ECLI:NL:RBDHA:2021:14228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
NL 21.9548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot gedwongen drugssmokkel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de problemen van eiser met gedwongen drugssmokkel ongeloofwaardig waren geacht. Eiser had verklaard dat hij in Nederland was gekomen om voor een vriend van zijn overleden vader te werken, maar dat hij gedwongen werd om deel te nemen aan de drugshandel. Na mishandeling en bedreigingen wist hij te ontsnappen, maar vreesde hij voor zijn leven bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de relevante elementen van eisers asielrelaas niet had erkend en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9548
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1998, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. E.C. Kaptein),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

ProcesverloopBij besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de taal Pidgin Engels is verschenen E.O. Tackey. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was namens verweerder aanwezig mr. J.M. Sidler. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft het volgende relaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard dat [naam] , een vriend van zijn overleden vader, eiser in 2019 de kans bood om voor hem in Nederland te gaan werken. Toen eiser in februari 2020 in Nederland aankwam, bleek dat hij voor [naam] moest werken in de drugshandel. Eiser werd door [naam] enkele weken vastgehouden in een huis. Eiser weigerde mee te werken aan de drugshandel en werd daarop door [naam] mishandeld en bedreigd. Op 23 of 24 februari 2020 wist eiser te ontsnappen. [naam] is lid van de [organisatie] en heeft een foto van eiser met daarop ook drugs afgebeeld, verspreid in Nigeria en daarom vreest eiser bij terugkeer te worden gedood.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser eerder op 12 maart 2021 afgewezen als ongegrond. Hierbij heeft verweerder het asielrelaas van eiser niet aangemerkt als relevant element omdat de problemen een commuun delict betreffen en deze problemen zich in Nederland hebben afgespeeld. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft het hiertegen ingestelde beroep op 9 april 2021 gegrond verklaard en het besluit van 12 maart 2021 vernietigd omdat de door eiser gestelde vrees in Nigeria te maken heeft met zijn relaas, waardoor verweerder dit had moeten aanmerken als relevant element. [1]
3. Eiser heeft op 10 juni 2021 aangifte gedaan tegen [naam] van mensenhandel en heeft naar aanleiding daarvan op diezelfde datum een verblijfsvergunning regulier voor tijdelijke humanitaire gronden ontvangen voor de duur van een jaar. Het Openbaar Ministerie heeft op 17 juni 2021 besloten om geen vervolging in te stellen vanwege het ontbreken van aanknopingspunten voor nader opsporingsonderzoek. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder eisers verblijfsvergunning per 17 juni 2021 ingetrokken.
Standpunt verweerder
4.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen met [naam] inzake gedwongen drugssmokkel.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht maar eisers problemen met [naam] inzake gedwongen drugssmokkel acht verweerder ongeloofwaardig. Hieraan heeft verweerder - kort samengevat - het volgende ten grondslag gelegd:
4.2
Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij naar Europa is gekomen. Tijdens het aanmeldgehoor en nader gehoor heeft eiser anders verklaard.
Ook heeft eiser inconsistent verklaard over de aanvraag van een Frans visum. Verweerder acht het verder vreemd dat eiser weinig weet te vertellen over [naam] . Zo weet eiser niet zijn volledige naam. Dat [naam] tot de [organisatie] zou behoren, vermoedt eiser enkel omdat hij gezien heeft dat [naam] op een speciale wijze (zoals leden van die cult doen) handen heeft geschud. Ook baseert eiser enkel op niet nader onderbouwde vermoedens dat [naam] zijn foto naar de [organisatie] in Nigeria heeft gestuurd en hij hierdoor overal gevaar loopt. Daarnaast staat op het Facebookaccount van eiser een profielfoto die gemaakt is in Italië op 21 januari 2019, waaruit kan worden opgemaakt dat eiser al voor 2020 in Europa heeft verbleven. Ook werpt verweerder aan eiser tegen dat hij pas een jaar na zijn inreis aangeeft aangifte te willen doen.
Beoordeling rechtbank
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen met [naam] inzake gedwongen drugssmokkel ongeloofwaardig zijn geacht. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
5.2
