ECLI:NL:RBDHA:2021:14334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/5472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag opschorting vertrek op basis van medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). Het primaire besluit van 5 februari 2021, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door de staatssecretaris gehandhaafd in het bestreden besluit van 16 september 2021. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 10 december 2021 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zijn besluit heeft gebaseerd op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 9 juni 2021. Dit advies, dat was opgesteld op basis van informatie van de huisarts van de eiser, concludeerde dat de eiser medische klachten heeft, maar dat deze klachten niet leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van het BMA-advies te twijfelen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de persoonlijke beleving van de eiser met betrekking tot zijn medische klachten niet afdoet aan de conclusies van het BMA. Ook de in beroep overgelegde medische afspraak, die na het bestreden besluit was gepland, bood geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de beoordeling door het BMA. Gelet op de conclusies van het BMA, dat de eiser in staat is om te reizen, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5472
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Peeters).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw [1] afgewezen.
Het daartegen gemaakt bezwaar is bij besluit van 16 september 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N.L. van Keijzer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft geen reden hoeven zien om aan eiser vanwege zijn gezondheidstoestand uitstel van vertrek te verlenen. Verweerder heeft zijn besluit hierover (het bestreden besluit) mogen baseren op het advies van het BMA [2] van 9 juni 2021.
2. Het BMA heeft voor zijn advies inlichtingen verkregen van eisers medische behandelaar, de huisarts bij het GZA. Op basis van die informatie heeft het BMA vastgesteld dat eiser medische klachten heeft en daarvoor wordt behandeld met medicijnen. Het achterwege blijven van die behandeling leidt volgens het BMA echter niet tot een medische noodsituatie op korte termijn. Verder is eiser medisch gezien in staat om zonder verdere voorzieningen te reizen.
3. Niet is gebleken van concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid, dan wel de wijze van totstandkoming van het advies, zodat het advies als een medisch deskundigenadvies kon worden gebruikt.
4. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om alsnog aan de bruikbaarheid van het advies te twijfelen. Eisers persoonlijke beleving van zijn medische klachten en de behandeling die hij hiervoor ontvangt kunnen niet afdoen aan de conclusies van het BMA. Eiser heeft in bezwaar geen aanvullende medische informatie overgelegd.
5. De in beroep overgelegde afspraak voor een onderzoek in het ziekenhuis is gelegen na de datum van het bestreden besluit en biedt overigens ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de beoordeling door de arts van het BMA.
6. Gelet op de conclusies van het BMA bestond er geen reden om verder onderzoek te doen naar de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de medische behandeling in eisers land van herkomst.
7. Nu uitgegaan kan worden van de conclusies van het BMA dat eiser kan reizen en dat het staken van de medische behandeling in het geval van eiser niet leidt tot een medische noodsituatie op de korte termijn, faalt ook eisers beroep op het arrest Paposhvili en op artikel 5 en 6 van de Terugkeerrichtlijn.
8. Het beroep is dan ook ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vieren weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Bureau Medische Advisering.