3.5.De beoordeling van de tenlastelegging
Ter terechtzitting heeft de verdachte in algemene zin ontkend en op specifieke vragen van de rechtbank over [accountnaam 8] aangegeven dat hij geen commentaar heeft.
Is de verdachte de gebruiker geweest van account [accountnaam 8] ?
Op 13 mei 2020 heeft de politie een melding ontvangen dat [verdachte] in de cocaïnehandel van Colombia naar Nederland zit. Twee dagen later, op 15 mei 2020, heeft de politie de verdachte geobserveerd en daarbij gebruikgemaakt van een zogeheten IMSI-catcher. Met behulp van een IMSI-catcher kan het unieke IMSI-nummer dat gekoppeld is aan een SIM-kaart en het daarbij behorende telefoonnummer en het IMEI-nummer van het gebruikte communicatiemiddel achterhaald worden. Door op verschillende momenten en plaatsen tijdens een observatie een IMSI-scan uit te voeren, kan het ene IMSI-nummer geïdentificeerd worden dat telkens tijdens een scan in de omgeving was van de IMSI-catcher, waardoor aannemelijk wordt dat dit het IMSI-nummer is van de SIM-kaart van de telefoon van de geobserveerde persoon. Op 15 mei 2020 heeft de politie tijdens de observatie van de verdachte op verschillende tijdstippen en verschillende locaties vier IMSI-scans uitgevoerd en vastgesteld dat het kennelijk de verdachte is die op die momentengebruikmaakt van een SIM-kaart met het IMSI-nummer dat eindigt op [IMEI-nummer 2] in een communicatiemiddel met een IMEI-nummer dat eindigt op [IMEI-nummer 1] . Uit de ontvangen Encrochatbestanden uit onderzoek 26Lemont blijkt dat hetzelfde IMEI-nummer dat eindigt op [IMEI-nummer 1] gekoppeld was aan de gebruikersnaam [accountnaam 8]. Op grond hiervan kan de geobserveerde verdachte direct worden gekoppeld aan deze Encrochataccount.
Dat de verdachte de gebruiker is geweest van het account [accountnaam 8] gedurende de ten laste gelegde periode wordt ondersteund door het volgende. Op 9 april 2020 berichtte [accountnaam 8] naar ‘ [accountnaam 6] ’ (een gebruiker van Encrochat) dat hij in een witte Golf zal komen. Uit de bevraging van het RDW-register door de politie blijkt dat de verdachte sinds 2019 kentekenhouder is van een witte Volkswagen Golf. Verder ontving [accountnaam 8] op 16 mei 2020 van ‘ [accountnaam 9] ’ (een gebruiker van Encrochat) het bericht ‘Kale alles goed’. De politie heeft verbaliseerd dat de verdachte een zeer korte haardacht heeft dan wel kaal is. De rechtbank heeft dit op de terechtzitting ook waargenomen. Ten slotte berichtte [accountnaam 8] op 3 juni 2020 naar ‘ [accountnaam 2] ’ (een gebruiker van Encrochat) dat hij op de verjaardag van zijn zoon was. De verdachte heeft verklaard - en uit onderzoek van de politie komt naar voren - dat hij een zoon heeft die op 3 juni jarig is.
De door de raadsman opgeworpen mogelijkheid dat (ook) een ander gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 8] is gelet op de hierboven beschreven inhoud van de chats - in onderlinge samenhang bezien - niet aannemelijk. Op geen enkel moment wordt er gesproken over een mogelijk wisselende identiteit van de gebruiker van dit account of telefoontoestel. Daar komt bij dat de chats middels een cryptotelefoon zijn verstuurd. Een cryptotelefoon is, gelet op de heimelijkheid van het berichtenverkeer, een communicatiemiddel waarvan het uit zijn aard onaannemelijk is dat deze met andere personen gedeeld wordt, en met name niet met personen die niet betrokken zijn bij dezelfde activiteit waarvoor het communicatiemiddel heimelijk gebruikt wordt. Ook is het zo dat de chats die in het dossier zijn opgenomen en die gerelateerd kunnen worden aan verdachte’s auto, haardracht en jarige zoon zijn verzonden binnen een relatief korte periode die bijna de gehele ten laste gelegde periode beslaan. De observatie van de verdachte waarbij de IMSI-catcher werd gebruikt, vond plaats min of meer in het midden van die korte periode.
De rechtbank is op basis van het voorgaande - tezamen en in onderling verband bezien - van oordeel dat het de verdachte - en alleen hij - is geweest die in de ten laste gelegde periode de gebruiker was van het account [accountnaam 8] .
