ECLI:NL:RBDHA:2021:14224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
NL21.17406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake overdracht aan Duitse autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Gorsselink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 20 oktober 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat eiseres zou worden overgedragen aan de Duitse autoriteiten, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielaanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateerde dat het beroepschrift van eiseres geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. Eiseres was in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen een termijn van vijf werkdagen na een herinneringsbrief van 5 november 2021. Echter, eiseres heeft geen gronden ingediend binnen deze termijn. Pas op 7 december 2021, na het verstrijken van de termijn, heeft eiseres verzocht om een nadere termijn voor het indienen van gronden, waarbij zij verwees naar een vergissing op het kantoor van haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om het niet-herstellen van het verzuim niet aan eiseres toe te rekenen.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17406
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

v-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. E. Gorsselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres wordt overgedragen aan de Duitse autoriteiten, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag.1
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb bevat het beroepschrift de gronden van beroep. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits eiseres de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een haar daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift van eiseres geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 5 november 2021 hierop gewezen en haar in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen vijf werkdagen na de verzending van de brief. Daarbij is eiseres erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gronden niet binnen de gestelde termijn worden ingediend. Eiseres heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Eerst op 7 december 2021, dus ruim na het verstrijken van de termijn voor het herstellen van het verzuim, heeft eiseres verzocht om een nadere termijn voor het indienen van gronden. Daarbij is gewezen op – kort gezegd – een vergissing op het kantoor van de gemachtigde van eiseres. Dit zijn geen feiten of
1. Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening (verordening nr. 604/2013).
omstandigheden die maken dat het niet-herstellen van het verzuim niet aan eiseres kan worden toegerekend. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb.
3. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.