ECLI:NL:RBDHA:2021:14225
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met overdracht aan Duitse autoriteiten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Gorsselink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 20 oktober 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de verzoekster zou worden overgedragen aan de Duitse autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van haar asielaanvraag. De verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, in afwachting van de uitkomst van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van dezelfde datum, met zaaknummer NL21.17407, heeft de rechtbank het beroep van de verzoekster behandeld. Aangezien de rechtbank in die uitspraak het beroep heeft afgewezen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.