ECLI:NL:RBDHA:2021:14339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
NL21.6353
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, [naam] Mane, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had een aanvraag ingediend om opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), welke aanvraag op 5 februari 2021 door de staatssecretaris was afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar werd bij besluit van 16 september 2021 ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd gesteld dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, aangezien er op 10 december 2021 al een mondelinge uitspraak was gedaan op het beroep dat aan dit verzoek ten grondslag lag. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier, en is openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6353

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] Mane, verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Peeters).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] afgewezen.
Het daartegen gemaakt bezwaar is bij besluit van 16 september 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu bij mondelinge uitspraak van 10 december 2021 is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.