ECLI:NL:RBDHA:2021:14123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
NL20.18760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering en afkering van de islam

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraanse vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de afkering van de islam en de bekering tot het christendom door verweerder als ongeloofwaardig zijn beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich van de islam heeft afgekeerd en zich heeft bekeerd tot het christendom, maar verweerder heeft haar verklaringen over de redenen van haar afkering en bekering niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 27 oktober 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar motieven voor de bekering en dat haar kennis van het christendom op belangrijke punten tekortschiet. De rechtbank concludeert dat verweerder niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de afkering van de islam en de bekering ongeloofwaardig zijn. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18760

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

ProcesverloopBij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Soltani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn eveneens verschenen mr. [A] en mr. [B] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1982 en heeft de Iraanse nationaliteit. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich van de islam heeft afgekeerd en is bekeerd tot het christendom. Er is een inval is geweest in bij het huis van haar schoonvader en in haar eigen huis in Iran. Daarbij zijn spullen van religieuze aard meegenomen. Ook wordt haar man gezocht door de Iraanse autoriteiten. Daarom kan zij niet meer terugkeren naar Iran.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege de bekering van haar echtgenoot;
3. Afkering van de islam;
4. Bekering tot het christendom.
Verweerder acht het eerste relevante element geloofwaardig, maar de andere relevante elementen niet. Nu de problemen van haar echtgenoot naar aanleiding van zijn bekering ongeloofwaardig zijn geacht, worden ook de problemen die eiseres stelt te hebben door de problemen van haar echtgenoot ongeloofwaardig geacht. Verder heeft eiseres tegenstrijdig en ongerijmd verklaard over haar afkering van de islam. Ook heeft zij haar persoonlijke redenen voor de afkering niet inzichtelijk gemaakt. De bekering acht verweerder eveneens ongeloofwaardig omdat eiseres haar motieven niet inzichtelijk heeft gemaakt, over onvoldoende kennis beschikt en niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar activiteiten zijn gegrond in een diepgewortelde, innerlijke overtuiging.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij haar afkering van de islam onvoldoende persoonlijk heeft gemaakt. Verder deed het haar pijn om tijdens de begrafenis van haar vader in haar vrijheid te worden beperkt en verplicht te moeten meedoen aan rituelen waarin zij niet gelooft. De islam is nooit haar eigen keuze geweest en zij is later bewust geworden van de regels die de islam stelt. Zij heeft genoeg redenen genoemd waarom zij van de islam is afgekeerd. Ten onrechte werpt verweerder tegen dat eiseres zich niet eerder interesseerde in het christendom. Verder heeft zij wel inzichtelijk gemaakt waarom zij zich in Nederland heeft bekeerd tot het christendom. Zij besefte dat het christendom op liefde is gebaseerd, dat zij direct tot God, de Vader, kan bidden en dat zij geen tussenpersoon nodig heeft. Verweerder bestempelt voorts haar uitleg over Johannes en over de heilige drie-eenheid ten onrechte als algemeen. Verder mag van haar als pas bekeerde niet verwacht worden om alle details van verschillende stromingen van het christendom uit te leggen. Ook heeft zij voldoende uitleg gegeven waarom zij naar de Leef!-kerk gaat. Daar voelt zij zich thuis. Tot slot heeft zij de effecten van haar bekering voldoende inzichtelijk gemaakt. Zij haalt veel kracht uit haar geloof en uit het bidden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Afkering van de islam
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de afkering van de islam niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat zij tegenstrijdig over het tijdspad van haar afkering heeft verklaard. Zo heeft zij in het aanmeldgehoor verklaard sinds haar veertiende of vijftiende niet meer te praktiseren, maar in het nader en aanvullend gehoor verklaard dat vanaf het moment dat zij ging studeren afstand heeft genomen van de islam. Verder heeft verweerder haar verklaringen over de redenen voor haar afkering niet overtuigend mogen vinden. Zij heeft slechts in het algemeen verklaard over de positie van de vrouw in de islam, maar zij betrekt dit niet op zichzelf. Dat zij nooit voor de islam heeft gekozen, betekent verder niet dat zij niet meer over haar afkering kan verklaren. Te meer niet zij meerdere keren heeft verklaard dat zij bang was om afstand te doen van de islam omdat dit strafbaar is in Iran. Ook heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat eiseres en haar echtgenoot slechts sporadisch over de afkeer van de islam spraken en dat zij de redenen van de afkering van haar echtgenoot niet weet. Haar angst geeft hier geen verklaring voor. Niet valt in te zien waarom zij uit angst niet over de afkeer wilde praten, maar wel voor het huwelijk met haar echtgenoot durfde te zeggen dat zij niet in de islam gelooft. Bovendien waren zij allebei op de hoogte van elkaars afkering. Voorts is in de Iraanse samenleving sprake van modernisering en zijn veel mensen niet erg religieus of praktiserend ingesteld. [1] Verweerder heeft dan ook van eiseres mogen verwachten dat zij inzichtelijk maakt waarom zij niet tot die grote groep niet-praktiserende moslims behoort maar een stap verder is gegaan en zich heeft afgekeerd. Daarin is zij niet geslaagd.
