ECLI:NL:RBDHA:2021:14425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
09/993011-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraudezaak tegen Mega Ikszes met omkoping en valsheid in geschrifte bij woningcorporatie Vestia

In een omvangrijke fraudezaak zijn 19 personen en 14 bedrijven veroordeeld voor omkoping, oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen, waarbij de Rotterdamse woningcorporatie Vestia het slachtoffer was. Twee medewerkers van Vestia hebben zich laten omkopen door schoonmaak- en onderhoudsbedrijven in ruil voor gunning van contracten. Tussen 2015 en 2018 werden afspraken gemaakt met verschillende bedrijven, waarbij de aanbestedingsprocedure werd gemanipuleerd. De medewerkers gaven bedrijven de kans om hun offertes aan te passen na de deadline, waardoor ze als beste uit de bus kwamen. Vestia, in de veronderstelling dat de aanbestedingsregels waren gevolgd, tekende contracten en betaalde vervalste rekeningen. De rechtbank legde een geldboete van € 50.000,- op aan een van de veroordeelden, die grote bedragen had betaald aan de Vestia-medewerkers voor de gunning van opdrachten. De zaak kwam aan het licht door een ander strafrechtelijk onderzoek, waarbij verdeelplannen en valse facturen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift, omkoping en oplichting van Vestia, en dat de handelingen in de sfeer van de rechtspersoon plaatsvonden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/993011-20
Datum uitspraak: 24 december 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
gevestigd: [adres], [vestigingsplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 en 25 november 2021 en 1 en 2 december 2021 (inhoudelijke behandeling) en 10 december 2021 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.C. Schaafsma en V.A.M.G. van de Bilt (hierna: de officieren van justitie) en van hetgeen namens de verdachte en haar raadsman mr. M.E. Pennings naar voren is gebracht.
De verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de bestuurders van de verdachte.
De officieren van justitie hebben op de terechtzitting van 25 november 2021 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Aanleiding onderzoek: aantreffen verdeelplannen
In het kader van een (ander) strafrechtelijk fraudeonderzoek zijn eind 2016 twee mobiele telefoonnummers opgenomen en uitgeluisterd. De gebruiker van deze nummers voerde in deze periode onder meer gesprekken met [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]). [medeverdachte 3] had verschillende vennootschappen op naam staan, waarmee werkzaamheden voor derden werden verricht.
In een uitgeluisterd gesprek van 4 oktober 2016 vroeg [medeverdachte 3] aan zijn gesprekspartner of deze een fictieve leningsovereenkomst kon verzorgen – uiteindelijk ten bedrage van € 70.000 – ter verantwoording van de aankoop van een BMW X6.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 3] op 16 mei 2017 werd een bedrag van € 41.450 aan contanten aangetroffen, een leningsovereenkomst, alsook USB-sticks en externe harde schijven met daarop verschillende excel-bestanden genaamd ‘verdeelplan’. Deze verdeelplannen hadden kolommen getiteld: ‘bedrag opdracht’; ‘omschrijving’; ‘uitgevoerd’; en ‘te verdelen’. Drie andere kolommen hadden als titel de letters ‘J’, ‘M’ en ‘C’.
Op grond van deze (en andere) bevindingen is het vermoeden ontstaan dat [medeverdachte 3] betrokken was bij zogenaamde ‘kickback’-constructies met andere (rechts)personen ten behoeve van werkzaamheden die werden uitbesteed door woningcorporatie Vestia. Dat was de aanleiding voor het starten van het onderzoek ‘Ikszes’.
Betrokkenheid medewerkers Vestia
Uit nader onderzoek naar de gegevensdrager die bij [medeverdachte 3] waren aangetroffen bleek dat diverse e-mailberichten waren verstuurd of ontvangen met een verdeelplan als bijlage. Deze e-mailberichten waren gericht aan of afkomstig van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Beiden waren in de onderzoeksperiode – van 2015 tot en met medio 2018 – werkzaam bij de Rotterdamse woningcorporatie Vestia: [medeverdachte 4] als senior vastgoedbeheerder, [medeverdachte 5] als medewerker sociaal beheer.
Als senior vastgoedbeheerder was [medeverdachte 4] belast met het voorbereiden en laten uitvoeren van planmatig onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden aan verschillende panden van Vestia. Bij de totstandkoming van de onderhouds- en schoonmaakplannen bracht [medeverdachte 5] als medewerker sociaal beheer de wensen en behoeften in van gebruikers van de panden. [medeverdachte 4] had naast zijn werk voor Vestia sinds 1 mei 2015 een eigen adviesbureau: een eenmanszaak handelend onder de naam [bedrijf 1]. [medeverdachte 5] had eveneens naast zijn baan bij Vestia een eigen bedrijfje, hoewel dat formeel gezien op naam stond van zijn echtgenote, te weten [bedrijf 2].
Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 4] op 7 november 2018 werd een harde schijf aangetroffen met verdeelplannen (over 2017) die nog niet eerder in het onderzoek waren betrokken. Ook werd een notitieboekje aangetroffen met aantekeningen die betrekking hadden op bedragen en de personen tussen wie dat bedrag verdeeld zou worden.
Onderzoek naar bankrekeningen en facturen
Naar aanleiding van het aantreffen van de verdeelplannen is er onderzoek verricht naar verschillende bankrekeningen van (bedrijven van) [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3]. Zodoende kwamen meerdere personen en bedrijven naar voren die mogelijk te maken hadden met de eerder genoemde kickback constructies bij het uitbesteden van werkzaamheden door Vestia.
Betrokkenheid verdachte
Uit het onderzoek naar de bankrekeningen kwam naar voren dat meerdere bedrijven, die werkzaamheden uitvoerden voor en in rekening brachten aan Vestia, betalingen hadden gedaan aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], zowel rechtstreeks als via derde (rechts)personen. Daarbij kwam de naam [bedrijf 3], enig aandeelhouder van [verdachte] en [medeverdachte 6] naar voren.
Bij Vestia werden in de eerste helft van 2015 de schoonmaakopdrachten van meerdere wooncomplexen in Rotterdam-Zuid opnieuw aanbesteed. Door medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] werd het plan bedacht om hier aan te verdienen door met schoonmaakbedrijven af te spreken dat zij in ruil voor de gunning van de opdracht door Vestia 10% van de omzet als steekpenningen aan [medeverdachte 7], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] zouden betalen. [medeverdachte 7] heeft als tussenpersoon (de bestuurders van) [verdachte] en [medeverdachte 6] benaderd met dit voorstel en zij zijn daarop ingegaan.
Aangifte Vestia
Bij brief van 29 december 2020 heeft Vestia aangifte gedaan van valsheid in geschrift, oplichting, verduistering (in dienstbetrekking), niet-ambtelijk omkoping en (gewoonte)witwassen. Destijds werd de schade veroorzaakt door deze strafbare feiten geschat op een bedrag tussen de € 2 en € 4 miljoen, daargelaten de kosten gemoeid met juridische bijstand, onderzoekskosten en schadeafwikkeling. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn ontslagen.
Medeverdachten
In de loop van het onderzoek Ikszes zijn naast [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] 54 (rechts)personen aangemerkt als verdachten. De zaken van 33 verdachten worden thans door deze rechtbank behandeld.
Behandeling door rechtbank Den Haag
Aanvankelijk was het voornemen van de officieren van justitie om de verdachten te vervolgen bij de rechtbank Rotterdam. Nadat gebleken was dat één van [medeverdachte 8] tot eind 2019 werkzaamheden had verricht op die rechtbank, is de strafzaak bij beschikking van 22 januari 2020 – op grond van het bepaalde in artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie – ter verdere behandeling naar de rechtbank Den Haag verwezen.
Tenlastegelegde feiten
Kort gezegd wordt aan de verdachte verweten dat zij valsheid in geschrift heeft gepleegd, tezamen en in vereniging met anderen, door offertes ten aanzien van “glasbewassing [wijk 1]”, “schoonmaakonderhoud [wijk 1]”, “schoonmaakonderhoud [wijk 2]”, “glasbewassing [wijk 2]”, “schoonmaakonderhoud [wijk 3]” en “glasbewassing [wijk 3]” gericht aan Vestia valselijk op te maken en daar gebruik van te maken (feit 1).
Daarnaast is aan de verdachte tenlastegelegd dat zij, in vereniging met anderen, facturen valselijk heeft opgemaakt, te weten facturen op naam van [medeverdachte 9] aan [verdachte] en facturen op naam van [bedrijf 4] aan [medeverdachte 6] en het voorhanden hebben hiervan (feit 2).
Voorts wordt de verdachte verweten dat zij twee medewerkers van Vestia, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4], heeft omgekocht voor geldbedragen van € 118.730,04 (via [medeverdachte 9]) en € 6.235,72 [bedrijf 5] en € 237.620,73 (via [bedrijf 4]) (feit 3).
Daarnaast wordt haar verweten dat zij Vestia heeft opgelicht door in het kader van de aanbesteding van schoonmaakcontracten door verschillende schoonmaakbedrijven valselijk opgemaakte offertes in te dienen bij Vestia waarna deze bedrijven aanbestedingen gegund kregen, terwijl hierover overleg en afstemming had plaatsgevonden en met die bedrijven was afgesproken dat zij verdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] hiervoor vergoedingen zouden betalen waardoor Vestia werd bewogen om onderhoudsovereenkomsten aan te gaan met deze schoonmaakbedrijven en vervolgens is opgelicht voor de aanneemsom van € 351.707,21 (feit 4).
