting Vestia te betalen een bedrag van € 91.654,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8], in die zin dat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Stichting Vestia te betalen een bedrag van € 24.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader [medeverdachte 1], in die zin dat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Stichting Vestia te betalen een bedrag van € 484.997,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van Stichting Vestia, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als zijn mededaders [medeverdachte 1], [medeverdachte 8] of [medeverdachte 5] geheel of gedeeltelijk aan Stichting Vestia hebben betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek en W.H. Ng, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2021.
Bijlage I: de tenlastegelegde feiten
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Steenbergen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), opzettelijk een vals en/of valselijk opgemaakt geschrift, te weten een schuldbekentenis dd. 20 oktober 2016 (DOC-003), voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat in die schuldbekentenis valselijk in strijd met de waarheid vermeld was dat hij, verdachte, en [getuige 5] ter leen een geldbedrag hebben ontvangen van 70.000 euro van [bedrijf 11], tegen een rente van 5 procent per jaar;
2.
Hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 februari 2015 tot en met 3 juli 2018 te Steenbergen en/of Rotterdam en/of Barendrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermaals, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, te weten:
1) een of meerdere offerte(s) en/of calculatie(s) en/of factu(u)ren, (telkens) op naam van [medeverdachte 3], gericht aan Vestia, te weten/waaronder:
- ( een) factu(u)r(en) dd. 8 mei 2015 (15009 en/of 15010 en/of 15011) (DOC-028-3, -4 en -5); en/of
- ( een) factuur dd. 23 september 2015 (15026) (DOC-028-7); en/of
- ( een) factu(u)r(en) dd. 29 april 2015 (15007 en/of 15008) (DOC-028-6; DOC-040-5); en/of
- een offerte en/of calculatie dd. 9 november 2015 ter hoogte van 7.245,88 euro exclusief BTW (DOC-249-2); en/of (een) factu(u)r(en) dd. 8 december 2015 (15059) en/of 2 maart 2016 (1611) en/of 2 februari 2017 (17003), (met betrekking tot contractonderhoud aan galerijen complex 1167073) (DOC-249-5a, -6a, -7a); en/of
- ( een) factu(u)r(en) dd. 27 november 2015, factuurnummer(s) 15050 en/of 15051 en/of 15052 (DOC-041-5, -6 en -7); en/of
- een offerte en/of calculatie dd. 3 juli 2015 ter hoogte van 85.000,00 euro exclusief BTW (DOC-029-4) en/of (een) factu(u)r(en) dd. 10 augustus 2015 (15017) en/of 27 januari 2016 (16002) en/of 13 maart 2017 (16004) en/of 3 juli 2018 (18011) (met betrekking tot het reinigen van dakgoten complex 11521072 (DOC-029-5; DOC-030-3; DOC-129-1; DOC-129-18); en/of
- ( een) factu(u)r(en) dd. 15 december 2015 (15067) en/of 22 december 2015 (15069) (met betrekking tot meerwerk reinigen dakgoten) (DOC-030-1 en -2); en/of
- een factuur dd. 28 december 2015 (15073) (DOC-038c); en/of
- een (ongedateerde) offerte en/of calculatie ter zake 'Vervangen Hemelwaterafvoeren' (DOC-247-5 t/m 11) en/of (een) factu(u)r(en) dd. 7 december 2015 (15054 t/m 15058) en/of 14 december 2015 (15062 en/of 15064) en/of 15 december 2015 (15061) en/of 16 december 2015 (15063 en/of 15065)
(DOC-248-1 t/m -10); en/of
- een offerte dd. 4 juli 2016 met offertenummer 2016-0028 ter hoogte van 106.751,45 euro inclusief BTW betreffende het vervangen van de raamrubbers Complex 1100040 (DOC-042-17b/c) en/of (een) factu(u)r(en) dd. 9 augustus 2016 (16027 en/of 16028) en/of 1 september 2016 (16034 en/of 16035) en/of 23 september 2016 (16037 en/of 16038) en/of 18 oktober 2016 (16040 en/of 16041) en/of 25 oktober 2016 (16044) (met betrekking tot onderhoud kitwerk [complex 1]) (DOC-042-29 t/m 36; DOC-042-11); en/of
- een offerte en/of calculatie dd. 28 februari 2017 met offertenummer 2017-0007 ter hoogte van 115.200,00 euro exclusief BTW betreffende diverse werkzaamheden op [adres 2] te Rotterdam (DOC-136-b/c); en/of
- een offerte dd. 26 juni 2015 betreffende werkzaamheden aan [project 2] te Rotterdam (DOC-064-a t/m -c);
en/of