Verweerder werpt aan eiser tegen dat hij inconsistent heeft verklaard over de aanvraag van een Frans visum en legt daaraan het volgende ten grondslag. Eisers moeder en [naam] zouden in 2017 of 2018 zonder dat eiser dit wist een Frans visum voor hem hebben aangevraagd. Uit EU-VIS blijkt dat op 7 februari 2019 een Frans visum is aangevraagd in Lagos waarbij eiser zelf betrokken is geweest. Eiser heeft verklaard dat hij pas in 2019 op de hoogte raakte van de poging om een visum te regelen en hiervan eerder niets wist. Dit betoog volgt de rechtbank niet. Uit eisers verklaringen zoals afgelegd tijdens het aanmeld- en nader gehoor [2] leidt de rechtbank af dat eiser wel wist van de visumaanvraag en hier zelf ook bij betrokken is geweest, maar dat hij niet wist dat [naam] ook hierbij betrokken was. Eiser heeft in de kern verklaard dat hij in 2017 of 2018 met de hulp van zijn moeder een visum heeft aangevraagd voor Frankrijk, maar dat dit niet gelukt is. Eiser kwam er in Europa pas achter dat [naam] betrokken was bij die visumaanvraag, toen [naam] hem dit vertelde. Enkel uit eisers antwoord op pagina 12 van het nader gehoor dat hij niets afwist van de poging om een Frans visum te regelen, kan wat anders worden afgeleid. Dit heeft eiser echter in de correcties en aanvullingen direct verduidelijkt. [3] Eiser heeft dit gedaan voordat hem is tegengeworpen dat hij inconsistent heeft verklaard over de poging om een Frans visum te verkrijgen, waardoor de rechtbank niet inziet waarom dit betoog niet door verweerder wordt gevolgd.
5.3
Op de zitting is verder door zowel de rechtbank als partijen geconstateerd dat eiser niet de persoon is die op de profielfoto van zijn Facebookaccount staat afgebeeld. Verweerders tegenwerping dat is gebleken dat eiser voor 2020 al in Europa heeft verbleven, kan dan ook geen standhouden.
5.4
Verweerder heeft verder aan eiser tegengeworpen dat hij pas een jaar na zijn inreis heeft aangegeven aangifte van mensenhandel te willen doen. Dit klemt volgens verweerder temeer nu eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard hiertoe reeds de intentie te hebben gehad toen hij zich aanmeldde voor de asielaanvraag. Verder heeft eiser gedurende dat jaar rechtsbijstand gehad. Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat hij na zijn ontsnapping niet de kans kreeg om zijn verhaal te doen en dat hij ook tijdens het aanmeldgehoor er niet op is gewezen dat hij aangifte kon doen bij de politie. Daarbij is het volgens eiser onjuist dat hij op dat moment rechtsbijstand had. Het eerste gesprek met zijn advocaat heeft pas plaatsgevonden in januari 2021. Eiser is toen door zijn advocaat voorgelicht over de mogelijkheid tot het doen van aangifte en de tijdelijke verblijfsvergunning in dat verband. Eiser heeft dit toen laten bezinken en heeft een paar weken later aan zijn advocaat aangegeven aangifte te willen doen. Naar aanleiding hiervan is contact opgenomen met de AVIM [4] voor het maken van een afspraak. Bij de AVIM was een lange wachtlijst, waardoor het nog even heeft geduurd voordat eiser daadwerkelijk aangifte kon doen. De rechtbank acht dit verhaal van eiser aannemelijk en is dan ook van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid aan eiser heeft kunnen tegenwerpen dat hij pas een jaar na zijn inreis heeft aangegeven aangifte te willen doen. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser tijdens het nader gehoor heeft aangegeven dat hij na zijn ontsnapping dacht dat hij zijn verhaal kon doen bij de politie, maar dat hier verder geen vragen over werden gesteld en dat hij vervolgens een adres kreeg om naar toe te gaan. [5] In Budel heeft eiser zijn verhaal verteld en hij ging ervan uit dat zij met de politie samenwerkten en dat zij zijn verhaal aan hen zouden vertellen. [6] Deze verklaringen sluiten aan bij hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd en verklaren waarom eiser niet eerder actie heeft ondernomen om aangifte te doen. Daarnaast acht de rechtbank nog van belang dat eiser zich in een kwetsbare situatie bevond, in een voor hem onbekend land.
5.5
De overige punten van verweerder, waaronder dat eiser weinig weet te vertellen over [naam] en de tegenstrijdige verklaringen ten aanzien van de data van uit- en inreis, bieden naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende motivering voor het ongeloofwaardig achten van eisers problemen met [naam] vanwege de gedwongen drugssmokkel. Hierbij acht de rechtbank mede van belang dat, zoals ook door verweerder is erkend, eisers verklaringen overeenkomen met relevante landeninformatie. Ook neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat verweerder ten aanzien van eisers verklaringen over de periode dat hij vast werd gehouden en zijn ontsnapping, geen punten heeft aangedragen op grond waarvan deze verklaringen niet kunnen worden gevolgd.
6. De conclusie is dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding om het geschil finaal te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Grundmeijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Bijlage