Tot slot is aan de verdachte tenlastegelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door van drie geldbedragen, te weten € 118.730,04 (via [medeverdachte 9]), € 6.235,72 [bedrijf 5] en € 237.620,73 (via [bedrijf 4]), de aard en herkomst te verhullen en deze bedragen om te zetten (feit 5).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
In het voorjaar van 2015 heeft [medeverdachte 7], op verzoek van [medeverdachte 5], drie schoonmaakbedrijven benaderd met de vraag of zij interesse hadden in aanbesteding van Vestia, waarbij de opdracht aan hen gegund zou worden als zij bereid waren om gedurende de contractperiode 10% van de omzet aan [medeverdachte 7] en twee personen van Vestia af te staan. [medeverdachte 7] heeft dit onder andere aan de bestuurders van [verdachte] en [medeverdachte 6] voorgelegd. Zij waren bereid om hier aan mee te werken.
Vestia heeft vervolgens een uitvraag gedaan bij meerdere schoonmaakbedrijven, waaronder ook [verdachte], om uiterlijk 17 april 2015 een offerte in te dienen. [medeverdachte 5] heeft een overzicht gemaakt van alle ingezonden offertes. Dat overzicht bevat de geoffreerde prijzen per partij per te verdelen wijk voor de schoonmaak enerzijds en de glasbewassing anderzijds. [medeverdachte 4] heeft vervolgens selectiecriteria opgesteld – waaronder de prijs – aan de hand waarvan de offertes werden beoordeeld en punten aan partijen werden toegekend. In een volgend overzicht werden de bedragen bij verdachte en twee andere bedrijven, te weten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] (en niet bij de andere aanbieders) zodanig aangepast dat deze drie partijen, mede op basis van de opgestelde selectiecriteria, steeds voor één of meer wijken als beste uit de bus kwamen.
Vervolgens is aan verdachte, [medeverdachte 10] en [medeverdachte 8] de gelegenheid geboden om de reeds ingediende offerte aan te passen met de door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] vastgestelde bedragen. De nieuwe offertes zijn op 1 mei 2015 ingediend bij Vestia, terwijl de sluitingsdatum 17 april 2015 was. Op de nieuwe offertes is de datum niet aangepast waardoor deze nog steeds op 17 april 2015 stond. Door op deze nieuwe, pas op 1 mei 2015 ingediende offertes, de oude (inlever)datum te laten staan, is sprake van een antedatering.
Vestia heeft een deel van de schoonmaakopdrachten aan [verdachte] gegund op grond van de aangepaste en geantedateerde offertes. De rechtbank stelt vast dat door het aanpassen en antedateren deze offertes valselijk zijn opgemaakt door [verdachte] en zijn gebruikt ter verkrijging van onderhoudsovereenkomsten van Vestia.
Om het afgesproken deel van de betalingen van verdachte vervolgens bij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] te krijgen heeft [medeverdachte 7] via zijn bedrijven [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9]) en [bedrijf 5] gefactureerd aan [verdachte]. Op enig moment werd de rol van [medeverdachte 7] als tussenpersoon overgenomen door de vader van [medeverdachte 4] met zijn bedrijf [bedrijf 4]. Dit bedrijf stuurde facturen aan [medeverdachte 6].
Op de facturen werden onder andere werkzaamheden als ‘commerciële ondersteuning’ dan wel ‘bouwkundige adviezen’ vermeld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de facturen zien op de afspraak om 10% van de opdrachtsom te betalen aan [medeverdachte 7], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in ruil voor gunning van het werk. Die afspraak kwalificeert, zoals hierna wordt overwogen, als omkoping. De omschrijving op de facturen zijn louter bedoeld om deze omkoping en de bijbehorende geldstroom een titel te verschaffen en de werkelijke aard van de betaalstroom te verhullen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de facturen valselijk zijn opgemaakt en dat de facturen zijn gebruikt door deze aan genoemde bedrijven te versturen.
