ECLI:NL:RBDHA:2021:14230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
NL 21.10606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van een Palestijnse vrouw met Syrische achtergrond

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 december 2021, wordt de asielaanvraag van eiseres, een Palestijnse vrouw van 28 jaar uit Syrië, behandeld. Eiseres heeft asiel aangevraagd in Nederland na haar aankomst vanuit Hongarije, waar zij eerder had gestudeerd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd of eiseres onder het toepassingsbereik van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag valt. Dit artikel betreft personen die bescherming genieten van de UNRWA, en de rechtbank stelt dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de beëindiging van deze bescherming.

De rechtbank benadrukt dat het aan de verweerder is om aan te tonen dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer van eiseres naar Syrië, ondanks de onveilige situatie in het land. Eiseres heeft verklaard dat zij vreest voor vervolging door de Syrische autoriteiten vanwege haar connecties met een familielid dat beschuldigd is van terrorisme. De rechtbank concludeert dat de verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres bij terugkeer geen risico loopt op ernstige schade, en geeft de verweerder de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen.

De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het herstel van de gebreken en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10606 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. E.C. Kaptein),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 3 augustus 2020 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de taal Syrisch-Arabisch is verschenen R. Mohammed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was namens verweerder aanwezig mr. J.M. Sidler. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

1.1
Eiseres is geboren op [geboortedatum] januari 1993 in Damascus, Syrië. Zij is van Palestijnse afkomst en staatloos. In september 2018 is eiseres vanuit Syrië naar Hongarije vertrokken om daar te gaan studeren. Eiseres is op 18 maart 2020 vanuit Hongarije Nederland ingereisd en heeft op 3 augustus 2020 hier asiel gevraagd. Eiseres heeft daarvoor de volgende reden gegeven:
1.2
Zij stelt niet terug naar Syrië te kunnen vanwege de problemen die haar [persoon] met de veiligheidsdienst heeft ondervonden. Eiseres heeft verklaard dat haar [persoon] regelmatig naar het buitenland ging, waar hij dan tegen gunstigere koersen geld kon wisselen voor familie, vrienden en bekenden. Hij werd daarop ten onrechte beschuldigd van het financieren van terrorisme en heeft hierdoor problemen ondervonden. Eiseres heeft verklaard dat haar naam zou zijn genoemd als één van de personen die geld naar haar [persoon] had overgemaakt bij de veiligheidsdienst in Syrië toen haar [persoon] gemarteld werd tijdens ondervraging. Eiseres vreest voor het Syrisch regime en zij vreest dat zij bij terugkeer door Syrische autoriteiten opgepakt zal worden en dat zij daardoor zal verdwijnen.
Besluitvorming verweerder
2.1
Verweerder heeft in het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen onderscheiden:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eiseres is genoemd in een onderzoek dat door de Syrische autoriteiten naar de [persoon] van eiseres is uitgevoerd.
Beide elementen zijn door verweerder geloofwaardig geacht.
2.2
Eiseres wordt door verweerder niet aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] . Eiseres heeft niet verklaard over problemen die zij zou hebben ondervonden vanwege ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. Niet wordt gevolgd dat gesproken kan worden van een toegedichte politieke overtuiging. Verder wordt door verweerder overwogen dat eiseres, van Palestijnse afkomst, geen bescherming heeft aangevraagd bij de UNWRA [2] .
2.3
Eiseres heeft volgens verweerder verder niet op grond van haar persoonlijke situatie dan wel individuele asielrelaas aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade. De vrees van eiseres voor het Syrisch regime is slechts gebaseerd op vermoedens die zij baseert op de eerdere arrestatie van haar [persoon] . Er zijn geen verdere indicaties die dit vermoeden ondersteunen. Uitgangspunt is dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland een reëel risico loopt op ernstige schade indien hij geen actieve aanhanger is van het regime. Verweerder kan van dit algemene uitgangspunt afwijken als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. In dit geval is er volgens verweerder reden om van het algemene uitgangspunt af te wijken. Eiseres is twee keer op legale wijze teruggekeerd naar en uitgereisd uit Syrië in verband met haar verblijf in Hongarije.
Artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag
3.1
Eiseres stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat zij onder het toepassingsbereik van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag valt en dat zij reeds daarom aanspraak kan maken op de vluchtelingenstatus. Niet in geschil is dat eiseres daadwerkelijk bijstand van UNWRA heeft genoten. De UNWRA kan eiseres buiten haar invloed of onafhankelijk van haar wil geen bescherming of bijstand meer bieden.