2) een offerte en/of calculatie op naam van [medeverdachte 3], gericht aan Vestia dd. 11 mei 2015 betreffende schilderwerk VVE [naam VVE 1] (DOC-053-2/3) en/of een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [medeverdachte 3] gericht aan VVE [naam VVE 1] dd. 25 oktober 2015 (15041) en/of 10 december 2015 (15060) en/of 15 december 2015 (15066) en/of 2 maart 2016
(16009), (DOC-059-4, -6, -8. en -10);
en/of
3) (een) of meerdere offerte(s) en/of calculatie(s) dd. 13 juli 2016 (DOC-043-10a t/m -c en DOC-043-11 a/b) en/of (een) factu(u)r(e)n dd. 24 augustus 2016 (SW16001 t/m -4) en/of 23 september 2016 (SW16005 en/of SW16006) en/of 25 oktober 2016 (SW16008 en/of SW16008) en/of 18 november 2016 (SW16009 en/of SW16010) (betreffende anti slip strips) (DOC-043-16 t/m -25), (telkens)
op naam van [bedrijf 4].,
en/of
4) een of meerdere offerte(s) en/of calculatie(s), op naam van
- [ medeverdachte 6] dd. 26 juni 2015 (DOC-063a t/m -j) en/of dd. 3 mei 2016 (DOC-227-6a t/m -i) en/of dd. 1 maart 2017 (DOC-136-7d/e); en/of
- [ bedrijf 6] .dd. 9 februari 2017 (DOC-136-6b t/m -e); en/of
- [ medeverdachte 7] dd. 21 oktober 2016 (DOC-151-2a/b);
althans een of meerdere offerte(s) en/of calculatie(s) en/of factu(u)r(en) gericht aan Vestia en/of VVE [naam VVE 1],
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die offerte(s) en/of calculatie(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid (een) bedrag(en) vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat/die (veel) hoger was/waren dan de/het werkelijke/oorspronkelijke bedrag(en) voor de betreffende
werkzaamheden en/of op die factu(u)r(en) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden, die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2015 tot en met 5 december 2016 te Steenbergen en/of Barendrecht en/of Roosendaal en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermaals, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [medeverdachte 3] gericht aan
- [ medeverdachte 6] (DOC-074a t/m -c; DOC-110-19b; DOC-250a t/m c; DOC-251) en/of
- [ bedrijf 9] (DOC-039-8); en/of
- [ medeverdachte 7] (DOC-073a en -b),
althans een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [medeverdachte 3]
en/of een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [bedrijf 5]., gericht aan [medeverdachte 3] (DOC-050-2 t/, -5 en/of DOC-050-9 t/m -11),
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen opmaken en/of laten opmaken en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s), (telkens) valselijk in strijd met de waarheid op genoemde factu(u)r(en) werkzaamheden vermeld en/of geschreven en/of opgenomen, en/althans door een ander(en) doen en/of laten vermelden en/of schrijven en/of opnemen, die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang door hem, verdachte (of diens vennootschap(pen)) waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
Hij in de periode van omstreeks 2 februari 2015 tot en met 17 oktober 2018 te Steenbergen en/of Barendrecht en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermaals, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens),
- ( een) offerte(s) en/of (een) calculatie(s) verzonden en/of doen toekomen aan Vestia, waarin (een) bedrag(en) was/waren vermeld dat/die (veel) hoger was/waren dan de/het werkelijke/oorspronkelijke bedrag(en) voor de betreffende werkzaamheden, en/of waarin (een) bedrag(en) was/waren vermeld
waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Vestia als senior vastgoedbeheer en/of medewerker sociaal beheer), en hem, verdachte, en/of zijn mededader(s); en/of
- ( een) opdracht(en) van Vestia (voor dat/die opgehoogde en/of aangepaste en/of afgestemde bedrag(en)), gegund en/of laten/doen gunnen aan [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 4] en/of zijn mededader(s); en/of
- het/de bedrag(en) van de (opgehoogde en/of aangepaste en/of afgestemde) offerte(s) vermeld en/of laten/doen vermelden in (een) opdrachtformulier(en); en/of
- factu(u)r(en) gezonden aan en/of ingediend en/of doen/laten zenden en/of indienen bij Vestia, terwijl het/de op die factu(u)r(en) vermelde werkzaamheden in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden; en/of
- deze factu(u)r(en) betaalbaar gesteld en/of geaccordeerd bij/namens Vestia en/of betaald en/of doen betalen door/namens Vestia; en/of
- ( telkens) tegenover Vestia verzwegen en/of verborgen gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (geoffreerde en/of gefactureerde) bedrag(en) afstemming had plaatsgevonden en/of een (verborgen of verzwegen) vergoeding en/of betaling aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), was inbegrepen en/of overeengekomen,