Aanmeldgehoor
Pagina 14:
‘Heeft u ooit een visum aangevraagd?
Ja, in 2017.
Voor welk land was dat?
Frankrijk.
Heeft u dat visum ook verkregen?
Nee, ik heb het niet gekregen.
Met welk doel heeft u dat visum aangevraagd?
[naam] wilde mij helpen om naar Europa te gaan en om ergens anders een beter leven op te bouwen.’
Nader gehoor
Pagina 3 (vrije relaas):
‘Ik wist toen niet dat [naam] eerder met mijn moeder achter mijn rug om mij hadden geprobeerd naar Europa te krijgen. Toen moest ik een Frans visum krijgen om de reis te kunnen maken. Maar dat is toen niet gelukt. Dat gebeurde in 2017 of in 2018.’
Pagina 11 en 12:

Kunt u iets meer vertellen over de poging in 2017 om een Frans visum aan te vragen?
Mijn moeder heeft mij niet verteld dat dezelfde [naam] degene was die eerder had geprobeerd te regelen dat ik naar Nederland kwam. Maar [naam] is daarna op bezoek geweest bij onze winkel. Toen hij vervolgens vertelde dat hij met mijn moeder wilde gaan praten kwam ik erachter dat hij degene was die mij naar Nederland wilde halen. Hij deed dat omdat hij bevriend was met mijn vader.
Ik begrijp het tijdspad niet helemaal. Wanneer kwam [naam] bij u in de winkel?
[naam] is niet in 2017 bij de winkel langs geweest. Ik zag hem voor het eerst in 2019 toen hij naar de winkel kwam. In 2017 was [naam] samen met mijn moeder aan het regelen om te kijken of ik een visum kon krijgen. Dat was in 2017 of in 2018.
U had geen contact met uw moeder en u kende [naam] niet. Hoe weet u ervan
dat in 2017 of 2018 zij een visum voor u probeerden te regelen?
Nadat ik in Europa was heeft [naam] mij dit verteld. Hij vertelde dat omdat ik weigerde naar hem te luisteren en hem dingen vroeg. Hij vertelde dat hij toen had gepoogd om mij naar Europa te krijgen, om dat te realiseren.
Begrijp ik u goed dat u pas in 2019 op de hoogte raakte van de poging een Frans visum te regelen?
Ik wist er inderdaad niets van. Ik ben op 2 februari 2020 naar Europa gekomen. Toen ik hier kwam heb ik dat van [naam] te horen gekregen.’
Pagina 22 en 23:

Kunt u nog eens toelichten waarom [naam] met uw moeder wilde spreken over uw reis naar Europa? U was immers een volwassen man en had al lang geen contact meer met haar gehad.
Ik geloof dat het iets was wat tussen mijn moeder en [naam] was gepland. Want ze hebben al in 2017 of 2018 een poging gedaan, wat niet lukte. Mogelijk heeft mijn moeder met hem besloten hem naar de winkel te sturen en samen naar mijn moeder te gaan. Dan kon zij in haar aanwezigheid toestemming geven.
U wist toen nog niet dat zij dat al eerder geprobeerd hadden. Wat is de reden dat u samen naar uw moeder toeging?
Ik heb eerder aangegeven dat ik erachter kwam dat zij zoiets hadden bedacht toen ik in Europa zat. Dat had [naam] mij verteld omdat ik weigerde zijn opdracht uit te voeren. Hij had veel kosten gemaakt om mij hier naar toe te brengen.’
Correcties en aanvullingen nader gehoor
‘Pagina 8, vraag 4, aanvulling:
"Mijn moeder heeft mij teruggeroepen." Dat is rond 2017 geweest, toen zij een paspoort
voor mij geregeld heeft en de aanvraag voor het Franse visum is gedaan. Mijn moeder heeft
toen zelf contact met mij gelegd, en verteld dat ze wilde proberen me naar iemand in Europa te sturen. Achteraf bleek dat [naam] te zijn, maar dat wist ik toen niet.
Toen de aanvraag voor het Franse visum is afgewezen, en het plan niet doorging, is het
contact tussen ons weer verbroken, tot het moment dus in 2019 dat ik samen met [naam] en
Rotimi naar haar toe ben gegaan.’
‘Pagina 12, vraag 1, aanvulling:
En in de periode dat mijn moeder dat visum voor mij heeft proberen te regelen, had ik wel
contact met haar.
Pagina 12, vraag 2, correctie/aanvulling:
Ik was er wel van op de hoogte dat er een poging was gedaan een visum voor mij te regelen, maar ik wist niet dat [naam] hierbij betrokken was.’

Voetnoten

1.NL21.4148.
2.Zie in de bijlage van deze uitspraak de betreffende passages.
3.Zie voor de betreffende correcties en aanvullingen de bijlage van deze uitspraak.
4.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
5.Pagina 6 en 16.
6.Pagina 16.