ECLI:NL:RBDHA:2021:14335
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een mvv voor nareis op basis van ontbrekende toestemmingsverklaring van de achterblijvende ouder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis. Eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende, wilde bij haar moeder in Nederland verblijven, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. De aanvraag voor de mvv werd afgewezen omdat de vereiste toestemmingsverklaring van de achterblijvende ouder ontbrak. Eiseres stelde dat deze weigering in strijd was met verschillende wetten en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), specifiek artikel 8, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geweigerd de mvv te verlenen, omdat eiseres niet had aangetoond dat de toestemming van de achterblijvende ouder niet kon worden verkregen. De rechtbank benadrukte dat de belangen van het kind weliswaar zwaarwegend zijn, maar dat de Nederlandse overheid ook moet waken tegen kinderontvoering. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat haar vader niet in staat was om de toestemming te geven, en de gestelde mishandeling door haar vader was niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het belang van de Nederlandse overheid om te voorkomen dat er onrechtmatig wordt meegewerkt aan de ontvoering van een kind zwaarder weegt dan de belangen van eiseres in dit geval.
Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 december 2021 en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.