De verdachte heeft valse offertes aan Vestia opgemaakt. [medeverdachte 9], [bedrijf 5] en later [bedrijf 4] hebben valse facturen opgemaakt en aan [verdachte] en [medeverdachte 6] gezonden om betaling van de omzetfee aan – uiteindelijk - [medeverdachte 7], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] mogelijk te maken. Daarbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De feiten 1 en 2 kunnen dan ook bewezen worden verklaard.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [verdachte] en [medeverdachte 6] geldbedragen van € 118.730,04 (via [medeverdachte 9]), € 6.235,72 (via [bedrijf 5]) en € 237.620,73 (via [bedrijf 4]) aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben betaald en dat dit giften zijn van [verdachte] en [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] om overeenkomsten met Vestia te verkrijgen en te behouden. Uit het verhoor van verdachte [medeverdachte 5] en getuige [getuige 1] volgt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] geen toestemming hadden mee te werken aan de ‘bemiddelingswerkzaamheden’ en hiervoor een vergoeding van die bedrijven te ontvangen, zodat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben gehandeld in strijd met hun plicht. Gelet op de voornoemde afspraken die met [medeverdachte 7] zijn gemaakt en de verhullende omschrijvingen op de facturen aan [verdachte] en [medeverdachte 6], is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs kon en moest weten dat de [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in strijd met hun plicht handelden. De rechtbank verklaart feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben willens en wetens valse offertes opgesteld en ingediend bij Vestia. Samen hebben zij het offertetraject gemanipuleerd. Dat heeft ertoe geleid dat Vestia schoonmaakovereenkomsten met [verdachte] is aangegaan en haar heeft betaald voor de door haar verrichte schoonmaakwerkzaamheden. [verdachte] en [medeverdachte 6] hebben een bedrag van 10% van de contractwaarde betaald aan [medeverdachte 9], [bedrijf 5] en [bedrijf 4] in de wetenschap dat een deel daarvan aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] werd doorbetaald. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat [verdachte], [medeverdachte 6] en haar medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Vestia.
Namens de verdachte is betoogd dat er van oplichting geen sprake kan zijn, omdat Vestia niet is benadeeld. De geoffreerde prijs voor het werk was marktconform en paste binnen de onderhoudsbegroting van Vestia, terwijl de omzetfee uit eigen zak werd betaald, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat het ontbreken van nadeel niet relevant is voor de strafrechtelijke beoordeling van de verweten feiten en de kwalificatie ervan. Het gaat erom dat de verdachte en zijn mededaders onderling al hadden afgesproken aan wie het werk zou worden toegekend en tegen welke prijs, maar tegenover Vestia hebben gedaan alsof de regels van de (openbare) aanbestedingsprocedure waren gevolgd. Door die listige kunstgrepen en dit samenweefsel van verdichtsels is bij Vestia een onjuiste voorstelling van zaken ontstaan en is Vestia er toe bewogen het werk toe te kennen aan de verdachte. De rechtbank verklaart de tenlastegelegde oplichting onder feit 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vestia is opgelicht door verdachte bij het aangaan van schoonmaakovereenkomsten met haar. De aanneemsom die Vestia op grond van de overeenkomsten aan verdachte heeft betaald is daardoor van misdrijf afkomstig. [verdachte] en [medeverdachte 6] hebben (ongeveer) 10% van die aanneemsom, in totaal geldbedragen € 118.730,04 (via [medeverdachte 9]), € 6.235,72 (via [bedrijf 5]) en € 237.620,73 (via [bedrijf 4]), overgemaakt aan [medeverdachte 9], [bedrijf 5] en [bedrijf 4]. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat voor wat deze geldbedragen betreft sprake is van omzetting, door deze over te boeken naar voornoemde bedrijven, terwijl zij, [verdachte] en [medeverdachte 6], wisten dat dit uit eigen misdrijf afkomstig was. Gelet op de periode en de regelmaat waarmee de frauduleuze handelingen zijn gepleegd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van gewoontewitwassen.
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De rechtbank overweegt dat de strafbare handelingen werden verricht door of onder verantwoordelijkheid van de bestuurders van het bedrijf. Deze handelingen paste in de normale bedrijfsvoering van [verdachte] en er werd over een langere periode met regelmaat op deze wijze gehandeld. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de handelingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en dat de rechtspersoon derhalve als dader van de tenlastegelegde feiten kan worden aangemerkt.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. zij in de periode van 17 april 2015 tot en met
mei 2015in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt te weten:
‐ een offerte met nr. 150417J ter hoogte van 26.346,56 euro exclusief BTW voor
“Glasbewassing [wijk 1]”, met datum
17april 2015 ( DOC‐215‐15e) en
‐ een offerte met nr. 150417I ter hoogte van 119.954,51 euro exclusief BTW voor
“Schoonmaakonderhoud [wijk 1]”, met datum
17april 2015 ( DOC‐215‐15f) en
‐ een offerte met nr. 150417A ter hoogte van 174.133,57 exclusief BTW voor
“Schoonmaakonderhoud [wijk 2]”, met datum
17april 2015 ( DOC‐215‐15g) en
‐ een offerte met nr. 150417B ter hoogte van 23.138,80 exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 2]”, met datum
17april 2015 (DOC‐215‐15h) en
‐ een offerte met nr. 150417M ter hoogte van 6.835,85 exclusief BTW voor
“Schoonmaakonderhoud [wijk 3]”, met datum
17april 2015 (DOC‐215‐15i) en