Voorbereidingshandelingen in- en uitvoer verdovende middelen?
Met het account [accountnaam 8] zijn in de periode van 30 maart 2020 tot en met 2 juni 2020 in totaal 5511 berichten verstuurd. Ten aanzien van de verdenking bevat het dossier onder meer de volgende berichten met de daarop door de verbalisanten gegeven commentaren.
Op 30 maart 2020 voerde de verdachte een chatgesprek met ‘ [accountnaam 2] ’. De verdachte stuurde aan ‘ [accountnaam 2] ’ een bericht dat de bananen in Vlissingen worden betaald na de check up door een fruit b.v. ‘ [accountnaam 2] ’ vraagt vervolgens om een prijs en uitleg van wat en waarom, waarop de verdachte antwoordt dat ze er de eerste keer niks op verdienen, dat ‘ [naam] ’ hen 25% betaalt en dat containers via Rotterdam of Antwerpen veel te snel worden gecontroleerd.
Op 5 april 2020 en 28 mei 2020 voerden de verdachte en ‘ [accountnaam 3] ’ gesprekken over het uitkijken voor politie, en dat ‘de groep van collo gevonden is op vlis’.
Op 9 april 2020 voerde de verdachte met ‘ [accountnaam 2] ’ verschillende gesprekken over ‘colo’ en ‘col’. In een gesprek worden 300 eenheden die in Hamburg liggen besproken. Hierbij wordt over een prijs gesproken (27.500) en de verdeling van de winst. Ook informeert de verdachte of het ‘col’ of ‘bol’ betreft en wordt een foto gestuurd. Het is de politie ambtshalve bekend dat de termen ‘col’ en ‘bol’ in de handel van verdovende middelen gebruikt worden om cocaïne uit respectievelijk Colombia en Bolivia aan te duiden. In een ander gesprek tussen de verdachte en ‘ [accountnaam 2] ’ op 9 april 2020 stuurt de verdachte ‘We gaan voor colo’, dat een pallet al klaar staat en dat ‘daar nog 100 leggen’. Op de vraag hoeveel er komt, antwoordt de verdachte ‘800 want turbo heb 60 procent van de ruimte’. Even later stuurt de verdachte dat ‘die jongen moest 27 betalen’. De politie verbaliseert dat dit gesprek vermoedelijk gaat over het transport van 800 kilo cocaïne, de laadruimte en de inkoopprijs van de cocaïne. Het is de politie ambtshalve bekend dat de prijs van een kilo cocaïne € 27.500 bedraagt.
Op 9 april 2020 voerde de verdachte met ‘ [accountnaam 1] ’ een chatgesprek. De verdachte informeert bij ‘ [accountnaam 1] ’ of ‘dat in Hamburg’ ‘colo’ is en stuurt dat hij 27.500 vraagt. Het is de politie ambtshalve bekend dat ‘colo’ een veelgebruikte term is voor Colombiaanse cocaïne. Daarna worden er op verzoek van de verdachte twee afbeeldingen gestuurd. De politie verbaliseert dat hierop de buitenkant en binnenkant van een blok te zien zijn, vermoedelijk cocaïne.
Tussen 8 april 2020 en 14 mei 2020 voerde de verdachte chatgesprekken met ‘ [accountnaam 1] ’ over ‘colo’ uit Colombia en Costa Rica via bananen naar ‘Vliss’. Daarbij worden verschillende mogelijke fruitmerken besproken, een B.V. in Vlissingen genaamd [bedrijf] en het aantal wagens dat rijdt. Ook wordt een foto gedeeld van een transport van [bedrijf] , waarop ‘ [accountnaam 1] ’ stuurt dat ze daarmee kunnen werken.
Op 21 april 2020 informeerde de verdachte bij ‘ [accountnaam 4] ’ of er iets uit Santa Marta was binnengekomen. ‘ [accountnaam 4] ’ vraagt of de verdachte daarmee doelt op zwanger maken. Het is de politie ambtshalve bekend dat met ‘zwanger maken’ wordt bedoeld het verstoppen van handelswaar (verdovende middelen) tussen een deklading.
Op 2 juni 2020 voerde de verdachte een chatgesprek met ‘ [accountnaam 5] ’, waarbij ‘ [accountnaam 5] ’ stuurde dat de scan en douane in de pocket zijn. De politie verbaliseert dat dit gesprek vermoedelijk gaat over controle in de haven van eindbestemming.
