ECLI:NL:RBDHA:2021:14422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
NL21.16746 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag en motiveringsgebrek door onvoldoende actuele informatie van lidstaat

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt de zaak behandeld van een eiser met de Gambiaanse nationaliteit die een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die op 13 juni 2019 werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank constateert dat de informatie van de Italiaanse autoriteiten, waarop het bestreden besluit is gebaseerd, niet actueel en onvoldoende duidelijk is. Dit leidt tot een motiveringsgebrek, waardoor de rechtbank de staatssecretaris de gelegenheid biedt om het gebrek te herstellen. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris binnen twee weken moet meedelen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager en griffier N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt op 20 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16746 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [Naam], eiser
V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2021 op zitting behandeld Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 2002 en de Gambiaanse nationaliteit te bezitten.
2. Eiser heeft op 23 november 2018 zijn eerste asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag op 13 juni 2019 afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 12 juli 2019 ongegrond verklaard.1 Deze uitspraak is door de Afdeling2 bij uitspraak van 24 september 2019 bevestigd.3
3. De Nederlandse autoriteiten hebben op 26 november 2019 contact opgenomen met de Italiaanse autoriteiten, aangezien deze op 4 maart 2019 hadden medegedeeld dat eiser een
permit of stayop humanitaire gronden had in Italië tot 16 februari 2020. De Italiaanse
1. Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 12 juli 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:2407.
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3 Zaaknummer 201905453/1/ V2.
autoriteiten hebben op 17 juni 2020 gereageerd met het bericht dat eiser in Italië
protezione sussidiariawas verleend.
4. Op 5 augustus 2020 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet- ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de informatie afkomstig van de Italiaanse autoriteiten van 17 juni 2020 blijkt dat eiser internationale bescherming geniet in Italië en dat daarom van hem kan worden verwacht dat hij naar Italië terugkeert.
5. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw kan een aanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet.
7. Vaststaat dat verweerder bij de Italiaanse autoriteiten op 4 februari 2019 een informatieverzoek heeft ingediend overeenkomstig artikel 34 van de Dublinverordening.5 Uit de hierop volgende reactie van de Italiaanse autoriteiten is gebleken dat aan eiser een verblijfsvergunning op humanitaire gronden was verleend tot 16 februari 2020. Uit de informatie van de Italiaanse autoriteiten van 17 juni 2020 blijkt dat eiser internationale bescherming is verleend wegens “subsidiaire bescherming”. Op 29 september 2021 heeft verweerder onderzoek verricht in het Eurodac-systeem. Hieruit blijkt dat eiser op 10 februari 2021 in Vibo Valentia (Italië) een asielaanvraag heeft ingediend. Uit de bevraging blijkt dat er in Eurodac geen informatie is opgenomen over een mogelijke ‘
grant of international protection’.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag verweerder in beginsel afgaan op informatie van een andere lidstaat.6 Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het informatieonderzoek beperkt is. Voorts moet uit de daaruit volgende informatie duidelijk worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Als het resultaat uit het onderzoek onvoldoende recent is, dan wel onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, moet verweerder nader onderzoek doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de betrokken lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning, dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt.
9. Nu de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde informatie van de Italiaanse autoriteiten dateert van 17 juni 2020 is de rechtbank van oordeel dat de daarin gegeven informatie niet meer actueel was toen verweerder op 22 oktober 2021 het bestreden besluit nam. Verder blijkt uit de door de Italiaanse autoriteiten gegeven informatie niet voor welke periode eiser internationale bescherming is verleend. Ook strookt de informatie niet met de eerdere reactie van de Italiaanse autoriteiten van 4 maart 2019, aangezien daaruit volgde dat eiser op humanitaire gronden een verblijfsvergunning was verleend. Nu het Eurodac-
4 Vreemdelingenwet 2000.
5 Verordening (EU) nr. 604/2013.
6 Zie de uitspraak van 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441.
systeem eveneens geen informatie bevat over eisers verblijfsrechtelijke status in Italië, kon verweerder zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt stellen dat ervan mag worden uitgegaan dat eiser na terugkeer in Italië nog steeds over een verblijfsrecht zal beschikken. Overigens acht de rechtbank het in dat kader opmerkelijk dat aan eiser in het bericht van 1 oktober 2021 is meegedeeld dat nader onderzoek naar de aanvraag wenselijk is, dat onderzoek bij de Italiaanse autoriteiten plaats zal vinden en dat daarom de behandeling van eisers asielaanvraag verder zal worden behandeld in de Verlengde Asielprocedure. Het bestreden besluit is dus niet zorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd. Verweerder moet nader onderzoek doen naar de verblijfsstatus van eiser in Italië. De beroepsgrond slaagt.
10. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.7 De rechtbank ziet aanleiding verweerder de gelegenheid te geven dit gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
11. Verweerder moet op grond van art. 8:51d, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twee maanden na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
7 Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18573226

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.