3.2
Op grond van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag zijn personen die bescherming of bijstand genieten van UNRWA, uitgesloten van de vluchtelingenstatus. Houdt die bescherming of bijstand echter op om redenen buiten de invloed of onafhankelijk van de wil van de vreemdeling, dan hebben deze personen automatisch (ongeacht het asielrelaas) recht op de vluchtelingenstatus. [3] In twee uitspraken van 19 februari 2019 [4] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat wanneer de vreemdeling is geregistreerd bij UNRWA, onderzocht moet worden of die vreemdeling daadwerkelijk bescherming of bijstand van UNRWA ontvangt. De vreemdeling is uitgesloten van de werking van het Vluchtelingenverdrag als die vreemdeling direct voorafgaand aan of kort vóór het indienen van een asielverzoek daadwerkelijk bijstand van UNRWA heeft ontvangen, voor zover die bijstand niet is opgehouden om redenen buiten de invloed en onafhankelijk van de wil van die vreemdeling.
3.3
Beoordeeld moet dus worden of eiseres direct of kort voorafgaand aan haar asielaanvraag daadwerkelijk bescherming of bijstand heeft gekregen van de UNRWA en of deze bescherming of bijstand is beëindigd om redenen buiten haar invloed of onafhankelijk van haar wil. Is dat het geval dan heeft eiseres automatisch recht op de vluchtelingenstatus.
3.4
In het bestreden besluit heeft verweerder enkel overwogen dat eiseres geen bescherming heeft aangevraagd bij de UNWRA. Erkend is dat eiseres eerder bijstand van UNWRA heeft ontvangen. Verweerder is in het bestreden besluit in zijn geheel niet ingegaan op de beëindiging van de bijstand, waaronder het moment van de beëindiging, om welke redenen de bijstand is opgehouden en of het gaat om redenen buiten de invloed of onafhankelijk van de wil van eiseres. Om deze reden is er sprake van een motiveringsgebrek.
3.5
Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat niet is gebleken dat eiseres direct voorafgaand aan of kort voor het indienen van onderhavige asielaanvraag bescherming heeft ingeroepen of bijstand heeft ontvangen van UNWRA. Verweerder wijst in dit kader nog op de verklaringen van eiseres, zoals afgelegd tijdens haar eerste en nader gehoor, waarin zij heeft aangegeven dat zij geen bijstand en bescherming geniet van UNWRA. Verweerder merkt voorts op dat eiseres geen bijstand heeft kunnen genieten direct voorafgaand of kort voor het indienen van onderhavige asielaanvraag gelet op haar vrijwillige vertrek uit het UNWRA-gebied vanwege haar studie in Hongarije. Het verweerschrift is zeer kort voor de zitting overgelegd, waardoor eiseres hier niet tijdig op heeft kunnen reageren. Nog steeds is onduidelijk wanneer de bijstand van UNWRA is beëindigd en om welke redenen de bijstand is opgehouden. Het ligt op de weg van verweerder om dit nader te onderzoeken.
Ernstige schade
4.1
Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder zich ten onrechte en niet draagkrachtig gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van individuele feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat eiseres bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Gelet op het geloofwaardig geachte relaas loopt eiseres een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [5] .
4.2
In het landgebonden beleid zoals dat is neergelegd in paragraaf C7/29.4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 is opgenomen dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland een reëel risico loopt op ernstige schade indien hij geen actieve aanhanger is van het regime. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië die geen actieve aanhanger is van het regime in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder kan van dit algemene uitgangspunt afwijken als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Uit de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 6 september 2021 [6] blijkt dat het recent verschenen ambtsbericht niet tot ander beleid leidt vanwege de ernstige mensenrechtensituatie in Syrië en de onvoorspelbaarheid van zowel regime als oppositionele machthebbers. Het algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van een aanvraag voor een asielvergunning bij asielzoekers uit Syrië, blijft derhalve dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. Indien uit de individuele beoordeling blijkt dat er in een specifiek geval van vrees geen sprake is, bijvoorbeeld omdat een Syriër op eigen initiatief terugreist, kan hiervan worden afgeweken.