Op 5 mei 2020 voerde de verdachte een gesprek met ‘ [accountnaam 6] ’ over een ‘wissel van hier naar Cali’ van ‘400k en 800k’. Op 27 mei 2020 voerde de verdachte een chatgesprek met ‘ [accountnaam 7] ’ over wisselen naar Italië, Zuid-Amerika en Oekraïne en de kosten daarvoor. Het is de politie ambtshalve bekend dat in de handel van verdovende middelen wisselaars kunnen worden ingezet om partijen verdovende middelen te betalen. Het contante geld wordt dan aan een ondergrondse bankier afgegeven, die contact heeft met een wisselaar in het buitenland. De wisselaar keert tegen een
feehet bedrag uit aan de ontvangende partij.
Op 6 mei 2020 voerde de verdachte met ‘ [accountnaam 2] ’ een chatgesprek over ‘3 miljoen naar Iran en 3 miljoen naar Saudi’, waarbij ‘2 miljoen voor hun en 1 miljoen voor ons’ is. De politie verbaliseert dat de verdachte met ‘ [accountnaam 2] ’ vermoedelijk het transport zal regelen en dat zij daar 1 miljoen euro voor krijgen. Ook wordt gesproken over de verdeling van het geld. ‘ [accountnaam 2] ’ vraagt om een bevestiging van de prijs. Een dag later, op 7 mei 2020, stuurt de verdachte aan ‘ [accountnaam 2] ’ dat Iran en Saudi dezelfde prijzen zijn en reageert ‘ [accountnaam 2] ’ even later dat ‘…1 euro dan kom je eruit. Met 0,55 niet… dan werk je voor niks’. De politie verbaliseert dat vermoedelijk gesproken wordt over hoeveel geld er ontvangen moet worden om het transport rendabel te maken.
De rechtbank stelt vast dat in een tijdsbestek van iets meer dan twee maanden de verdachte chat met verschillende contactpersonen over verschillende grote transporten. Het versluierd taalgebruik, de prijzen en de verstuurde foto’s wijzen - mede gelet op de door de politie gegeven commentaren op de chats - op de voorbereiding van handel in verdovende middelen en in het bijzonder cocaïne en XTC. Er worden onder meer prijzen besproken, havens, fruitbedrijven, dekladingen, douanecontroles, winstverdelingen en wijze van financiering.
Uit de chats blijkt voorts dat de verdachte een omvangrijk netwerk heeft. Zo heeft hij zogeheten ‘wissels’ in verschillende landen, heeft hij prijzen paraat om uitvoer en invoer van de verdovende middelen uit verschillende landen rendabel te maken en weet hij van - en heeft hij contacten bij - verschillende fruitbedrijven, fruitmerken en voorkeurshavens. Een dergelijk omvangrijk netwerk kost tijd om op te bouwen en duidt op het feit dat de verdachte een ervaren en belangrijke speler is. Dat laatste vindt ook bevestiging in een bericht van ‘ [accountnaam 4] ’ op 4 mei 2020 naar de verdachte of hij om tafel kan met een Nederlandse B.V. over ‘colo en ecua’, waarbij ‘ [accountnaam 4] ’ aangeeft dat zijn contactpersoon alleen “om de tafel wil met de verantwoordelijke, om alle details te kunnen doorspreken”. Op 5 april 2020 stuurde de verdachte aan ‘ [accountnaam 3] ’ dat hij zijn mensen kort moet houden, omdat hij die ploeg nodig heeft voor een transport.
Binnen het kader van de invoer van cocaïne uit Colombia en Midden-Amerika past ook het gegeven dat de verdachte meerdere bezoeken aan Colombia heeft gebracht en ook dat bij hem een hoeveelheid Venezolaans geld is aangetroffen waarvan de verdachte verklaart dat hij dit al zeven jaar in bezit had, terwijl die hoeveelheid geld, te weten 1,1 miljoen bolivar, zoals de rechtbank uit openbare bronnen op het Internet blijkt, zeven jaar geleden een waarde van vele tienduizenden zo niet enkele honderdduizenden euro’s moet hebben gehad, terwijl de verdachte geen enkele verklaring geeft voor de herkomst van dat geld.
Dit alles laat geen andere conclusie toe dan dat de verdachte opzet heeft gehad op het voorbereiden van handel in harddrugs. Verder is de rechtbank gelet op de inhoud van de chats van oordeel dat de verdachte zich in bewuste en nauwe samenwerking met anderen hiermee heeft beziggehouden. In de kern ging het immers om gezamenlijke uitvoeringen van plannen.
Gelet op al het voorgaande en op de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage I is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen meermalen voorbereidingshandelingen ten aanzien van handel in verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet heeft verricht.