Bekering
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde afvalligheid en bekering gebaseerd heeft op WI 2019/18
Bekeerlingen. Uit WI 2019/18 volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering drie elementen betrekt, te weten: de motieven voor en het proces van bekering, de kennis van het nieuwe geloof en de praktische invulling hiervan. Alle drie de elementen worden betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering. De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds bezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventuele eerdere procedures. Volgens WI 2019/18 ligt het zwaartepunt bij de motieven voor en het proces van bekering.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiseres over haar bekering niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres haar motieven om te bekeren onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Het christendom lijkt voor eiseres vooral te draaien om de gemeenschap. Haar verklaringen geven echter geen blijk van een diepgewortelde, innerlijke overtuiging. Verder heeft verweerder het vreemd mogen achten dat eiseres weinig kan vertellen over de bekering van haar man en dat zij eerst in Nederland interesse had in zijn bekering. Daarnaast heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat eiseres geen onderzoek heeft gedaan naar voor haar belangrijke waarden in een geloof, maar heeft besloten om nadat zij werd geraakt het pad van haar medegelovigen te volgen. Nu zij heeft verklaard zich af te hebben gekeerd van de islam door de ongelijke rechten van vrouwen, mag van haar verwacht worden dat zij zich in de rechten van vrouwen binnen het christendom verdiept alvorens te bekeren.
6.1.
Voorts heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres wel enige kennis heeft van het christendom, maar dat haar kennis op belangrijke punten tekortschiet. Zo legt zij de heilige drie-eenheid onduidelijk uit, geeft zij een algemene uitleg over haar favoriete persoonlijkheid Johannes en heeft zij geen kennis over de Pinkstergemeente waar zij zich heeft laten dopen en naar de kerk gaat. De enkele stelling dat niet algemeen over Johannes en de heilige drie-eenheid heeft verklaard, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verder mag van eiseres verwacht worden dat zij kan verklaren over de stroming waartoe zij is bekeerd. Dat zij slechts net bekeerd is, maakt dat niet anders nu van eiseres verwacht mag worden dat zij zich verdiept in de stroming en kerk waartoe zij zich bekeert. Daarnaast heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de effecten van haar bekering – dat ze beter met problemen om kan gaan, dat ze kracht en steun krijgt om verder te gaan – onvoldoende mogen achten. Eiseres heeft daarmee geen inzicht gegeven in hoe het christendom voor deze veranderingen zou hebben gezorgd, wat de rol van het christendom hierin geweest is en waarom ze deze effecten aan haar gestelde nieuwe geloof toeschrijft. De enkele stelling dat zij wel overtuigend over de effecten van haar bekering heeft verklaard, leidt niet tot een ander oordeel.
6.2.
Eiseres heeft in beroep een verklaring van de pastoraal werker overgelegd. De brief is een bevestiging dat zij naar de kerk gaat en Bijbelstudie volgt. Over deze activiteiten is onder 6.1. al overwogen dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de effecten daarvan op haar leven zijn. De pastoraal werker stelt in de brief ook dat eiseres in woord en daad christelijk is en een bekeerling is die het geloof van Jezus Christus uitstraalt. Verweerder heeft daaraan niet ten onrechte beperkt gewicht toegekend. Het is een eigen oordeel van de pastoraal werker over de oprechtheid van de bekering van eiseres zonder dat daar concrete feiten aan ten grondslag liggen. Daarbij is het aan verweerder om een eigen beoordeling te maken van de oprechtheid van de bekering van eiseres.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de bekering van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Problemen autoriteiten
7. Ter zitting heeft eiseres betoogt dat zij Iran zonder problemen in en uit kon reizen omdat haar man nog niet in de negatieve belangstelling zou staan omdat het lang kan duren voordat die informatie in de systemen van de autoriteiten is verwerkt. Dit betoog volgt de rechtbank niet. Ter zitting is duidelijk geworden dat de informatie uit het Algemeen Ambtsbericht [2] waar eiseres naar heeft verwezen over illegale in- en uitreis gaat. Dat was bij eiseres echter niet aan de orde. De stelling dat het lang kan duren voordat negatieve informatie over iemand is verwerkt in de Iraanse systemen volgt daar evenmin uit. Verweerder heeft daarom het feit dat zij zonder problemen heeft kunnen in- en uitreizen terwijl haar man in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten zou staan, mogen betrekken bij zijn motivering. Te meer nu uit de landeninformatie volgt dat een huwelijk wordt geregistreerd in het geboorte-/identiteitsboekje. [3]
Conclusie
8. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Iran maart 2019, p. 30.
2.Algemeen Ambtsbericht Iran van februari 2021, p. 107.
3.Volgens het Algemeen Ambtsbericht Iran februari 2021, p. 23.