In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen partijen, [X] en [Y]. Het geregistreerd partnerschap werd in 2018 aangegaan en partijen hadden geen partnerschapsvoorwaarden opgesteld, waardoor er sprake was van een wettelijk beperkte gemeenschap van goederen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Borger van der Burg, verzocht om ontbinding van het partnerschap met nevenvoorzieningen, waaronder de verkoop van de gezamenlijke woning en de verdeling van de overwaarde. De man, vertegenwoordigd door mr. S.J. Hasselaar-Veltkamp, voerde verweer tegen enkele verzoeken, maar refereerde zich aan de ontbinding van het partnerschap.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het partnerschap duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de gemeenschap vastgesteld, waarbij de man de mogelijkheid kreeg om de woning over te nemen. Indien dit niet zou lukken, zou de woning verkocht moeten worden. De rechtbank heeft ook diverse vergoedingsrechten vastgesteld, waaronder een vergoeding voor de investering van de man in de keuken en de studiekosten van de vrouw. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de juridische aspecten van de ontbinding van een geregistreerd partnerschap en de verdeling van goederen, waarbij de rechtbank zorgvuldig de belangen van beide partijen heeft afgewogen en de relevante wetgeving heeft toegepast.