‐ een offerte met nr. 150417N ter hoogte van 466.82 exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 3]”, met datum
17april 2015 ( DOC‐215‐15j),
hebbende zij, verdachte, en haar mededaders bedragen op deze offertes aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offertes en deze offertes geantedateerd zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
zij in de periode van 17 april 2015 tot en met
mei 2015in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van genoemde valselijk opgemaakte offertes en deze voorhanden hebben gehad als ware zij echt en onvervalst, terwijl zij wist dat deze geschriften bestemd waren tot zodanig gebruik, bestaande die valsheid hieruit dat bedragen op deze offertes waren aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offertes en deze offertes en calculaties waren geantedateerd en bestaande dat gebruikmaken hieruit dat zij, verdachte, genoemde offertes heeft doen toekomen aan Vestia;
2. zij in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 17 januari 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt te weten
‐ meerdere facturen telkens op naam van [medeverdachte 9] (verder: [medeverdachte 9]) gericht aan [verdachte]/ter attentie van [medeverdachte 2], (DOC‐103‐1 tot en met DOC 103‐13) en
‐ meerdere facturen telkens op naam van [bedrijf 4]
gericht aan [medeverdachte 6], (DOC 078a, DOC‐080a/c, DOC‐085‐2, ‐4, en ‐6; DOC en DOC 099‐1 tot en met DOC 099‐19),
hebbende zij, verdachte, en haar mededaders op die facturen valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld, die in werkelijkheid niet of niet in die omvang waren verricht, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
zij in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 17 januari 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk genoemde valselijk opgemaakte facturen voorhanden heeft gehad als ware zij echt en onvervalst, terwijl zij wist dat deze geschriften bestemd waren om te gebruiken als zijnde echt en onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat op deze facturen werkzaamheden waren vermeld die in werkelijkheid niet of niet in die omvang waren verricht.
3. zij in de periode van 6 januari 2015 tot en met 7 november 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, aan [medeverdachte 4], geboren [geboortedatum medeverdachte 4] te [geboorteplaats medeverdachte 4], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als (senior) vastgoedbeheerder bij Vestia, en aan [medeverdachte 5], geboren [geboortedatum medeverdachte 5] te [geboorteplaats medeverdachte 5], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij Vestia, naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], in strijd met hun plicht in hun betrekkingen hebben gedaan een belofte, te weten de toezegging/instemming om, via [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] en [bedrijf 5] en [bedrijf 4], die [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] geldbedragen te betalen, en giften van in totaal 362.586,49 euro, bestaande uit
‐ (via [medeverdachte 9]) 101.068,88 + 17.661,16 = 118.730,04 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB 125, p.1939) en
‐ (via [bedrijf 5]) 4.746,92 + 1.488,80 = 6.235,72 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB‐125, p. 1940) en
‐ (via[bedrijf 4]:) 237.620,73 euro ( AMB 140, p. 2032)
door tussenkomst van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] en [bedrijf 4],
heeft gedaan, van die aard en onder zodanige omstandigheden dat zij, verdachte, redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hadden gehandeld of zouden handelen in strijd met hun plicht;
4. zij in de periode van omstreeks 6 januari 2015 tot en met 7 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermaals, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld, hebbende zij, verdachte, en haar mededaders, telkens met betrekking tot de gunning door Vestia van meerdere opdrachten voor schoonmaakonderhoud en glasbewassing,
‐ op of omstreeks 1 mei 2015 een offerte en een calculatie verzonden en doen toekomen aan Vestia, welke waren aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offerte en calculatie van haar, verdachte, en was geantedateerd en waarin een bedrag was vermeld waarover vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen haar, verdachte, en haar mededaders en
‐ uit hoofde van hun dienstbetrekkingen van senior vastgoedbeheerder en medewerker sociaal beheer in een memo gedateerd 8 mei 2015 (DOC‐215‐18b, ‐c en –d), gericht aan het MT Hilledijk van Vestia, de prijzen van alle deelnemende partijen vermeld en selectiecriteria vermeld, en drie partijen (te weten [medeverdachte 10], [bedrijf 3] en [medeverdachte 8]) de hoogste scores toegekend, en die memo verzonden/doen toekomen aan de manager sociaal beheer & leefomgeving en andere medewerkers van Vestia en
‐ aldus de opdrachten, wat betreft de wijken [wijk 1], [wijk 2] en [wijk 3], doen/laten gunnen aan haar, verdachte, althans het managementteam van Vestia geadviseerd/aangestuurd om de opdrachten in genoemde wijken te gunnen aan haar, verdachte en
‐ facturen gezonden aan en ingediend bij Vestia en
‐ telkens tegenover Vestia verzwegen en verborgen gehouden dat er met betrekking tot de (overeengekomen en gefactureerde) vergoedingen voor het verrichten van werkzaamheden of diensten ten behoeve van Vestia door haar, verdachte, een (verborgen of verzwegen) vergoeding en betaling aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] was inbegrepen en overeengekomen, waardoor Vestia werd bewogen tot
het aangaan vaneen schriftelijke "Onderhoudsovereenkomst voor contractonderhoud Schoonmaak onderhoud” d.d. 20‐05‐2015 (DOC‐215‐21) voor de aanneemsom van 351.707,21 euro exclusief BTW en tot afgifte van een geldbedrag van in totaal 351.707,21 euro exclusief BTW.