4.3
Niet in geschil is dat eiseres geen aanhanger is van het regime. De rechtbank stelt voorop dat het niet aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer gevaar loopt op ernstige schade. Uit het beleid van verweerder volgt immers dat de bewijslast dienaangaande bij verweerder ligt. Het is dus aan verweerder om aannemelijk te maken dat er in het geval van eiseres geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer ondanks de ernstige mensenrechtensituatie in Syrië en de onvoorspelbaarheid van zowel het regime als oppositionele machthebbers. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin niet is geslaagd en onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van individuele feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat eiseres bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank zal dit hieronder toelichten.
4.4
Verweerder vermoedt dat de aantijgingen van steun aan terrorisme aan het adres van de [persoon] van eiseres niet dermate serieus zijn (geweest) dat ook eiseres hier problemen van zal ondervinden. Het ‘vermoeden’ van verweerder dat dit niet het geval is, acht de rechtbank gelet op de bewijslast van verweerder een ondeugdelijke motivering. Dat de [persoon] van eiseres is vrijgelaten en naar het buitenland heeft kunnen afreizen, zegt - mede gelet op de corruptie in Syrië - niets over de ernst van de verdenking, laat staat dat hieruit volgt dat eiseres geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Ook heeft verweerder van belang geacht dat de rol van eiseres in het verhaal van haar [persoon] summier is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook dit betoog niet zonder nadere motivering ten grondslag heeft kunnen leggen aan zijn oordeel dat eiseres bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Alleen al de omstandigheid dat de [persoon] van eiseres is verdacht van financiering van terrorisme en dat eiseres in dit kader is genoemd als geldverstrekker, biedt naar het oordeel van de rechtbank een indicatie dat eiseres bij terugkeer mogelijk een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit kan ook worden afgeleid uit de door eiseres overgelegde informatie van [naam] [7] , waarin staat dat iedere persoon die in een verhoor door de veiligheidsdienst wordt genoemd in de context van beschuldigingen van terrorisme, kan rekenen op belangstelling van de veiligheidsdienst. In het geval van eiseres vormt de combinatie van haar vermeende betrokkenheid bij de terroristische activiteiten van haar [persoon] en het feit dat zij zich in het buitenland bevond, volgens hem des te meer reden voor de veiligheidsdienst om hun aandacht op haar te vestigen en haar te vervolgen.
4.5
Eiseres heeft verder verwezen naar landeninformatie [8] waaruit volgt dat Syriërs die willen terugkeren zich moeten melden bij een diplomatieke post waar een procedure van ‘security clearance’ moet worden doorlopen. Bij de aanvraag voor een ‘security clearance’ moet men ‘verzoenings’-formulieren invullen. Daarin moet de persoon invullen of hij/zijzelf dan wel familieleden hebben deelgenomen aan anti-overheidsactiviteiten, of familieleden gedetineerd zijn geweest, en of men weet heeft van ‘terroristen’ of ‘terroristische’ activiteiten et cetera. Deze informatie wordt doorgestuurd naar het Syrische veiligheidsapparaat, dat een en ander controleert. Verweerder heeft hier tegenovergesteld dat niet iedereen een dergelijke formulier hoeft in te vullen. Personen die legaal zijn uitgereisd, niet op een lijst met gezochte personen staan en een geldig paspoort hebben, hoeven dit niet te doen. In het geval van eiseres is het echter onduidelijk of zij op een lijst staat met gezochte personen. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat eiseres een dergelijk formulier zal moeten invullen bij terugkeer. Gelet op de detentie van haar [persoon] en de verdenking van het financieren van terrorisme en haar genoemde betrokkenheid hierbij, kan dit voor eiseres grote gevolgen hebben.
4.6
Verweerder heeft bij zijn beoordeling verder van groot belang geacht dat eiseres eerder veilig heeft kunnen terugkeren naar Syrië. Echter, de naam van eiseres is door haar [persoon] genoemd nadat zij voor het laatst is teruggekeerd naar Syrië. Dat eiseres gedurende haar studie in Hongarije (met studievisum) twee keer zonder problemen heeft kunnen terugkeren, zegt dus niet dat eiseres nu ook kan terugkeren zonder dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade.
Conclusie
5.1
Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op de asielaanvraag, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
5.2
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
5.3
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Grundmeijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Verdrag van Genève van 1951 (Trb. 1954, 88) betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967.
2.The United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees.
3.Werkinstructie 2020/19, p. 23.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 19 637, nr. 2769.
7.Reader in International Politics and Middle East Studies, King's Cottege London, Department of War Studies.
8.Rapport van European Asylum Support Office (EASO) van juni 2021: Syria situation of returnees from abroad.