waardoor Vestia werd bewogen tot afgifte van een of meerdere contract(en) aan [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 4] en/of zijn, verdachtes, mededader(s) en/of tot afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 802.993,89 euro (ZPV-3 p. 0213), althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) en/of goed(eren);
5.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 2 december 2015 tot en met 17 oktober 2018 te Steenbergen en/of Rotterdam en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
Aan [medeverdachte 1], geboren [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als (senior) vastgoedbeheerder bij woningcorporatie Vestia, en/of aan [medeverdachte 2], geboren[geboortedatum medeverdachte 2] te [geboorteplaats medeverdachte 2], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij woningcorporatie Vestia,
naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun betrekking(en) heeft/hebben gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zou/zullen/zouden doen en/of nalaten,
meermalen, althans eenmaal, (een) belofte(n), te weten de belofte om (een percentage/deel van de) bedragen die [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 4] en/of [medeverdachte 6] en/of [bedrijf 10] en/of [medeverdachte 7] en/of [bedrijf 9] en/of andere (derde) partijen ontvingen of zouden gaan ontvangen voor werkzaamheden voor Vestia, (volgens een vaste verdeelsleutel) te verdelen met en/of af te dragen/te betalen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], in elk geval een of meerdere belofte(n) heeft gedaan
en/of gift(en), te weten gereedschappen (ter waarde van 4.480,56 of daaromtrent; AMB-134), en/of een keuken (ter waarde van 15.525 euro of daaromtrent; AMB-136) en/of meubelen (ter waarde van 16.742,80 euro of daaromtrent; AMB-130) en/of een of meerdere geldbedrag(en) ter hoogte van (in
totaal):
- 7.398,91 euro en/of 4.500 euro exclusief BTW (betalingen van [medeverdachte 3]. aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 3]; AMB-142 p. 2139; AMB-143 p. 2153); en/of
- 41.095,36 euro inclusief BTW (23.837,00 + 17.258,36 euro via [bedrijf 5] aan [bedrijf 1]); en/of
- 35.226,73 euro inclusief BTW (17.605,50 + 17.621,23 euro via [bedrijf 5] aan [bedrijf 3]); en/of
- 24.250 euro exclusief BTW (via [bedrijf 9] en/of [bedrijf 11].); en/of
- 24.000 euro, althans 15.400 euro exclusief BTW (Via [bedrijf 2]),
in elk geval een of meerdere goed(eren) en/of geldbedrag(en) heeft gedaan,
van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] had(den) gehandeld en/of zou(den) handelen in strijd met zijn/hun plicht;
6.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 2 februari 2015 tot en met 17 oktober 2018 (telkens) te Steenbergen en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van een of meer (grote) geldbedrag(en), te weten:
- 874.383,69 euro (AMB-029c p. 1294); en/of
- 131.869,43 euro (188.384,90 euro - 37.676,98 euro - 18.838,49 euro; AMB-039
p. 1351); en/of
- 313.124,34 ( AMB-057 p. 1513; DOC-062-5); en/of
- 50.000 euro (AMB-066 p. 1578); en/of
- 65.450 euro (AMB-029a
althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) een of meer (grote) geldbedrag(en) en/of goederen, te weten:
- 874.383,69 euro (AMB-029c p. 1294); en/of
- 131.869,43 euro (188.384,90 euro - 37.676,98 euro - 18.838,49 euro; AMB-039
p. 1351); en/of
- 313.124,34 ( AMB-057 p. 1513; DOC-062-5); en/of
- 50.000 euro (AMB-066 p. 1578); en/of
althans een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en),althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven
goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
7.
Hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 oktober 2016 tot en met 16 mei 2017 te Steenbergen, althans (elders) in Nederland, en/of Westmalle, althans in België, van een (contant) geldbedrag(en) van 41.450 euro (aangetroffen op 16 mei 2017 in zijn, verdachtes, woning), en/of 50.500 euro (aanbetaald voor een BMW X6, kenteken [kenteken]) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of genoemd (contante) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van genoemd(e) (contante) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en),althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.