5. zij in de periode vanaf 1 juli 2015 tot en met 30 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, van een geldbedrag, te weten een geldbedrag van in totaal 362.586,49 euro, namelijk
‐ (via [medeverdachte 9]) 101.068,88 + 17.661,16 = 118.730,04 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB 125, p.1939) en
‐ (via [bedrijf 5]) 4.746,92 + 1.488,80 = 6.235,72 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB‐125, p. 1940) en
‐ (via[bedrijf 4]:) 237.620,73 euro ( AMB 140, p. 2032)
heeft omgezet, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 70.000,-.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat door Vestia geen nadeel is geleden en dat geen sprake is geweest van zelfverrijking, maar dat werd gehandeld uit noodzaak gelet op de slechte financiële positie van het bedrijf. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en de geldboete te matigen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich tezamen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, aan omkoping van twee medewerkers van Vestia, oplichting van Vestia en aan het witwassen van de middels de oplichting verkregen gelden, kortgezegd: corruptie. Corruptie vormt een aantasting van het financieel-economisch bestel, onder meer omdat dit ernstige concurrentievervalsing tot gevolg heeft en voorts gelden worden onttrokken aan het zicht van justitie met ontwrichting van het economisch verkeer als gevolg. Ook heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals facturen. De verdachte heeft het belang van eerlijk handelsverkeer door haar handelwijze veronachtzaamd.
Daarbij komt dat door Vestia op te lichten heeft de verdachte het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van de publieke sector mag hebben geschaad. Vestia is immers een instelling werkzaam in het belang van de volkshuisvesting en daarmee in het belang van de publieke sector.
De verdachte is bereid geweest om een hoog bedrag aan steekpenningen te betalen aan medewerkers van Vestia in ruil voor het toekennen van opdrachten. Om dit voor de buitenwereld te verhullen zijn er in grote mate valse geschriften opgesteld. Dat is strafbaar, ook wanneer het bedrijf in zwaar weer verkeerd en het verkrijgen van opdrachten nodig is om het bedrijf staande te houden.
Dat Vestia geen nadeel zou hebben geleden, zoals namens de verdachte is betoogd, omdat de geoffreerde prijs voor het werk marktconform was en paste binnen de onderhoudsbegroting van Vestia, terwijl de steekpenningen uit eigen zak werd betaald, doet aan de ernst van de verweten feiten niet af. Van belang is dat de verdachte en zijn mededaders het de aanbestedingsprocedure hebben gemanipuleerd en naar hun hand hebben gezet. Daarmee hebben ze niet alleen Vestia op het verkeerde been gezet, ze hebben ook mogelijke concurrenten buitengesloten. Van een eerlijke manier van zaken doen is op die manier geen sprake, en dat maakt het handelen van de verdachte strafwaardig.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 19 oktober 2021.
Tijdsverloop
Ten aanzien van het tijdsverloop overweegt de rechtbank dat bij de bepaling van de duur van een redelijke termijn waarbinnen een strafzaak dient te zijn afgerond rekening moet worden gehouden met een aantal omstandigheden, waaronder de ingewikkeldheid van de zaak. Hierbij valt te denken aan de omvang van het verrichte onderzoek alsmede aan de gelijktijdige berechting van zaken tegen de medeverdachten. De zaak van de verdachte is onderdeel van een groot fraudeonderzoek waarbij er naast verdachte nog 32 andere verdachten gelijktijdig terecht staan. De strafbare feiten hebben zich tot in ieder geval eind 2018 voorgedaan, waarna het onderzoek voortvarend door de FIOD is verricht. De zaak is vervolgens in november 2021 inhoudelijk op zitting behandeld. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op deze omstandigheden geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn waardoor dit niet kan meewegen bij de op te leggen straf.
De op te leggen straf
De rechtbank acht gelet op de ernst van de feiten en de hoogte van het fraudebedrag een geldboete van € 50.000,- passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 23, 24c, 47, 51, 57, 225, 326, 328ter, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste, tweede en derde cumulatief/alternatief
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan en nagelaten, een gift en belofte doen van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 4
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 5 eerste en tweede cumulatief/alternatief
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van
€ 50.000,- (VIJFTIGDUIZEND EURO).
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek en W.H. Ng, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2021.
