Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Iraanse vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een meervoudig visum voor kort verblijf om haar zoon en kleindochter in Nederland te bezoeken. De minister had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat eiseres niet had aangetoond dat er een noodzaak was voor het verstrekken van een meervoudig visum en dat de hoorplicht was geschonden. Eiseres voerde aan dat zij door het overlijden van haar echtgenoot meer behoefte had aan steun van haar familie en dat het voor haar intensief was om telkens een visum voor één binnenkomst aan te vragen. De rechtbank oordeelde dat de minister de hoorplicht had geschonden en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, omdat eiseres nu alles had aangevoerd wat relevant was voor haar aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de minister niet ten onrechte had gesteld dat eiseres de noodzaak voor een meervoudig visum niet had aangetoond. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en de proceskosten werden vastgesteld op € 1.068,-.