Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in de zaak van de beëindiging van het ouderlijk gezag over de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2020. Het verzoek tot beëindiging van het gezag is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van de problematiek van de ouders, [X] en [Y]. De ouders hebben zich in september 2020 gemeld bij Veilig Thuis, omdat zij de zorg voor [voornaam minderjarige] niet meer konden dragen. De moeder had een terugval in drugsgebruik en de vader was werkloos en depressief, wat leidde tot financiële problemen en een gebrek aan emotionele beschikbaarheid voor de minderjarige.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds september 2020 bij de pleegouders verblijft en dat de ouders niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn de zorg voor hem op zich te nemen. De rechtbank oordeelt dat het gezag van de ouders beëindigd moet worden, omdat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] ernstig wordt bedreigd. De pleegouders zijn bereid om de voogdij over [voornaam minderjarige] op zich te nemen, wat de rechtbank in het belang van de minderjarige acht.
De rechtbank heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de ouders en pleegouders aanwezig waren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is gelast deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.