Bijlage I: de tenlastegelegde feiten
1. Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2015 tot en met 17 januari 2019 te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Hendrik Ido Ambacht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, te weten:
‐ een offerte met nr. 150417J ter hoogte van 26.346,56 euro exclusief BTW voor
“Glasbewassing [wijk 1]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15e) en/of
‐ een offerte met nr. 150417I ter hoogte van 119.954,51 euro exclusief BTW voor
“Schoonmaakonderhoud [wijk 1]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15f) en/of
‐ een offerte met nr. 150417A ter hoogte van 174.133,57 exclusief BTW voor
“Schoonmaakonderhoud [wijk 2]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15g) en/of
‐ een offerte met nr. 150417B ter hoogte van 23.138,80 exclusief BTW voor “Glasbewassing [wijk 2]”, met datum 15 april 2015 (DOC‐215‐15h) en/of
‐ een offerte met nr. 150417M ter hoogte van 6.835,85 exclusief BTW voor
“Schoonmaakonderhoud [wijk 3]”, met datum 15 april 2015 (DOC‐215‐15i) en/of
‐ een offerte met nr. 150417N ter hoogte van 466.82 exclusief BTW voor “Glasbewassing
[wijk 3]”, met datum 15 april 2015 ( DOC‐215‐15j),
althans een of meer offertes, gericht aan Vestia,
hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader(s) bedragen op die/deze offerte(s) verhoogd en/of verlaagd of doen/laten verhogen en/of verlagen, in elk geval aangepast en/of doen/laten aanpassen, ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offerte(s), en/of die/deze offerte(s) geantedateerd zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2015 tot en met 30 oktober 2019 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van genoemde valse en/of valselijk opgemaakte offerte(s), en/of deze voorhanden heeft/hebben gehad als ware zij echt en/of onvervalst, terwijl zij wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren tot zodanig gebruik, bestaande die valsheid hieruit dat bedragen op die/deze offerte(s) waren verhoogd en/of verlaagd, in elk geval waren aangepast, ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offerte(s), en/of die/deze offerte(s) en/of calculatie(s) was/waren geantedateerd, en bestaande dat gebruikmaken hieruit dat zij, verdachte, genoemde offerte(s) heeft doen toekomen aan Vestia;
2. Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus 2015 tot en met 17 januari 2019 te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Hendrik Ido Ambacht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, te weten
‐ een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [medeverdachte 9]
(verder: [medeverdachte 9]) gericht aan [verdachte]/ter attentie van [medeverdachte 2], (DOC‐103‐1 tot en met DOC 103‐13); en/of
‐ een of meerdere factu(u)r(en) (telkens) op naam van [bedrijf 4
gericht aan [medeverdachte 6], ( DOC 078a, DOC‐080a/c, DOC‐085‐2, ‐4, en ‐6; DOC en DOC 099‐1 tot en met DOC 099‐19),
althans een of meerdere factu(u)r(en) op naam van [medeverdachte 9] en/of [bedrijf 4], hebbende zij, verdachte, en/of haar mededader(s) op die factu(u)r(en) valselijk in strijd met de waarheid werkzaamheden vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden, die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden (en/of in werkelijkheid betrekking hadden op het afdekken in de administratie van [verdachte] van betalingen aan [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5]) zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus 2015 tot en met 17 januari 2019 te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Hendrik Ido Ambacht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk genoemde valse en/of valselijk opgemaakte factu(u)r(en) voorhanden heeft/hebben gehad als ware zij echt en/of onvervalst, terwijl zij wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren om te gebruiken als zijnde echt en/of onvervalst, bestaande die valsheid hieruit dat op die die/deze factu(u)r(en) werkzaamheden was/waren vermeld die in werkelijkheid niet en/of niet in die omvang waren verricht, in elk geval niet voor zulk(e) (een) bedrag(en) had(den) plaatsgevonden (en/of in werkelijkheid betrekking hadden op het afdekken in de administratie van [verdachte] van betalingen aan [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5])
3. Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2015 tot en met 7
november 2018 (telkens) te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Hendrik Ido Ambacht en/of en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, aan [medeverdachte 4], geboren [geboortedatum medeverdachte 4] te [geboorteplaats medeverdachte 4], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als (senior) vastgoedbeheerder bij
Vestia, en/of aan [medeverdachte 5], geboren [geboortedatum medeverdachte 5] te [geboorteplaats medeverdachte 5], anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking als medewerker sociaal beheer bij Vestia,
naar aanleiding van hetgeen die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5], in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun betrekking(en) heeft/hebben gedaan en/of nagelaten dan wel
zal/zou/zullen/zouden doen en/of nalaten, (een) belofte(n), te weten de toezegging/instemming om (via [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 9] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 4] een/of (een) andere tussenperso(o)n(en)) die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] geldbedrag(en) te betalen, en/of gift(en) van (in totaal)(ongeveer) 362.586,49 euro inclusief BTW, bestaande uit
‐ (via [medeverdachte 9]) 101.068,88 + 17.661,16 = 118.730,04 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB 125, p.1939); en/of
‐ (via [bedrijf 5]) 4.746,92 + 1.488,80 = 6.235,72 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB‐125, p. 1940),
‐ (via [bedrijf 4]:) 237.620,73 euro ( AMB 140, p. 2032) althans een of meerdere geldbedrag(en), (door tussenkomst van [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 9] en/of [bedrijf 4] en/of een andere tussenperso(o)n(en)), heeft gedaan, van die aard en onder zodanige omstandigheden dat zij, verdachte, redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] had(den) gehandeld en/of zou(den) handelen in strijd met zijn/hun plicht;
4. Zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van omstreeks 6 januari 2015 tot en met 7 november 2018 te Spijkenisse en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Rotterdam en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Capelle aan den IJssel, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermaals, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Vestia heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld,
hebbende zij, verdachte, en/of zij, verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) met betrekking tot de gunning door Vestia van een of meerdere opdracht(en) voor schoonmaakonderhoud en/of glasbewassing,
‐ op of omstreeks 1 mei 2015 (een) offerte(s) en/of (een) calculatie(s) verzonden en/of doen
toekomen aan Vestia, welke was/waren aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke/werkelijke offerte(s) en/of calculatie(s) van haar, verdachte, en/of
was/waren geantedateerd en/of waarin (een) bedrag(en) was/waren vermeld waarover
vooraf afstemming had plaatsgevonden tussen haar, verdachte, en/of haar mededader(s);
en/of
‐ (uit hoofde van hun dienstbetrekking(en) van senior vastgoedbeheerder en/of medewerker
sociaal beheer) in een memo gedateerd 8 mei 2015 (DOC‐215‐18b, ‐c en –d), gericht aan het MT Hilledijk van Vestia, de prijzen van alle deelnemende partijen vermeld en/of
selectiecriteria vermeld, en/of drie partijen (te weten [medeverdachte 10], [bedrijf 3] en [medeverdachte 8]) de hoogste
scores toegekend, en/of die memo verzonden/doen toekomen aan de manager sociaal
beheer & leefomgeving en/of andere medewerker(s) van Vestia; en/of
‐ (aldus) de opdracht(en) (wat betreft de wijken [wijk 1], [wijk 2] en [wijk 3]) doen/laten gunnen aan haar, verdachte, althans het managementteam van Vestia
geadviseerd/aangestuurd om (de) opdracht(en) (in genoemde wijken) te gunnen aan haar,
verdachte; en/of
‐ factu(u)r(en) gezonden aan en/of ingediend en/of doen/laten zenden en/of indienen bij
Vestia; en/of
‐ deze factu(u)r(en) betaalbaar gesteld en/of geaccordeerd bij/namens Vestia en/of betaald
en/of doen betalen door/namens Vestia; en/of
‐ (telkens) tegenover Vestia verzwegen en/of verborgen gehouden en/of verhuld dat er met
betrekking tot de (overeengekomen en/of gefactureerde) vergoeding(en) voor het
verrichten van werkzaamheden en/of diensten ten behoeve van/voor Vestia door haar,
verdachte, een (verborgen of verzwegen) vergoeding en/of betaling aan
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of andere (rechts)perso(o)n(en), was inbegrepen en/of overeengekomen, waardoor Vestia werd bewogen tot afgifte van een schriftelijke "Onderhoudsovereenkomst voor contractonderhoud Schoonmaak onderhoud” d.d. 20‐05‐2015 (DOC‐215‐21) voor de aanneemsom van 351.707,21 euro exclusief BTW, en/of tot afgifte van (een) geldbedrag( en) van (in totaal), 351.707,21 euro exclusief BTW, althans (telkens) een of meer geldbedrag(en) en/of goed(eren);
5. Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 juli 2015 tot en met 30 oktober 2019 (telkens) te Rotterdam en/of Zwijndrecht en/of Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Capelle aan den IJssel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van een of meer (grote) geldbedrag(en) en/of goederen, te weten (een) geldbedrag( en) van (in totaal)(ongeveer) 362.586,49 euro inclusief BTW, namelijk
‐ (via [medeverdachte 9]) 101.068,88 + 17.661,16 = 118.730,04 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB 125, p.1939); en/of
‐ (via [bedrijf 5]) 4.746,92 + 1.488,80 = 6.235,72 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB‐125, p. 1940),
‐ (via[bedrijf 4]:) 237.620,73 euro ( AMB 140, p. 2032)
althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) een of meer (grote) geldbedrag(en) en/of goederen, te weten (een) geldbedrag(en) van (in totaal)(ongeveer) 362.586,49 euro inclusief BTW, namelijk
‐ (via [medeverdachte 9]) 101.068,88 + 17.661,16 = 118.730,04 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB 125, p.1939); en/of
‐ (via [bedrijf 5]) 4.746,92 + 1.488,80 = 6.235,72 euro (AMB 112, p. 1875 en AMB‐125, p. 1940),
‐ (via [bedrijf 4]:) 237.620,73 euro ( AMB 140, p. 2032)
althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten
vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) ‐ onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.